ECLI:NL:TADRSGR:2015:222 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4655/14.204

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:222
Datum uitspraak: 21-09-2015
Datum publicatie: 23-10-2015
Zaaknummer(s): R. 4655/14.204
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klager klaagt over de advocaat van de wederpartij. Vaste rechtspraak is dat een advocaat geen tegenstrijdige belangen mag behartigen. Vaste rechtspraak is ook dat alleen de partij betrokken bij het (mogelijke) belangenconflict kan klagen. Een tegenpartij kan alleen klagen als hij zelf rechtstreeks betrokken is bij dat belangenconflict. Ten aanzien van het verlenen van rechtsbijstand aan één van de partijen overweegt de raad dat klaagster ontvankelijk is aangezien zich de uitzonderingssituatie voordoet. Ook de klacht wordt gegrond verklaard overwegende dat verweerster het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad omdat verweerster zich belast heeft met het zich belasten met de behartiging van de belangen van twee partijen die strijdig (kunnen) zijn. Volgt een enkele waarschuwing als maatregel.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 3 november 2014 met kenmerk K003 2014, door de raad ontvangen op 4 november 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 juni 2015 in aanwezigheid van klaagster vergezeld van de heer R, alsmede verweerster vergezeld van haar gemachtigde mr. G., advocaat te Den Haag. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 Naast het dossier van de deken is er binnengekomen een brief van 1 juni 2015 met bijlagen van de gemachtigde van verweerster.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1 Klaagster treedt op namens de erven van de heer K. De heer K. heeft in de periode voorafgaande aan de tweede wereldoorlog een  kunstcollectie verzameld. De heer K. verloor het bezit van deze collectie in april 1940. De collectie, althans delen daarvan, zijn in handen gekomen van de Staat, alsmede van de gemeente Rotterdam en  het museum Boijmans Van Beuningen te Rotterdam.

2.2 De erven van de heer K. spannen zich in om (delen van de) collectie van de heer K. gerestitueerd te krijgen. Er zijn diverse procedures gevoerd tegen onder meer de Staat. De Staat is in die procedures bijgestaan door (het kantoor van) verweerster.

2.3 De erven hebben een procedure in kort geding aangespannen tegen de door de Staat ingestelde onafhankelijke commissie, de zogenaamde restitutie-commissie (ook RC). Deze commissie adviseert de Staat met betrekking tot het al dan niet restitueren van de kunstvoorwerpen waarvan het bezit verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden rechtstreeks samenhangend met het naziregime.

2.4 Verweerster treedt als advocaat op voor deze onafhankelijke commissie, als onderdeel van het Ministerie van OC&W, en daarmee de Staat.

2.5 De erven hebben een verzoekschrift tot een voorlopig deskundigenbericht ingediend bij de rechtbank Rotterdam. Dit verzoekschrift heeft betrekking op de collectie van de heer K. Als belanghebbenden hebben te gelden de Staat, het museum Boijmans Van Beuningen en de gemeente Rotterdam. Verweerster treedt namens alle belanghebbenden als advocaat op.

2.6 Bij brief van 3 januari 2014 heeft klaagster namens de erven een klacht ingediend bij de deken.

3 KLACHT

3.1 Klaagster verwijt verweerster dat zij niet gehandeld heeft in overeenstemming met hetgeen een goed advocaat betaamt door in de bij de rechtbank Rotterdam aanhangige verzoekschriftprocedure zowel op te treden voor de Staat, het museum Boijmans Van Beuingen en de gemeente Rotterdam, terwijl de positie en de belangen van deze drie partijen onderling verschillend en niet goed verenigbaar zijn.

3.2 Klaagster stelt voorts dat het verweerster niet vrijstaat om als raadsvrouw op te treden voor de restitutiecommissie, aangezien verweerster tevens heeft opgetreden voor partijen die als wederpartij van de erven K. betrokken zijn in procedures, onder meer ten overstaan van deze commissie. Klaagster wijst er daarbij op dat het door deze onafhankelijke commissie nagestreefde belang, namelijk onafhankelijke beoordeling van en het recht doen aan verzoeken tot restitutie, potentieel strijdig is met het belang van het museum, de Gemeente en de Staat voor zover deze laatste eigendom claimt. Het belang dat deze drie partijen hebben bij het behouden van de collectie, kan conflicteren met het door de commissie nagestreefde belang van onafhankelijke en objectieve advisering, welke advisering immers kan resulteren in een advies tot restitutie van kunstvoorwerpen uit de collectie

van de heer K.

3.3 De advocaat die deze commissie in rechte bijstaat, kan niet tegelijk en in hetzelfde dossier opkomen voor belangen die rechtstreeks strijdig zijn met die van de erven, zoals de belangen van onder meer de Gemeente en het museum om de betreffende delen van de collectie aan zich te houden.

4 VERWEER

4.1 Klaagster verwijst ter onderbouwing van de klacht naar gedragsregel 7. Verweerster stelt voorop dat deze regel naar vaste jurisprudentie de cliënt of voormalige cliënt van een advocaat beoogt te beschermen en dat een wederpartij op deze regel geen beroep toekomt. De klacht dient derhalve ongegrond verklaard te worden.

4.2 De Gemeente, het museum en de Staat hebben, net als verweerster zelf, geen aanleiding gezien om af te zien van de diensten van verweerster. Er is geen enkele reden voor verweerster om zich terug te trekken. Het is niet aannemelijk dat er in de toekomst een belangenconflict zou kunnen ontstaan.

4.3 Verweerster wijst erop dat de kort gedingprocedure, waarin zij optreedt voor de restitutiecommissie, uitsluitend betrekking heeft op de door deze commissie gevolgde procedure en de vraag of daarin ruimte is voor een interventie door de rechter. Van een tegenstrijdig belang kan dan ook geen sprake zijn.

4.4 Verweerster verzoekt de klacht ongegrond te verklaren.

5 BEOORDELING

Het is vaste rechtspraak dat een advocaat geen tegenstrijdige belangen mag behartigen en een zaak evenmin mag behandelen indien aannemelijk is dat

een belangenconflict zal ontstaan.

5.1 Het is tevens vaste rechtspraak dat alleen de partij die betrokken is bij het (mogelijke) belangenconflict kan klagen. Dit houdt in dat een tegenpartij niet kan klagen dat de advocaat een cliënt bijstaat, die hij onder het verbod van het behartigen van tegenstrijdige belangen niet zou mogen bijstaan, als deze tegenpartij niet zelf rechtstreeks bij dat belangenconflict betrokken is.

5.2 Uit de dossierstukken en het verhandelde ter zitting is niet komen vast te staan dat klaagster rechtstreeks betrokken is bij een eventueel belangenconflict tussen de Staat, de Gemeente en het museum.

5.3 De klacht is in zoverre niet-ontvankelijk.

5.4 Met betrekking tot het onderdeel van de klacht dat ziet op de bijstand door verweerster aan de restitutiecommissie overweegt de raad dat er sprake zou kunnen zijn van een belangenconflict tussen de Staat enerzijds en de restitutiecommissie anderzijds. Het advies van de restitutiecommissie zou immers kunnen luiden dat kunstvoorwerpen gerestitueerd dienen te worden aan de erven van de heer K., terwijl de Staat het betreffende advies niet zou willen opvolgen. In dat geval worden de belangen van klaagster direct geraakt, aangezien deze zien op restitutie van kunstwerken. In zoverre is klaagster dan ook rechtstreeks betrokken bij een mogelijk belangenconflict tussen Staat en restitutiecommissie.

5.5 Derhalve doet zich de uitzonderingssituatie voor dat klaagster ontvankelijk is in haar klacht over het optreden van verweerster als advocaat voor zowel de Staat als voor de restitutiecommissie.

5.6 De raad is van oordeel dat  verweerster door  voor zowel de Staat als voor de restitutiecommissie op te treden het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad, omdat verweerster zich aldus met de behartiging van de belangen van twee partijen heeft belast die tegenstrijdig zijn of tegenstrijdig kunnen worden en de bijstand aan zowel de Staat als de restitutiecommissie bovendien de onafhankelijke positie van de restitutiecommissie ten opzichte van de Staat in gevaar kan brengen. Dat de bijstand aan de restitutiecommissie slechts zag op een procedureel onderwerp doet daaraan niet af.

5.7 De klacht is derhalve in zoverre gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Gelet op het gegrond bevonden klachtonderdeel acht de raad na te vermelden maatregel passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klaagster deels niet ontvankelijk in haar klacht;

- verklaart de klacht voor het overige gegrond;

- legt aan verweerster de maatregel op van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 september 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 23 september 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088-2053777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl