ECLI:NL:TADRAMS:2014:140 Raad van Discipline Amsterdam 13-371NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:140
Datum uitspraak: 17-06-2014
Datum publicatie: 18-06-2014
Zaaknummer(s): 13-371NH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Rechters
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat van klaagsters wederpartij. Het vertrouwen van de rechterlijke macht in de advocatuur is gebaseerd op het beginsel dat een advocaat op zijn woord wordt geloofd. Door het welbewust doen van onjuiste mededelingen aan een rechterlijke autoriteit wordt het vertrouwen in de advocatuur geschaad, wat verweerder tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. Maatregel: berisping.  

Beslissing van 17 juni 2014

in de zaak 13-371NH

naar aanleiding van de klacht van:

 B.V.

gemachtigde:

mr.

p/a

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te

gemachtigde:

mevrouw mr.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 6 december 2013 met kenmerk rm/np-md/622, door de raad ontvangen op 10 december 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 april 2014 in aanwezigheid van zowel de gemachtigde van klaagster als de gemachtigde van verweerder. Namens klaagster was aanwezig de heer O. Verweerder zelf is overeenkomstig zijn voorafgaande bericht niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad, alsmede van de stukken genummerd 1 tot en met 35, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1 Klaagster drijft een beleggingsonderneming.

2.2 Klaagster als gedaagde en accountantskantoor N B.V. als eiseres zijn verwikkeld in een incassoprocedure.

2.3 Verweerder trad in de onder 2.2 genoemde procedure op als advocaat van N B.V. Klaagster werd bijgestaan door mr. H.

2.4 Met betrekking tot het onder 2.2 genoemde geschil heeft N B.V. advies (hierna: “het juridische advies”) ingewonnen bij advocatenkantoor N welk kantoor ten behoeve van N B.V. het gevraagde advies heeft opgesteld.

2.5 Bij dagvaarding heeft N B.V. het juridische advies ten dele als productie overgelegd. In het juridische advies waren zichtbaar alinea 1 tot en met 19 en alinea 28 tot en met 32. Verweerder heeft in de dagvaarding opgenomen dat het juridische advies slechts gedeeltelijk is overgelegd.

2.6 Vervolgens heeft klaagster in de procedure een incident opgeworpen met als doel inzage te verkrijgen in het gehele juridische advies. 

2.7 In de door N B.V. op 5 september 2012 ingediende Incidentele Conclusie van Antwoord staat met  betrekking tot het juridische advies (onder andere) het volgende:

“12. In verband met de beoordeling van het geschil tussen partijen over de openstaande facturen heeft [N B.V.] gemeend  dat zij gedeelten uit het advies van [advocatenkantoor N] als processtuk aan uw rechtbank moet overleggen. [N B.V.] heeft die gedeelten uit het juridisch advies overgelegd, welke betrekking hebben op de vraag of en zo ja welke opdracht [N B.V.] door [klaagster] is verstrekt, en op de vraag of  [N B.V.] gerechtigd is om de door haar gemaakte extra kosten in het kader van de uitvoering van haar wettelijke taak integraal aan [klaagster]  door te belasten. De weggelaten gedeelten uit het juridisch advies hebben betrekking op de vraag wat de handelwijze (had) moet(en) zijn van [N B.V.] met betrekking tot de (voorgenomen) WWFT-meldingen. Deze passages zijn om deze redenen weggelaten (zie hieronder).

13 Ten eerste hebben de weggelaten onderdelen van het juridisch advies van [advocatenkantoor N]  geen betrekking op de vragen welke van belang zijn in de onderhavige incassoprocedure. Ten tweede mag deze informatie uit het juridisch advies niet aan [klaagster] worden overgelegd in verband met het verbod tot het informeren van de klant omtrent een al dan niet voorgenomen WWFT-melding door een externe controlerend accoutant (zoals [N B.V.]).”

2.8 Zowel de in 2.5 genoemde dagvaarding als de in 2.7 genoemde Incidentele Conclusie van Antwoord zijn opgesteld door verweerder.

2.9 Op 3 oktober 2012 heeft de rechtbank vonnis gewezen in het incident. Rechtsoverweging 4.2 van dit vonnis bevat onder meer de volgende inhoud:

“(...) [N B.V.] heeft zowel in haar dagvaarding als in de antwoordconclusie in het incident aangegeven dat haar vordering (onder andere) is gebaseerd op de door haar overlegde passages uit het advies. Slechts deze passages zijn volgens [N B.V.] relevant voor de inhoudelijke beoordeling van het geschil. Het overige deel van het advies heeft onder meer betrekking op de inhoudelijke vraag naar de handelswijze met betrekking tot het doen van een melding onder de WWFT en die vraag speelt in de onderhavige kwestie geen rol, aldus [N B.V.]. Gelet hierop overweegt de rechtbank dat [klaagster] niet, althans onvoldoende, heeft gesteld welk belang zij heeft bij overlegging van het gevorderder stuk.”

2.10 In september 2013 heeft N B.V. in de nog lopende procedure abusievelijk alsnog het volledige advies overgelegd. Dit advies bevat in alinea 33 en 34 de volgende tekst:

“33.  Wij achten vanuit praktisch oogpunt minder vanzelfsprekend dat de kosten die [N B.V.] heeft gemaakt ten aanzien van de vraag of een wwft melding dient te worden gedaan, worden doorgerekend aan [klaagster]. Anders dan bij de wft melding, dient [N B.V.] geheimhouding te betrachten over de wwft melding. Als zij de kosten gerelateerd aan het wwft onderzoek aan [klaagster] doorrekent, is mogelijk dat [klaagster] inzicht wenst te krijgen in de uitkomsten van het onderzoek. Dit staat de wwft niet toe.

34.  [Klaagster] zou kunnen betogen dat zij de opdracht met [N B.V.]  per 30 december 2011, dan wel per 5 januari 2012 heeft opgezegd en dat zij de kosten die daarna ten behoeve van haar zijn gemaakt niet is verschuldigd. Indien [N B.V.] de kosten die na de ‘opzegging’ ten behoeve van [klaagster] zijn gemaakt bij [klaagster] in rekening brengt, zou [N B.V.] hiermee een verdere verstoring van de relatie met [klaagster]  kunnen riskeren. Voorts is mogelijk dat het [N B.V.] bij betwisting door [klaagster] van de verschuldigdheid van de kosten, (opnieuw) tijd en middelen kost haar gelijk te verkrijgen. Vanuit dit oogpunt zou het raadzaam kunnen zijn (slechts) de kosten die [N B.V.] tot 5 januari 2012 ten behoeve van [klaagster] heeft gemaakt in het kader van de opdracht (mede omvattende de kosten met betrekking tot de op grond van de wft verplichte handelingen) in rekening te brengen bij [klaagster].”

2.11 Bij brief met bijlagen van 2 augustus 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder. Bij brief van 24 oktober 2013 heeft klaagster de klacht aangevuld.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder een bewijsstuk, te weten het juridische advies, ongeoorloofd heeft gemanipuleerd;

b) verweerder de rechter heeft misleid door stukken uit het juridische advies te verwijderen en te verklaren dat de verwijderde passages geen betrekking hebben op de incassoprocedure en dat deze passages zijn weggelaten met het oog op de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna: “Wwft”) op grond waarvan het verweerder niet vrij stond de verwijderde alinea’s in het juridische advies te laten staan.

3.2 Ter onderbouwing van haar klachten heeft klaagster verwezen naar alinea 34 van het juridische advies en gesteld dat deze alinea, die dus aanvankelijk verwijderd was, wel degelijk ziet op de incassoprocedure omdat het in die alinea gaat over de vraag of N B.V. interne en externe kosten aan klaagster kon doorbelasten. Dit was onderwerp van geschil in de incassoprocedure.

4 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a)

Ad klachtonderdeel a)

4.1 De raad stelt voorop dat, nu de klacht is gericht tegen de advocaat van klaagsters wederpartij, heeft te gelden de door het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Het is immers de primaire taak van een advocaat zijn cliënt bij te staan en dus partijdig te zijn. Die vrijheid is echter niet onbegrensd. Deze kan onder meer worden ingeperkt, indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De raad zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2 De raad overweegt dat klaagster verweerder verwijt dat hij een advies heeft ingebracht waaruit bepaalde passages zijn verwijderd. Nu verweerder in het processtuk met betrekking tot het ingebrachte advies heeft vermeld dat uit het advies enkele passages zijn weggelaten, acht de raad het overleggen van het gedeeltelijke advies niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het betreffende handelen kan dan ook niet worden gekwalificeerd als ongeoorloofde manipulatie.

Ten aanzien van klachtonderdeel b)

4.3 Bij de beoordeling van klachtonderdeel b) stelt de raad voorop dat een advocaat zich dient te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn.

4.4 Verweerder heeft zowel in de procedure tussen klaagster en N B.V. als in zijn brieven aan de deken en de raad keer op keer bevestigd dat  de uit het juridische advies verwijderde passages niet zagen op de incassoprocedure en dat deze passages zijn weggelaten omdat deze betrekking hadden op werkzaamheden van N B.V. in het kader van de melding Wwft zodat het hem niet vrij stond de verwijderde alinea’s in het juridische advies te laten staan. Verweerder heeft naar eigen zeggen de passages op verzoek van N B.V. verwijderd.

4.5 Naar het oordeel van de raad is het klip en klaar dat alinea 34 uit het juridische advies betrekking heeft op de vraag of N B.V. de door haar na 5 januari 2012 gemaakte  kosten kon doorberekenen aan klaagster. Deze vraag heeft betrekking op de incassoprocedure. De gemachtigde van verweerder heeft dit ter zitting desgevraagd bevestigd.

4.6 Door over alinea 34 te stellen dat deze passage geen betrekking had op de incassoprocedure terwijl dit wel degelijk het geval is, heeft verweerder in zijn processtukken feiten geponeerd waarvan hij wist of redelijkerwijs behoorde te weten dat zij in strijd met de waarheid zijn.

4.7 Het is een groot goed dat rechters advocaten op hun woord kunnen geloven. Dit raakt de kern van de advocatuurlijke beroepsuitoefening. Door in processtukken op te nemen dat de verwijderde passages zagen op de Wwft terwijl verweerder wist dat de rechter op de juistheid daarvan zou vertrouwen juist omdat de verklaring van een advocaat afkomstig was, heeft verweerder niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. 

4.8 Verweerder heeft het vertrouwen in de advocatuur zeer ernstig geschaad. Dit valt hem tuchtrechtelijk aan te rekenen.

5 MAATREGEL

5.1 Gelet op de ernst van het tuchtrechtelijke verwijt en het feit dat verweerder gedurende de gehele procedure bij de deken en de raad heeft volgehouden dat de weggelaten passages alleen betrekking hadden op de Wwft ziet de raad aanleiding de maatregel van berisping op te leggen.

BESLISSING

De raad van discipline:

-  verklaart klachtonderdeel a) ongegrond;

-  verklaart klachtonderdeel b) gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van berisping op.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. P. van Lingen, E.M.J. van Nieuwenhuizen, S. Wieberdink, M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. G.E. Wiebenga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 juni 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 juni 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan voor wat betreft het gegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft het ongegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl