ECLI:NL:TGDKG:2015:10 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW52.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:10
Datum uitspraak: 06-02-2015
Datum publicatie: 25-02-2015
Zaaknummer(s): GDW52.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping met aanzegging
Inhoudsindicatie:   Meerdere fouten met betrekking tot de behandeling van een alimentatievordering. Er is een veel te hoog bedrag aan lopende alimentatieverplichting ingevoerd waarop - ook nadat klager de gerechtsdeurwaarders daarop aan heeft gesproken- niet adequaat is gereageerd. Ook nadat was gebleken dat teveel was ingehouden, hebben de gerechtsdeurwaarders alsnog om (gedeeltelijke) afdracht van het door het beslag getroffen bedrag verzocht. In samenhang bezien met het feit dat de gerechtsdeurwaarders hebben erkend dat ten onrechte beslag op klagers auto is gelegd worden de klachten gegrond verklaard. Maatregel berisping met aanzegging.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 februari 2015 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 52.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ], [     ] en [     ],

respectievelijk gerechtsdeurwaarder dan wel toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden sub 1 en 2,

gemachtigde [     ].

Verloop van de procedure

Bij brief van 4 februari 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen (een medewerker van het kantoor van) beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 26 februari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De zaak is behandeld ter zitting van 21 november 2014. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

1. De feiten

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een ten laste van klager gewezen vonnis terzake van het niet nakomen van een overeenkomst waarin onder meer de alimentatieverplichting is geregeld voor het kind van partijen en de aflossing van een lening. Per abuis is bij het aanmaken van het dossier de achterstand van € 1625,70 ingevoerd als alimentatieprolongatie per maand.

-           Op 11 maart 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag gelegd onder zijn werkgever. Op 27 maart 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag gelegd onder meer onder de [     ] bank (de Bank).

-           De Bank heeft op 24 april 2013 verklaring gedaan van de door het beslag getroffen tegoeden. De gerechtsdeurwaarder heeft met die verklaring niets gedaan tot januari 2014.

-           In de periode van maart tot en met juni 2013 zijn afdrachten gedaan door klagers werkgever; in de periode van juli tot en met september 2013 zijn geen afdrachten gedaan.

-           Op 23 oktober 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op de auto van klager. De openbare verkoop daarvan is op 19 november 2013 aangekondigd. Nadat klager hierop reageerde is de openbare verkoop opgeschort en opgeheven. Voorts is toen de foutieve invoer van de alimentatieverplichting geconstateerd en hersteld.

-           Eind oktober en eind november 2013 zijn opnieuw gelden geïnd via het loonbeslag.

-           Bij brief van 20 december 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager een specificatie verstrekt waaruit blijkt dat over oktober en november ten onrechte een bedrag van € 2.426,00 is ontvangen. Dit bedrag is aan klager geretourneerd op 12 december 2013.

-           Eind december 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder de Bank verzocht een bedrag van € 489,51 af te dragen.

-           Bij brief van 9 januari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op klagers klacht over de gang van zaken en voormelde afdracht/inhouding en is aan klager gemeld dat hij dan bij is, doch dat zijn termijnbetalingen bij vooruitbetaling verschuldigd zijn en is hij erop gewezen dat indien hij opnieuw in gebreke blijft het verschuldigde wederom via loonbeslag zal worden geïncasseerd.

-           Bij brief van 28 mei 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan het LBIO gemeld dat klager een lopende alimentatieverplichting heeft van € 489.51 per maand.

-           Ter zitting van 21 november 2014 is namens de gerechtsdeurwaarder(s) gemeld dat de titel geen alimentatiebeschikking  betrof, maar dat het ging om een titel ter zake de terugbetaling van een lening aan de ex-partner van klager.

2. De klacht

Op gronden als in de klacht vermeld verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat hij:

  1.  heeft verzuimd de Bank te verzoeken de onder het beslag vallende gelden af te dragen;
  2. niet eerlijk en juist te hebben gehandeld;
  3. bewijsstukken (te) laat aan klager te hebben aangeleverd;
  4. e-mails van klager niet heeft beantwoord;
  5. vragen van klager niet wil beantwoorden;
  6. een executoriale verkoop heeft voorbereid terwijl door klager € 3155,00 teveel was voldaan.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht op onderdeel f. erkend en voor de rest gemotiveerd verweer gevoerd. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1       Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. In deze procedure staat ter beoordeling of de gerechtsdeurwaarder in overeenstemming met voormelde norm heeft gehandeld en, zo dit niet het geval is, of een maatregel dient te worden opgelegd.

4.2       Het gerechtsdeurwaarderskantoor kan niet worden aangemerkt als beklaagde. Gebleken is dat de bestreden handelingen zijn uitgevoerd door dan wel onder verantwoordelijkheid van de aanhef van de beschikking genoemde (toegevoegd kandidaat-)gerechtsdeurwaarders. Daarom zijn deze aangemerkt als beklaagde.

4.3       De Kamer ziet aanleiding om de klacht gegrond te verklaren gelet op wat hierna wordt overwogen.

4.4       Zoals blijkt uit de hiervoor opgenomen feiten beklaagt klager zich er terecht over dat (medewerkers van) de gerechtsdeurwaarders fout op fout hebben gestapeld zodat de klacht, naast de erkende fout ten aanzien van onderdeel f.  daarom ook ten aanzien van de overige klachtonderdelen gegrond dient te worden verklaard.

4.5       Vast staat dat in eerste instantie een veel te hoog bedrag aan lopende alimentatieverplichting is ingevoerd en dat daarna - ook nadat klager de gerechtsdeurwaarders eind 2013 aanschreef en aansprak op de gemaakte fouten - niet adequaat is gereageerd.

4.6       Voorts staat vast dat de gerechtsdeurwaarder in eerste instantie niets met de verklaring van de Bank heeft gedaan, maar zelfs nadat was gebleken dat teveel was ingehouden, alsnog om (gedeeltelijke) afdracht van het door het beslag van 27 maart 2013 getroffen bedrag heeft verzocht. Gelet op het feit dat van de werkgever van klager in de periode van juli tot en met september 2013 geen afdrachten zijn ontvangen had er toen al aanleiding moeten bestaan om te onderzoeken of klager inmiddels had voldaan aan zijn verplichtingen. Dat onderzoek had er toe geleid dat het beslag onder de bank moest worden opgeheven, immers het verschuldigde was voldaan.  

4.7              Vorenstaande in samenhang bezien met het feit dat de gerechtsdeurwaarder erkent dat hij ten onrechte beslag op klagers auto heeft gelegd en de verkoop daarvan heeft voorbereid, terwijl de gemachtigde eerst ter zitting heeft toegelicht dat het hier - anders dan vermeld in het verweerschrift - niet gaat om de executie van een alimentatiebeschikking maar om de executie van een verstekvonnis dat is gewezen omdat klager een tussen hem en zijn  ex-partner gesloten overeenkomst met betrekking tot de alimentatie en de afbetaling van een lening niet nakwam, leidt de Kamer tot het oordeel dat na te melden maatregel op zijn plaats is.

5.         Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     legt aan de gerechtsdeurwaarders de maatregel van berisping op met de aanzegging dat indien andermaal door hen een van de in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde handelingen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden  en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 februari 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kunnen partijen binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.