ECLI:NL:TADRARL:2015:152 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 52/14

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:152
Datum uitspraak: 27-03-2015
Datum publicatie: 14-09-2015
Zaaknummer(s): 52/14
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft ten behoeve van zijn cliënt pro forma jaarstukken overgelegd in een procedure tegen klagers en de cliënt van verweerder. Daar hoorde een brief van de acountant bij, die daar onlosmakelijk mee verbonden was en die niet door verweerder is overgelegd en die van belang was voor de beoordeling van de zaak door de rechter. Verzet ten dele gegrond, ten dele ongegrond. De raad verwijst de zaak terug naar de deken voor nader onderzoek.

Beslissing van 27 maart 2015

in de zaak 52/14

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 3 september 2014 op de klacht van:

1.    de heer [     ]

2.    mevrouw [     ]

klagers

tegen:

mr. [     ]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 1 september 2013 met bijlagen heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 5 augustus 2014 met kenmerk 51/13/68, door de raad ontvangen op 6 augustus 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 3 september 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter (hierna "de voorzitter") van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing 12 september 2014 is verzonden aan klaagster.

1.4    Bij brief van 24 september 2014 door de raad ontvangen op 25 september 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 januari 2015 in aanwezigheid van klaagster sub 2. Verweerder heeft aangegeven verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van

-    de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-    het verzetschrift van klaagster d.d. 24 september 2014;

-    brief van verweerder van 26 januari 2015 aan de raad;

-    brief van 12 juli 2013 overgelegd ter zitting door klaagster sub 2.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in verzet relevant, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

3.2    verweerder vertrouwelijke stukken voor een ander doel heeft gebruikt dan waarvoor hij ze heeft ontvangen en aan zijn cliënten ter hand heeft gesteld en tevens vertrouwelijke stukken uit een andere rechtszaak heeft gebruikt tegen klager sub1. Voorts heeft verweerder gemanipuleerde jaarstukken overgelegd aan de rechter waaraan accountantskantoor D. heeft meegewerkt en waarop in strijd met de werkelijkheid de vordering van klager niet op de balans voorkwam. Op de gedeponeerde jaarstukken stond de vordering wel op de balans. Voorts heeft verweerder op een ander moment jaarstukken in het geding gebracht die slechts in concept waren opgesteld en uitsluitend bedoeld waren voor interne managementdoeleinden. Ook heeft verweerder op basis van leugens conservatoir beslag gelegd ten laste van klagers.

3.3    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

De voorzitter heeft in zijn overwegingen geen rekening gehouden met het feit dat klager heeft gesteld dat bij de rechtbank correcte (gedeponeerde) jaarstukken zijn ingediend maar dat verweerder in een later stadium gemanipuleerde stukken heeft ingediend. De accountant heeft de vordering van klager van de balans verwijderd maar benadrukt in een begeleidende brief, die niet door verweerder is meegestuurd, dat de jaarstukken slechts zijn opgesteld op verzoek van de gedaagden in de civiele procedure (zijnde de cliënten van verweerder) omdat zij wilden zien hoe de balans eruit zou zien zonder de schuld aan klager sub 1.  Hier heeft de accountant een steek laten vallen en heeft zich bij de accountantskamer hiervoor moeten verantwoorden. De accountant heeft bij de accountantskamer aangegeven dat met verweerder expliciet was gecommuniceerd dat, als de jaarstukken bij de rechtbank werden ingediend, deze uitsluitend samen met de bijbehorende brief moesten worden ingediend. De rechter heeft zo niet de juiste informatie ontvangen.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zijn verweer uit de procedure bij de deken gehandhaafd.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    Het verzet is gericht tegen de klachtonderdelen a, b, g, h, i en j van de voorzittersbeslissing. Dat betekent dat de beslissing ten aanzien van de overige klachtonderdelen van de voorzittersbeslissing niet meer ter discussie staat. Allereerst heeft de raad te beoordelen of het verzet gegrond is ten aanzien van de klachtonderdelen waartegen het verzet zich richt.

5.3    Ten aanzien van de klachtonderdelen a en b is de raad van oordeel dat het verzet ongegrond is. De raad is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder de van de deurwaarder ontvangen stukken niet mocht gebruiken in de procedure en dat daaromtrent tussen de deurwaarder en verweerder een afspraak was gemaakt. De raad schaart zich dan ook achter de beslissing van de voorzitter ten aanzien van deze beide klachtonderdelen.

5.4    Ten aanzien van de klachtonderdelen g en h is de raad van oordeel dat deze beide klachtonderdelen niet zondermeer als kennelijk ongegrond hadden mogen worden afgewezen. De raad overweegt daartoe dat vast is komen te staan dat  verweerder pro forma jaarstukken heeft overgelegd in de procedure tegen klager sub 1. Volgens klagers zou daar een begeleidende brief bij horen. Klagers hebben er over geklaagd dat die niet in de procedure is overgelegd door verweerder. Hoewel verweerder aangeeft dat geen stukken zijn achtergehouden, terwijl klagers de litigieuze brief evenmin hebben overgelegd, is de raad van oordeel dat daarover nadere informatie dient te worden verstrekt. Dit klemt temeer omdat uit de stukken blijkt dat over dezelfde kwestie ook een klacht is ingediend tegen de accountant  bij de accountantskamer die (ten dele) gegrond is verklaard. Het proces-verbaal van die zitting ontbreekt echter. Daaruit zou volgens klagers blijken dat over de begeleidende brief is gecommuniceerd tussen de accountant en verweerder. Onder deze omstandigheden is de raad van oordeel dat de voorzitter niet tot een kennelijke ongegrond bevinding van deze beide klachtonderdelen had kunnen komen en is de raad van oordeel dat nader onderzoek noodzakelijk is naar de gang van zaken rondom de indiening van de pro forma jaarstukken en de gepretendeerde begeleidende brief alsmede hetgeen zich bij de accountantskamer in de klachtzaak tegen de accountant heeft afgespeeld. De raad wenst proces-verbaal van die zitting te ontvangen. Voor nader onderzoek hieromtrent wordt de zaak terugverwezen naar de deken.

5.5    Ten aanzien van de klachtonderdelen i en j is de raad van oordeel dat het verzet ongegrond is. Ten aanzien van deze klachtonderdelen is in verzet niet gebleken van  omstandigheden die meebrengen dat de beslissing van de voorzitter niet in stand kan blijven.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    oordeelt het verzet ten aanzien van de klachtonderdelen g en h gegrond en verwijst de zaak terug naar de deken voor nader onderzoek als omschreven onder 5.4 van deze beslissing en verzoekt de deken binnen 4 weken na de datum van deze uitspraak zijn bevindingen van het onderzoek naar de griffier van de raad te sturen;

-    oordeel het verzet ten aanzien van de klachtonderdelen a, b, i en j ongegrond;

-    de raad houdt voor het overige iedere verdere beslissing aan.

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.W. Brouwer, W.H. Kesler, H.J.P. Robers, G.J. van der Veer, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 maart 2015.

griffier    voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing ten aanzien van de klachtonderdelen a, b, i en j geen hoger beroep worden ingesteld en ten aanzien van de klachtonderdelen g en h alleen tegelijk met de eindbeslissing