ECLI:NL:TGDKG:2015:120 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet257.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:120
Datum uitspraak: 23-06-2015
Datum publicatie: 23-07-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet257.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 juni 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 10 maart 2015 met zaaknummer 524.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 257.2015 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 17 juli 2014 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 24 september 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 10 maart 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 15 maart 2015.

Bij brief van 26 maart 2015 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij brief van 19 april 2015 heeft klaagster het verzet aangevuld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 april 2015 alwaar beklaagde en zijn gemachtigde zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is nader bepaald op 23 juni 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:

a)      De gerechtsdeurwaarder is verzocht om tot tenuitvoerlegging van de grosse van een notariële akte houdende een geldlening met hypotheekstelling over te gaan. In maart 2014 is de grosse bij exploot betekend.

b)      Op 21 maart 2014 heeft de accountant van klaagster de gerechtsdeurwaarder samengevat medegedeeld dat de hoogte van de schuld werd betwist en is de gerechtsdeurwaarder verzocht contact op te nemen met zijn opdrachtgever.

c)      Bij brief met bijlagen en email met bijlagen van 11 juni 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster en haar accountant een specificatie van de vordering verstrekt.

d)     Op 20 mei 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster beslag gelegd onder het UWV op de uitkering van klaagster.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder samengevat dat hij beslag heeft gelegd voor een door klaagster betwiste vordering. Zeker in situaties waar de executie plaatsvindt op grond van een grosse van notariële akte, waar geen rechter aan te pas komt, dient de gerechtsdeurwaarder zich ervan te vergewissen dat de vordering rechtmatig is.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat de grosse van een notariële akte een voor ten uitvoer legging vatbare titel oplevert als bedoeld in artikel 430 Rv. Het is niet aan de gerechtsdeurwaarder de rechtmatigheid van de uit voormelde akte voortvloeiende vordering te onderzoeken. De gerechtsdeurwaarder mag in eerste instantie afgaan op de gegevens die hij van zijn opdrachtgever ontvangt. Bij bezwaren daartegen dient de gerechtsdeurwaarder die voor te leggen aan zijn opdrachtgever. Dat heeft de gerechtsdeurwaarder gedaan. De opdrachtgever heeft de vordering gehandhaafd. De gerechtsdeurwaarder was gehouden de executie voort te zetten. Indien klaagster het daarmee niet eens is, dient zij de kwestie voor te leggen aan de executierechter. Het tuchtrecht is niet de geëigende weg om dit geschil te beoordelen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klaagster aangevoerd dat zij en haar accountant van de bij de brief van 11 juni 2014 behorende bijlage alleen het eerste blad hebben ontvangen. De andere bijlage heeft klaagster in december 2011 van de Bank ontvangen. Naar aanleiding van die specificatie heeft haar accountant in 2012 en 2013 de Bank uitleg gevraagd over verschillende bedragen. Daarop is door de Bank nooit geantwoord.

6.2 Klaagster heeft voorts aangevoerd dat de voorzitter niet is ingegaan op de klacht dat de gerechtsdeurwaarder rauwelijks beslag heeft gelegd op haar uitkering. Door het beslag had klaagster nauwelijks inkomsten. Pas nadat beslag was gelegd is door de gerechtsdeurwaarder geïnformeerd naar inkomsten en uitgaven. Klaagster eist dat het bedrag dat onder het beslag is ingehouden weer aan klaagster wordt overgemaakt.

6.3 Met betrekking tot de schuld aan de Bank heeft klaagster aangevoerd dat zij niet akkoord gaat met het bedrag dat de Bank opeist. Diverse malen is de Bank verzocht aan te geven hoe ze aan bepaalde bedragen en kosten kwamen. Tot op heden is daar geen uitleg over gegeven.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Dat de voorzitter niet is ingegaan op de onder 6.2 omschreven klacht is gelegen in het feit dat dit onderdeel niet in de inleidende klacht staat vermeld. Voor zover dit een nieuwe klacht is kan daarop niet op worden ingegaan. Nieuwe klachten kunnen niet voor het eerst in verzet worden gedaan. Dit (pas) in verzet aangevoerde onderdeel wordt buiten beoordeling gelaten.

7.2 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. De gerechtsdeurwaarder is verzocht de grosse van een hypotheekakte aan klaagster te betekenen en verder ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft daarin een ministerieplicht. Klaagster heeft in december 2011 een uitgebreide specificatie van de vordering gekregen van de Bank. Dat klaagster en haar accountant commentaar hadden op de specificatie en daarop geen antwoord van de Bank hebben gekregen, kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten.

7.3  Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. Hetgeen door klaagster in verzet is aangevoerd werpt geen nieuw licht op de klacht waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

7.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, en mr. M.S.F. Voskens en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juni 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.