ECLI:NL:TAHVD:2015:247 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7412

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2015:247
Datum uitspraak: 21-08-2015
Datum publicatie: 21-08-2015
Zaaknummer(s): 7412
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen: Anders
Inhoudsindicatie: Tussenbeslissing. Partijen verschillen van mening over toedracht feiten. Nader onderzoek naar feiten noodzakelijk. Horen getuigen, overleggen stukken en nader onderzoek door deken.

Beslissing

van 21 augustus 2015

in de zaak 7412

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 12 januari 2015, onder nummer L 211-2014, aan partijen toegezonden op 13 januari 2015, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder onderdeel 5 ongegrond is verklaard, de onderdelen 1, 2, 3 en 4 gegrond zijn verklaard en ter zake aan verweerder de maatregel van schrapping van het tableau, ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing, is opgelegd en beveelt dat het enkele feit van deze schrapping van verweerder van het tableau door de deken binnen het arrondissement openbaar zal worden gemaakt op de aldaar gebruikelijke wijze zodra deze onherroepelijk is geworden.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2015:8.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 9 februari 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van klager;

-    de e-mail van de gemachtigde van klager aan het hof van 8 mei 2015;

-    de e-mail van de gemachtigde van klager aan het hof van 21 mei 2015;

-    de brief van verweerder aan het hof van 2 juni 2015 met als bijlage een brief van dezelfde datum gericht aan de griffie van de raad, houdende een verzoek tot aanpassing van het proces-verbaal;

-    de e-mail van 8 juni 2015 van de griffie van de raad met als bijlage de brief van 4 juni 2015 gericht aan de advocaat van verweerder waaruit blijkt dat de griffier namens de voorzitter van de raad laat weten geen grond te zien het proces-verbaal te wijzigen.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 19 juni 2015, waar enerzijds klager en zijn zus, vergezeld door hun raadsman en anderzijds verweerder, vergezeld door zijn raadsman, zijn verschenen. De raadsman van verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    sprake is geweest van belangenverstrengeling: verweerder behartigde de belangen van klager en zijn familie als nabestaanden en benadeelde partij in een strafzaak en tegelijk ook de belangen van de verdachte in diezelfde zaak;

2.    hij klager en zijn familie gedurende vijf maanden aan het lijntje heeft gehouden;

3.    hij weigert het dossier over te dragen aan klager;

4.    hij weigert het betaalde honorarium terug te betalen.

4    FEITEN

4.1    Het volgende is komen vast te staan.

4.2    Klagers broer is op 9 juni 2013 om het leven gebracht. Klager en zijn familie hadden zich eerst tot mr. R. gewend voor rechtsbijstand. Nadien, op 10 september 2013 dan wel 17 september 2013 hebben klager en zijn familie zich tot verweerder gewend teneinde als nabestaanden van het slachtoffer te worden bijgestaan in de strafzaak jegens de heer V, die van dit misdrijf werd verdacht.

4.3    Op 19 september 2013 heeft klagers familie een bedrag van circa € 1.700,-- inclusief BTW aan verweerder voldaan ten behoeve van verweerders honorarium.

4.4    Bij e-mail van 30 september 2013 heeft de zus van klager een e-mail gestuurd naar [emailadres] (hof: de in de e-mail gehanteerde schrijfwijze komt niet overeen met de kantoornaam). In deze e-mail verzoekt zij om de e-mail door te sturen naar verweerder en beschrijft zij dat zij de officier van justitie heeft verzocht om – onder meer – de verdachte (die zij in de e-mail met voor- en achternaam noemt) te dagvaarden.

4.5    Bij brief d.d. 21 februari 2014 heeft mw. N. namens het Openbaar Ministerie (hierna: “OM”) aan klagers contactpersoon in Nederland, mr. K., onder meer het volgende geschreven:

“Op 14 oktober 2013 kwam het OM ter ore dat de opvolgend raadsman [verweerder], gevestigd te M. zou zijn. Aangezien [verweerder] eveneens de raadsman van de verdachte in deze zaak is, is telefonisch contact gelegd met [verweerder]. Hij liet weten zich terug te trekken als advocaat van de familie [naam klager].”

4.6    De zitting in de strafzaak was bepaald op 21 januari 2014. Op 17 januari 2014 trok verweerder zich terug als advocaat van klager en zijn familie. Verweerder heeft het dossier die dag overgedragen aan mr. S., advocaat te M. Voorts heeft verweerder van het door klager betaalde bedrag van circa € 1.700,-- een bedrag van € 1.500,-- doorbetaald aan mr. S. Verweerder heeft de familie van klager diezelfde dag van het voorgaande telefonisch op de hoogte gesteld.

4.7    Mr. S. heeft zich bij brief d.d. 20 januari 2014 gesteld als advocaat van klager en zijn familie. Verweerder is de verdachte, de heer V, blijven bijstaan.

5    BEOORDELING

5.1    Op 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De gewijzigde Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 bij de deken zijn ingediend. De onderhavige klacht is ingediend vóór 1 januari 2015, en zal dus worden beoordeeld aan de hand van de Advocatenwet zoals die vóór 1 januari 2015 gold, hierna aan te duiden als “Advocatenwet (oud)”.

5.2    Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is gebleken dat partijen met elkaar van mening verschillen ten aanzien van de toedracht van diverse gebeurtenissen. Zo stelt verweerder dat het door hem gevoerde intake-gesprek, dat volgens hem in het Engels werd gevoerd, bij hem op zijn kantoor in M. heeft plaatsgevonden op 10 september 2013, waarbij de zus van klager aanwezig was. Volgens klager heeft het intake-gesprek daarentegen plaatsgevonden op 17 september 2013, werd er Nederlands gesproken en was zijn zus daarbij niet aanwezig. De zus van klager, die in de Verenigde Staten woont, heeft ter zitting verklaard dat zij niet aanwezig is geweest bij het intake-gesprek.

5.3    Het standpunt van verweerder, inhoudende dat ten tijde van het intake-gesprek niet duidelijk was wie als verdachte werd aangemerkt in de zaak waarin hij de belangen van klager en diens familie zou behartigen, is ter zitting door klager en zijn zus weersproken. Klager heeft verklaard dat in de aantekeningen die aan verweerder zijn overhandigd, zeker de naam van de verdachte (die uiteindelijk is bijgestaan door verweerder) heeft gestaan. Klager heeft voorts verklaard dat aan verweerder een kopie van een brief van het arrondissementsparket d.d. 16 augustus 2013 over de pro-formazitting van 24 september 2013 is overgelegd (in welke brief de naam van verdachte en het betreffende parketnummer zijn vermeld). De zus van klager heeft verklaard dat aan verweerder van alles is gegeven, waaronder een lijst met daarop de namen van de verdachten in die zaak. De vorige advocaat, mr. R., heeft alles doorgestuurd, zodat verweerder wist wie de verdachte was in deze zaak, aldus klager.

5.4    Verweerder heeft niet alleen ontkend dat hij de brief van 16 augustus 2013 heeft ontvangen, dan wel dat de naam van de verdachte in voornoemde aantekeningen stond: “Anders was ik er wel eerder achter gekomen”, maar ook heeft hij verklaard dat als de naam van de verdachte is genoemd in de e-mail van 30 september 2013, deze e-mail hem niet heeft bereikt. Geconfronteerd met de brief van 21 februari 2014 van mw. N. van het arrondissementsparket Oost-Nederland, waarin zij schrijft dat het OM contact heeft gelegd met verweerder om hem te wijzen op het tegenstrijdig belang, heeft verweerder ten slotte verklaard dat het gesprek hem niet meer bij staat.

5.5    Gelet op deze uiteenlopende lezingen van de feiten, acht het hof het instellen van een nader onderzoek naar de feiten noodzakelijk. Het hof wenst mr.  R. te horen als getuige ten aanzien van de inhoud van het dossier dat zij heeft overgedragen aan verweerder. Verder wenst het hof mw. N. te horen als getuige ten aanzien van het telefoongesprek met verweerder dat wordt beschreven in haar brief van 21 februari 2014.

5.6    Op voet van artikel 49 lid 4 van de Advocatenwet (oud), dat in artikel 57 lid 2 van die wet van overeenkomstige toepassing is verklaard op de behandeling in hoger beroep, draagt het hof het horen van deze getuigen op aan mr. A.J. Louter, lid van het hof. Om proceseconomische redenen zal de griffie zelf zorgdragen voor de oproeping van deze getuigen.

5.7    Daarnaast wenst het hof vast te stellen of de zus van klager bij het intake-gesprek in september 2013 aanwezig is geweest. Nu de zus van klager in de Verenigde Staten woont, is mogelijkerwijs aan de hand van haar paspoort vast te stellen of en zo ja wanneer zij Nederland heeft bezocht. Klager wordt in dat verband verzocht om een kopie van het paspoort van zijn zus aan het hof ter hand te stellen.

5.8    Bovendien wenst het hof inzage te hebben in het dossier dat verweerder heeft overgedragen aan mr. S. Het hof zal de deken verzoeken om in dat kader nader onderzoek te doen en het dossier op te vragen en ter hand te stellen aan het hof. Relevant daarbij is welke stukken in het kader van de overdracht door verweerder aan mr. S. zijn verstrekt.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    draagt het horen van de getuigen – onder mr. R en mw. N. – op aan mr. A.J. Louter, lid van het hof;

-    verzoekt klager om een kopie van het paspoort van zijn zus aan het hof ter hand te stellen;

-    verzoekt de deken om nader onderzoek te doen en het dossier bij mr.  S. op te vragen en ter hand te stellen aan het hof;

-    houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.B.A.P.M. Ficq, A.J. Louter en R.H. Broekhuijsen leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2015.

griffier    voorzitter                            

De beslissing is verzonden op 21 augustus 2015.