ECLI:NL:TADRAMS:2015:220 Raad van Discipline Amsterdam 15-116A 15-117A(d)

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:220
Datum uitspraak: 07-09-2015
Datum publicatie: 24-09-2015
Zaaknummer(s):
  • 15-116A
  • 15-117A(d)
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klacht en dekenbezwaar tegen advocaat wederpartij gegrond. Verweerder had ongeclausuleerde betalingstoezegging jegens klaagster moeten nakomen. Berisping.

Beslissing van 7 september 2015

in de zaken 15-116A en 15-117A(d)

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

alsmede het dekenbezwaar van:

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

mr. P.N. van Regteren Altena

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 10 februari 2015 heeft klaagster zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam beklaagd over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 6 mei 2015 met kenmerk 4015-0098, door de raad ontvangen op 7 mei 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht en het dekenbezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 juni 2015 in aanwezigheid van klaagster, haar gemachtigde, de deken,

mr. R.P.F. Kamphuis, stafmedewerker van de deken, verweerder en zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

- de in paragraaf 1.2. bedoelde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 12 genoemd in de inventarislijst bij de brief van de deken.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1 Op 4 februari 2015 heeft de rechtbank Midden-Nederland vonnis gewezen in een geschil tussen klaagster en Hoad Holding B.V. ("Hoad"), die wordt bijgestaan door verweerder. Het geschil betrof een tussen partijen gesloten koop- en restauratieovereenkomst ter zake een auto. Hoad is (in reconventie) veroordeeld aan klaagster een bedrag van EUR 44.618,98, vermeerderd met de wettelijke handelsrente te voldoen. De auto, die op het moment van vonniswijzing in gerechtelijke bewaring stond, diende aan Hoad te worden afgegeven.

2.2 Een e-mail van 5 februari 2015 (15.19 uur) van de advocaat van klaagster aan verweerder luidt, voor zover relevant:

"Uw  cliënte heeft zich intussen vervoegd bij de bewaarder van de Aston Martin, met het verzoek tot afgifte van de auto over te gaan, maar daarvan kan geen sprake zijn. In het vonnis is bepaald dat cliënte de auto af dient te geven en daartoe is zij eerst bereid nadat volledige betaling conform het vonnis heeft plaatsgevonden."

2.3 Diezelfde dag om 15.46 uur schrijft de advocaat van klaagster in een e-mail aan verweerder, voor zover relevant;

"Het totaalbedrag bedraagt € 55.749,86 en is opgebouwd uit onderstaande bedragen. Ik merk daarbij op dat de rente is berekend tot en met heden, omdat ik ervan uitga dat uw cliënte uiterlijk morgen zal hebben betaald, zodat de auto door cliënte kan worden vrijgegeven. Wanneer dat niet het geval is, zal een herberekening plaatsvinden. De auto wordt pas na volledige betaling vrijgegeven."

2.4 In zijn antwoord op deze e-mail heeft verweerder om 16:53 uur, voor zover relevant geschreven:

"In r.o. 2.4 van het vonnis heeft de rechtbank toch echt duidelijk geoordeeld dat de auto dient te worden afgegeven aan cliënte, zoals zij ook heeft gevorderd.

Cliënte heeft mij zojuist bericht dat zij het verschuldigde bedrag naar de derdengeldenrekening van mijn kantoor heeft overgemaakt. Overigens is volgens onderstaande berekening van cliënte geen EUR 55.749,86, maar EUR 55.124,71 verschuldigd. Dit bedrag zal naar de derdengeldenrekening van uw kantoor worden doorgestort op het moment dat de auto aan cliënte is afgegeven.

Cliënte gaat ervan uit dat uw cliënte de afgifte van de auto aan cliënte niet zult frustreren."

2.5 De advocaat van klaagster heeft daarna telefonisch contact opgenomen met verweerder en hem gevraagd of verweerder het geld had ontvangen op zijn derdengeldrekening.

2.6 Over het verschil van EUR 625,15 in de berekeningen van de vordering schrijft een kantoorgenoot van de advocaat van klaagster in een e-mail van 5 februari 2015 om 17:54 uur aan verweerder:

"Het lijkt erop alsof in uw berekening ten onrechte is uitgegaan van enkelvoudige rente, terwijl het om samengestelde rente gaat. Het bedrag dat mr. Kuizenga in zijn e-mail van hedenmiddag heeft genoemd, groot € 55.749,86, wordt derhalve gehandhaafd.

Voor het overige zij verwezen naar de afspraken zoals u telefonisch met mr. Kuizenga heeft gemaakt."

2.7 Op 6 februari 2015 heeft de bestuurder van Hoad de gerechtelijk bewaarder om afgifte van de auto gevraagd. Hierop volgde een e-mailwisseling tussen de bestuurder en de advocaat van klaagster.

2.8 Een e-mail van 6 februari 2015 van de advocaat van klaagster aan de bestuurder van Hoad (cc aan verweerder luidt):

"Voor de goede orde: het gaat om een verschil van € 625,15."

2.9 Het antwoord van de bestuurder van Hoad luidt:

"Ik stort dat bedrag vandaag op de derdenrekening van mijn advocaat. Auto moet nu mee…of gaat u dit serieus frustreren?..."

2.10 De advocaat van klaagster antwoordt hierop:

"Met de toezegging van uw advocaat dat heden op mijn derdenrekening een bedrag van EUR 55.749,86 wordt gestort, zal client de auto afgeven. Graag een bevestiging van uw advocaat, dan kunt u voort."

2.11 De bestuurder antwoordt, voor zover relevant, met:

"Ik bevestig het!"

Hierna heeft de advocaat van klaagster de bestuurder bericht (cc aan verweerder) dat hij een toezegging van verweerder verlangt.

2.12 Verweerder heeft de advocaat van klaagster op 6 februari 2015 per e-mail bericht:

"Dit is niet wat u mij gisteren heeft toegezegd. Ik heb nota bene deze situatie letterlijk geschetst, waarop u zei: "Natuurlijk gaat vanwege een verschil van inzicht over zes honderd euro de afgifte van de auto niet gefrustreerd worden." Waarop ik zei dat dat mij ook nogal disproportioneel leek als wij het over een bedrag hebben wat bijna honderd keer zo hoog is. Hierop gaf u aan dat dat inderdaad disproportioneel zou zijn.

Ik heb u gisteren al bevestigd, dat het bedrag waar uw cliënte recht op heeft op mijn derdengeldenrekening staat en wordt doorgstort naar uw derdengeldenrekening nadat de auto is afgegeven. Hierbij bevestig is dit nogmaals.

Hierbij sommeer ik uw cliënte om de tussen u en mij gemaakte afspraak van gisteren direct na te komen en de afgifte van de auto niet verder te frustreren."

2.13 De advocaat van klaagster heeft, voor zover relevant, als volgt geantwoord:

"Overigens wordt de afgifte niet gefrustreerd, maar wordt de zaak afgewikkeld. Het is maar vanuit welk perspectief men de zaak beziet.

Uw bevestiging is overigens niet volledig. Lees de toezegging van uw cliënt er nog maar eens op na. Het gaat om het door mij opgegeven bedrag en uw cliënt heeft toegezegd dat te zullen betalen. De discussie ligt achter ons. Wordt het gevorderde bedrag niet betaald, dan hef ik de gelegde beslagen niet op en stuur ik maandag de deurwaarder op pad.

Bij deze bericht ik u namens cliënt dat de auto wordt vrijgegeven."

2.14 De auto is op 6 februari 2015 aan de cliënte van verweerder afgegeven.

2.15 Bij e-mail van 9 februari 2015 heeft verweerder aan de advocaat van klaagster bericht, voor zover relevant:

"Inmiddels is de uitlaat onder de auto afgebroken doordat deze door uw cliënte te laag is gemonteerd. Bovendien mist cliënte een groot aantal onderdelen (…). De auto beantwoordt hiermee niet aan de overeenkomst. De auto bezit immers niet de eigenschappen die cliënte op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Namens cliënte stel ik uw cliënte hierbij dan ook in gebreke voor de tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst. Graag verneem ik per omgaande hoe uw cliënte dit denkt te gaan oplossen. Als de missende onderdelen niet uiterlijk donderdag 12 februari 2015 door cliënte zijn ontvangen en mochten de gebreken aan de auto niet uiterlijk dinsdag 17 februari 2015 zijn hersteld, dan zal cliënte de gebreken door een derde laten herstellen en de kosten hiervan in mindering brengen op hetgeen uw cliënte op grond van het vonnis van haar te vorderen heeft. Uw cliënte zal begrijpen dat het op grond van het vonnis verschuldigde bedrag pas zal worden doorgestort nadat de gebreken zijn voldaan. Cliënte beroept zich ter zake op haar opschortingsrecht.

Nu het door cliënte op grond van het vonnis verschuldigde veilig op de rekening derdengelden van mijn kantoor staat geparkeerd, gaat cliënte ervan uit dat executiemaatregelen uit zullen blijven."

2.16 De advocaat van klaagster heeft verweerder, eveneens op 9 februari 2015 bericht:

"Uw handelen lijkt mij niet juist.

U hebt mijn cliënte aangezet tot afgifte van de auto, met de toezegging (zie uw mail van 5 februari) van u en daarmee uw kantoor dat het verschuldigde direct na afgifte van de auto zal worden doorbetaald. Ik heb u daar nota bene nog over gebeld en u en daarmee uw kantoor, heeft de betaling aldus gegarandeerd. Hetgeen overigens geen ongebruikelijke gang van zaken is tussen advocaten.

Ik mag u derhalve wel verzoeken uw toezegging voor morgenochtend te 10.00 uur gestand te doen, bij gebreke waarvan ik de noodzakelijke maatregelen zal treffen."

2.17 Klaagster heeft executoriaal derdenbeslag gelegd onder de stichting derdengelden van het kantoor van verweerder. De verklaring bij derdenbeslag luidt dat Hoad geen vorderingen op de stichting derdengelden had. Het bedrag van EUR 55.749,86 is niet door Hoad, maar door de Stichting Beheer Derdengelden Hoad betaald op de kantoorrekening van verweerder, waarna dit bedrag is doorgeboekt naar de derdengeldrekening van zijn kantoor. Het op de derdengeldrekening ontvangen bedrag is inmiddels weer teruggestort naar de Stichting Beheer Derdengelden Hoad.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij de tussen partijen gemaakte afspraak ter afwikkeling van het vonnis van

4 februari 2015 niet is nagekomen. Deze afspraak hield in dat verweerder het bedrag van EUR 55.749,86, dat hij op zijn derdengeldrekening had ontvangen, op de derdengeldrekening van klaagsters advocaat zou storten nadat klaagster de auto aan verweerders cliënte had afgegeven.

4 DEKENBEZWAAR

4.1 Het bezwaar van de deken houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in. Verweerder heeft zonder voorbehoud een toezegging tot betaling van een geldsom gedaan aan de advocaat van klaagster ter voorkoming van de ten uitvoerlegging van het door klaagster verkregen vonnis. Nadat de advocaat van klaagster aan de bewaarder de opdracht had gegeven tot afgifte van de auto aan de cliënte van verweerder is verweerder zijn toezegging niet nagekomen. Door aldus te handelen heeft verweerder de norm van artikel 46 Advocatenwet geschonden.

4.2 Ter toelichting op het bezwaar stelt de deken dat advocaten op elkaars mededelingen moeten kunnen afgaan, juist ook bij de afwikkeling van rechterlijke uitspraken.

5 VERWEER

5.1 De belangen van klaagster worden niet onevenredig geschaad doordat het bedrag niet aan haar wordt doorgestort. Klaagster heeft nog diverse beslagen op andere vermogensbestanddelen van verweerders cliënte.

5.2 Tussen partijen is een nadere overeenkomst tot stand gekomen waarin is geregeld hoe partijen uitvoering zouden geven aan het vonnis. Op het moment dat deze overeenkomst werd gesloten ging Hoad ervan uit (en mocht zij ervan uitgaan) dat de auto met alle toebehoren afgegeven zou worden. Na afgifte bleek dat een groot aantal kostbare onderdelen van de auto misten, zoals het originele stuur en het originele leer, en waren vervangen door nieuwe onderdelen. Voorts was bij het vervoer de uitlaat onder de auto afgebroken. Gelet hierop kan niet worden volgehouden dat de auto is geleverd en hoeft het bedrag van ca. EUR 55.000 niet te worden doorgestort. De cliënte van verweerder beroept zich op haar civiele opschortingsrecht en heeft verweerder verboden het bedrag door te storten. De vraag of dit beroep terecht is, is voorbehouden aan de civiele rechter.

6 BEOORDELING

6.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015. Het dekenbezwaar is eveneens na 1 januari 2015 bij de raad ingediend. De klacht en het bezwaar worden daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

Beoordeling van de klacht

6.2 De raad stelt voorop dat in het belang van de rechtzoekenden en van de advocatuur in het algemeen advocaten behoren te streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen (Gedragsregel 17). Zoals ook is vermeld in de toelichting op deze regel, moeten advocaten elkaar met het oog op een goede praktijkuitoefening kunnen vertrouwen.

6.3 Verweerder heeft in zijn e-mail van 5 februari 2015 uitdrukkelijk en zonder voorbehoud aan de advocaat van klaagster toegezegd dat hij het bedrag van ruim EUR 55.000,-- dat op zijn derdengeldrekening stond aan klaagster zou overmaken na afgifte van de auto. Verweerder heeft deze toezegging herhaald in zijn e-mail van 6 februari 2015 aan de advocaat van klaagster. Nu verweerder de betalingstoezegging zonder voorbehoud heeft gedaan was hij ten opzichte van klaagster en haar advocaat gehouden deze na te komen en kon hij zich daaraan niet onttrekken. Door de toezegging niet na te komen heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

6.4 De raad verwerpt het verweer dat klaagster de overeenkomst tot afwikkeling van het vonnis niet (behoorlijk) is nagekomen en dat verweerders cliënte daarom de betaling mocht opschorten. Het had op de weg van verweerder gelegen klaagster vooraf te informeren over hetgeen zijn cliënte verwachtte met betrekking tot de staat waarin de auto verkeerde, zodat klaagster zich zou hebben kunnen beraden op haar medewerking aan afgifte van de auto, en bij de betalingstoezegging een daarmee verband houdend voorbehoud te maken. Nu verweerder dat heeft nagelaten, neemt de door verweerder aangevoerde omstandigheid dat zijn cliënte een opschortingsrecht toekomt het tuchtrechtelijke verwijt dat hem kan worden gemaakt niet weg.

6.5 De moeilijkheden waarvoor verweerder zich gesteld zag in de verhouding tot zijn cliënte - wat daarvan ook zij - regarderen klaagster niet. Verweerder diende de consequenties van de aan de advocaat van klaagster gedane toezeggingen binnen de verhouding met zijn cliënte op te lossen. Verweerder heeft dit niet gedaan, maar de gevolgen afgewenteld op klaagster. Niet alleen heeft klaagster het toegezegde bedrag niet ontvangen, verweerder heeft het bedrag van ca. EUR 55.000 bovendien inmiddels teruggestort naar de Stichting Derdengelden Hoad. De raad rekent het verweerder aan dat hij de uitkomst van de discussie over het door hem zelf opgeworpen beroep op opschorting niet heeft afgewacht. Dit klemt te meer nu verweerder in zijn

e-mail van 9 februari 2015 aan de advocaat van klaagster heeft bericht dat het geld veilig op de derdengeldrekening van zijn kantoor geparkeerd stond. Of klaagster ook andere verhaalsmogelijkheden heeft doet alleen al gelet hierop niet ter zake. Voorts geldt ook hier dat verweerder zich niet kan verschuilen achter de instructies van zijn cliënte om het bedrag terug te betalen.

6.6 De klacht is gegrond.

Beoordeling van het bezwaar

6.7 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de klacht is de raad van oordeel dat het bezwaar eveneens gegrond is, nu het inhoudelijk overeenkomt met de klacht.

7 MAATREGEL

7.1 De raad is van oordeel dat verweerder door het niet nakomen van zijn ongeclausuleerde betalingstoezegging het vertrouwen in de advocatuur ernstig heeft geschaad. De raad acht het opleggen van de maatregel van berisping daarom passend en geboden.

8 KOSTENVEROORDELING

8.1 Aangezien de klacht gegrond is verklaard, dient verweerder het griffierecht aan klaagster te vergoeden

8.2 De raad ziet daarnaast termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de kosten van klaagster als bedoeld in artikel 48 lid 6, eerste gedeelte Advocatenwet.

8.3 De raad ziet eveneens termen aanwezig om verweerder overeenkomstig artikel 48 lid 6 Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden begroot op EUR 1.000,- en dienen binnen een maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten te worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van "kostenveroordeling" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- verklaart het bezwaar van de deken gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klaagster;

- veroordeelt verweerder tot betaling aan klaagster van de kosten, bedoeld in artikel 48, zesde lid, eerste gedeelte, Advocatenwet, welke kosten zijn vastgesteld op een bedrag van EUR 25 aan reiskosten;

- veroordeelt verweerder tot betaling van een bedrag van EUR 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten binnen een maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. G. Kaaij, P. van Lingen, M. Middeldorp en B. Roodveldt, leden, bijgestaan door

mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 september 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 7 september 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3770 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl