ECLI:NL:TGDKG:2015:4 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet834.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:4
Datum uitspraak: 20-01-2015
Datum publicatie: 25-02-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet834.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Het verzet slaagt op één onderdeel. Indien de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een executoriale titel op een ander overgaat, kan de executie eerst worden voortgezet na betekening van deze overgang aan de geëxecuteerde, aldus art. 431a Rv. Dat zulks is gebeurd blijkt noch uit het verweer noch uit de overgelegde producties. Ook heeft de gerechtsdeurwaarder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij onderzoek heeft gedaan naar de geldigheid van de beweerde overgang van de executiebevoegdheid, hetgeen wel van een redelijk handelend gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht. Klachtonderdeel gegrond. Maatregel van berisping opgelegd. Voor het overige wordt het verzet ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 januari 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 21 oktober 2014 met zaaknummer 263.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 834.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 14 april 2014, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 29 april 2014, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

-           Bij beslissing van 21 oktober 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 28 oktober 2014.

-           Bij brief, ingekomen op 10 november 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

-           Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 december 2014 alwaar de gemachtigde van klaagster is verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 20 januari 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder heeft een tweetal executiezaken ten laste van klaagster in behandeling

-           De gerechtsdeurwaarder heeft op grond van deze titels diverse executie-maatregelen ten laste van klaagster genomen en haar is beslag op de roerende zaken voor 15 april 2012 aangezegd.

-           Bij brief van 24 oktober 2012 heeft de gemachtigde van klaagster de gerechts-deurwaarder verzocht af te zien van het beslag roerende zaken, omdat andere executiemiddelen voor de hand zouden liggen.

-           Op 7 december 2012 is de besloten vennootschap [     ], tot 6 september 2012 [     ] geheten, in staat van faillissement verklaard.

-           Op 26 november 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder nog een bankbeslag namens [     ]. ten laste van klaagster gelegd, omdat hij niet op de hoogte zou zijn gebracht van de naamswijziging.

-           Op 24 mei 2013, 23 augustus 2013 en 24 maart 2014 heeft de gerechts-deurwaarder ten laste van klaagster bankbeslag gelegd ten bate van [     ].

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze:

1.      diverse malen beslag op haar bankrekening heeft gelegd, terwijl bij hem bekend was dat er geen saldo op de rekening stond, als gevolg waarvan klaagster iedere keer bankkosten heeft moeten betalen;

2.      op deze wijze verkapt loonbeslag heeft gelegd en op die wijze de voor klaagster geldende beslagvrije voet omzeilt;

3.      heeft geëxecuteerd op verzoek van een executant die niet bestaat;

4.      beslag roerende zaken heeft aangezegd, terwijl hij er weet van heeft dat de  inboedel in de woning toebehoort aan een derde;

5.      zich heeft schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling omdat de opdracht-gever een persoonlijke vriend van de gerechtsdeurwaarder is.   

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder uitgebreid en gemotiveerd verweer heeft gevoerd. Uit de stukken die daarbij zijn overgelegd, kan niet worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder fouten heeft gemaakt. Tegenover dat verweer zijn de enkele stellingen van klaagster niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat u it rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de beslagvrije voet slechts geldt voor een beslag onder de verstrekker van periodieke inkomsten. De beslagvrije voet geldt in beginsel niet bij een beslag onder de bank. Onder omstandigheden kan sprake zijn van misbruik van recht indien de beslagen bankrekening uitsluitend door een uitkering of loon wordt gevoed en de gerechtsdeurwaarder daarmee bekend is of moest zijn, maar dat is niet gesteld of gebleken.

5.3 Verder heeft de voorzitter overwogen dat uit het verweer blijkt dat het beslag telkens doel heeft getroffen, zij het voor betrekkelijk geringe bedragen, namelijk

€ 169,00. € 211,56, € 384,21 en € 168,00. De stelling dat er geen saldo op de rekening stond, gaat dus niet op. 

5.4 Daarnaast heeft de voorzitter overwogen dat de gerechtsdeurwaarder heeft toegelicht dat uit de beslagexploten blijkt dat niet namens [     ] beslag is gelegd, maar namens [     ] welke vennootschap de vordering op klaagster heeft overgenomen. Van een niet bestaande executant is dan geen sprake.

5.5 Vervolgens heeft de voorzitter overwogen dat de aanzegging beslag roerende zaken volgens de gerechtsdeurwaarder niet onterecht is, omdat de overdracht van de inboedel door klaagster aan de verkrijger als paulianeus is vernietigd. Dit standpunt lijkt niet onverdedigbaar. Het is verder niet aan de tuchtrechter om hierover een oordeel te vellen, maar aan de civiele rechter.

5.6 Tot slot heeft de voorzitter overwogen dat de enkele niet nader door klaagster onderbouwde stelling dat het de gerechtsdeurwaarder niet vrij zou staan om voor de executant op te treden wegens belangenverstrengeling onvoldoende is om tucht-rechtelijk laakbaar handelen vast te kunnen stellen.

5.7 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder geen zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de geldigheid van de cessies en de rechtsovergangen van de verschillende vennootschappen. De gerechtsdeurwaarder heeft op geen enkele wijze kunnen bewijzen dat hij met een geldige titel beslag heeft gelegd. Klaagster is daarover ook op geen enkele wijze door de gerechtsdeurwaarder geïnformeerd. Daarnaast heeft klaagster aangevoerd dat zij per 1 oktober 2013 in loondienst is, zodat in ieder geval het beslag van 24 oktober 2013 als een verkapt loonbeslag moet worden aangemerkt.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De beschikking van de voorzitter kan naar het oordeel van de Kamer op één onderdeel niet in stand blijven en dient op dat onderdeel te worden vernietigd. Het betreft hier het volgende.

7.2 De gerechtsdeurwaarder stelt zich met betrekking tot klachtonderdeel 3 op het standpunt dat hij slechts van zijn voormalige opdrachtgever heeft doorgekregen dat de vorderingen waren overgenomen door [    ], ten verzoeke van welke vennootschap de nadien verrichte ambtshandelingen zijn verricht. Indien de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een executoriale titel op een ander overgaat, kan de executie eerst worden voortgezet na betekening van deze overgang aan de geëxecuteerde, aldus art. 431a Rv. Uit het door de gerechtsdeurwaarder gevoerde verweer alsmede de overgelegde producties kan niet worden opgemaakt dat zulks is gebeurd. Ook heeft de gerechtsdeurwaarder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij onderzoek heeft gedaan naar de geldigheid van de beweerde overgang van de executiebevoegdheid, hetgeen wel van een redelijk handelend gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht. Klachtonderdeel 3 is dan ook terecht voorgesteld.

7.3 Ten aanzien van het overige kan het verzet niet slagen. Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht en op goede gronden geoordeeld dat niet is gesteld of gebleken dat de gerechtsdeurwaarder er van op de hoogte was dat de beslagen bankrekening uitsluitend door een uitkering of loon gevoed werd. Er is voor de Kamer dan ook geen aanleiding anders te oordelen dan de voorzitter heeft gedaan. Hetgeen door klaagster verder in verzet is aangevoerd, werpt naar het oordeel van de Kamer dan ook geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De Kamer zal het verzet daarom voor het overige ongegrond verklaren.

7.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet voor wat betreft klachtonderdeel 3 gegrond en voor het overige ongegrond;

-        vernietigt de beslissing van de voorzitter op klachtonderdeel 3 en laat het overige in stand;

-        verklaart klachtonderdeel 3 alsnog gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mrs. M. Nijenhuis en J.J.L. Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 januari 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.