ECLI:NL:TGDKG:2014:165 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet149.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:165
Datum uitspraak: 30-09-2014
Datum publicatie: 03-12-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet149.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verzet tegen voorzittersbeslissing. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 september 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 11 februari 2014 met nummer 750.2013 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 149.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 27 februari 2014 aan klager toegezonden. Bij verzetschrift, ingekomen op 10 maart 2014, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 augustus 2014 in aanwezigheid van de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 30 september 2014.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder heeft de opdracht gekregen om twee, ten laste van klager gewezen, uitspraken te betekenen.

-           Op 8 april 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder de twee uitspraken aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Ten tijde van de betekening heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder mede-gedeeld dat hij een bedrag van € 1.484,00 zou hebben voldaan. Ook zou klager al eerder een bedrag van € 1.185,00 hebben voldaan.

-           Bij e-mail van 10 april 2013 heeft de opdrachtgever aan de gerechts-deurwaarder medegedeeld dat het bedrag van € 1.185,00 was ontvangen doch dat de betaling van € 1.484,00 niet was ontvangen.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft klager bij brieven van 15 april 2013, 24 mei 2013 en 16 mei 2013 verzocht om bewijs over te leggen waaruit kon worden opgemaakt dat het bedrag van € 1.484,00 was voldaan. Klager heeft dit bij brieven van 20 april 2013, 1 mei 2013 en  23 mei 2013 geweigerd.

-           Bij brief van 22 mei 2013 heeft de opdrachtgever de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat het rekeningnummer waar klager het geld naar over had gemaakt was getraceerd. Het betrof een en/of rekening van de schuldeiser en haar voormalige echtgenoot, de zoon van klager. De schuldeiser heeft geen beschikking meer over deze rekening en kon daarom niet beschikken over het bedrag van € 1.484,00 dat klager op die rekening had gestort.

-           Bij brief van 5 juni 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klager nogmaals in de gelegenheid gesteld om het verschuldigde bedrag alsnog op het juiste rekeningnummer te voldoen.

-           Nadien heeft de gerechtsdeurwaarder veelvuldig gecorrespondeerd met de rechtshulpverlener van klager.

-           Bij brief van 28 augustus 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager medegedeeld dat het dossier zou worden gesloten, omdat de gelden door de schuldeiser waren ontvangen.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder niet inhoudelijk op zijn vragen is ingegaan en niet heeft bewezen dat er sprake is van een vordering.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht weersproken.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Volgens de voorzitter heeft de gerechtsdeurwaarder wel degelijk inhoudelijk op de vragen en opmerkingen van klager gereageerd. Volgens de hoofdregel van het bewijsrecht dient klager zijn stelling te bewijzen dat hij de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder heeft betaald, zoals hij als verweer tegen de vordering heeft aangevoerd. Het is dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder klager heeft verzocht om een betaalbewijs over te leggen.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Uit de stukken blijkt niet dat de gerechtsdeurwaarder inhoudelijk heeft gereageerd. Voorts heeft klager op 8 april 2013 het betalingsbewijs waarop de betaaldatum, het bedrag, de naam en het rekeningnummer van de rekeninghouder zijn vermeld aan de gerechtsdeurwaarder getoond. In de beslissing van de voorzitter staat dus ten onrechte bij de feiten vermeld dat hij heeft geweigerd om een betaalbewijs aan de gerechtsdeurwaarder toe te zenden.       

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat klager weliswaar een betalingsbewijs heeft getoond, maar dat gaf onvoldoende aanknopingspunten dat er aan de opdrachtgever was betaald. Het vermelde rekeningnummer was bij de opdrachtgever niet bekend en een nadere verduidelijking wilde klager niet geven. Uiteindelijk is de betaling van klager door de opdrachtgever toch getraceerd.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter. Het verzet is dan ook ongegrond.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. A.W.J. Ros en

M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 september 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.