ECLI:NL:TACAKN:2014:122 Accountantskamer Zwolle 14/1223 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2014:122
Datum uitspraak: 15-12-2014
Datum publicatie: 15-12-2014
Zaaknummer(s): 14/1223 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen accountant die een goedkeurende verklaring bij een geconsolideerde jaarrekening afgeeft, waarna enkele maanden later een belangrijke dochtermaatschappij failleert. De teleurgestelde investeerder verwijt de accountant dat deze zijn werkzaamheden niet in overeenstemming met de voor hem geldende regels heeft verricht; volgens deze klaagster dient betrokkene opheldering te geven over de wijze waarop prognoses tot stand zijn gekomen en over de uitgevoerde specifieke controlewerkzaamheden. In beginsel ligt de stel- en bewijsplicht echter bij de klagende partij, op welk beginsel evenwel bij controlewerkzaamheden in bijzondere omstandigheden een uitzondering kan worden gemaakt. In dit geval zijn niet van zulke bijzondere omstandigheden gebleken. De door klaagster gestelde bewijsnood maakt dat niet anders. Volgt ongegrondverklaring.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 14/1223 Wtra AK van 15 december 2014 van

X B.V. ,

gevestigd te [plaats],

K L A A G S T E R ,  

raadsman: mr. dr. C.B. Schutte,

t e g e n

drs. Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadslieden: mrs. S.A.G. Hoogeveen en B. van Zelst.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 26 mei 2014 ingekomen klaagschrift van 23 mei 2014 met bijlagen;

-        de op 27 mei 2014 ingekomen brief van 26 mei 2014 van de raadsman van klaagster;

-        het op 18 augustus 2014 ingekomen verweerschrift van die datum;

-        de op 6 november 2014 ingekomen brief van 5 november 2014 van de raadsman van klaagster, met als bijlagen twee nadere producties.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 17 november 2014 waar zijn verschenen: namens klaagster haar directeur, de heer [A], bijgestaan door mr. dr. C.B. Schutte, advocaat te Amsterdam, en betrokkene, bijgestaan door mw. mr. S.A.G. Hoogeveen, advocaat te Amsterdam.

1.3       Klaagster en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en/of toegelicht alsmede doen antwoorden en/of geantwoord op vragen.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is openbaar accountant en verbonden aan [1] Accountants N.V. te [plaats].

2.2       Betrokkene heeft de geconsolideerde jaarrekening 2012 van [2] Holding B.V. (hierna: [2] Holding) gecontroleerd en bij deze jaarrekening op 29 juli 2013 een goedkeurende verklaring afgegeven. In de consolidatie waren betrokken negen (klein)dochtermaatschappijen, waaronder [3] B.V. (hierna: [3]). [2] Holding en haar (klein)dochtermaatschappijen genereerden hun inkomsten via zogenaamde ‘leads’ /offerteaanvragen ten behoeve van haar klanten in de verhuisbranche, in welk kader een overeenkomst bestond met internetzoekmachine-onderneming ‘Google’ (hierna: Google). Deze overeenkomst had ten doel bij specifieke internetzoekopdrachten de websites van haar klanten zo hoog mogelijk te doen presenteren, waarvoor aan ‘Google’ een vergoeding was verschuldigd. Als zodanig was Google een grote crediteur van [3].

2.3       In voormelde jaarrekening 2012 is onder meer opgenomen dat de opbrengsten in 2012 zijn toegenomen tot € 20,4 miljoen en dat een nettoverlies is geleden van € 3,1 miljoen, wat een verslechtering inhield van € 3,5 miljoen ten opzichte van het resultaat over het jaar 2011.

2.4       In de toelichting bij voormelde jaarrekening 2012 is als ‘going concern’-paragraaf opgenomen:

The financial statements have been prepared on the basis of going concern assumption.

The management has prepared cash flow forecasts for the group for a period in excess of 12 months from the date of approval of the 2012 financial statements. These forecasts reflect an assessment of current and future conditions and their impact on the group’s future performance. The forecasts completed on this basis show that the group will be able to operate within the current committed debt facilities and show continued compliance with the company’s financial covenants. The management has the intention, based on the cash flow forecasts, to reduce the current credit facility agreement with the Rabobank from EUR 1.1 million to EUR 0.6 million based on operational cash flow. On the basis of the exercise described above and the group’s available committed debt facilities, the management considers that the group and company have adequate resources to continue in operational existence for the foreseeable future. Accordingly, they continue to adopt a going concern basis in preparing the financial statements of the group and the company.

2.5       In voormelde toelichting is ten aanzien van de ‘accounts receivable’ ad € 5,7 miljoen vermeld dat daarop een ‘provision for bad debts’ ad € 4,5 miljoen is getroffen.

2.6       De aandelen in [2] Holding werden tot 6 augustus 2013 volledig gehouden door [4] Holding B.V. (hierna: [4]), welke vennootschap tevens de bestuurder van [2] Holding is. Op 6 augustus 2013 heeft klaagster een belang genomen van 10% van de aandelen in [2] Holding voor een prijs van € 800.000.

2.7       Klaagster heeft tot 15 augustus 2013 in verband met de verwerving van voormeld belang een onderzoek in de administratie van [2] Holding gedaan. Zij heeft in dat kader geen contact opgenomen met betrokkene of diens medewerkers, en evenmin contact gehad met Google of met klanten van [2] Holding en/of haar (klein)dochtermaatschappijen.

2.8       Eind augustus 2013 heeft Google zich jegens [3] op het standpunt gesteld dat [3] de overeengekomen betalingstermijn van 30 dagen voor de periodiek verschuldigde bedragen onverkort diende na te komen en dat het [3] niet meer werd toegestaan feitelijk een langere betalingstermijn te hanteren.

2.9       [3] is op 3 december 2013 in staat van faillissement verklaard.

2.10     In zijn verslag van 31 december 2013 heeft de curator onder meer vermeld:

1.8  Oorzaak faillissement

Volgens de bestuurders van Curanda is het faillissement veroorzaakt omdat het resultaat uit de operationele activiteiten onvoldoende zou zijn om de hoge bedrijfslasten te kunnen voldoen. De hoge bedrijfslasten zouden voornamelijk worden veroorzaakt door een te groot personeelsbestand.

       Een en ander is in onderzoek.

(…)

5.1  Omvang debiteuren

Volgens de administratie van Curanda zou de debiteurenpost per datum faillissement circa EUR 4,2 miljoen bedragen.

Op 24 juni 2013 heeft Actode in opdracht van Curanda een debiteurenscan verricht en daarbij de waarde van de debiteurenportefeuille vastgesteld op circa 2,1 miljoen, terwijl de nominale waarde van de debiteurenportefeuille volgens de administratie per die datum was gewaardeerd op circa EUR 6,3 miljoen.

De curator heeft van diverse voormalig werknemers van Curanda vernomen dat de debiteurenportefeuille medio 2013 op onrechtmatige wijze op diverse wijzen is opgepompt om betere cijfers richting (potentiële) investeerders te kunnen presenteren. De onrechtmatige handelingen zouden onder bestaan uit het heractiveren van oude klanten, het vergroten van regio’s van klanten van Curanda en het herhaaldelijk ten onrechte incasseren van bedragen via automatische incasso.

(…)

3.         De klacht

3.1       De klacht luidt dat betrokkene niet-objectief, niet-deskundig en niet zorgvuldig heeft gehandeld en aldus, zo begrijpt de Accountantskamer, de fundamentele beginselen als bedoeld in artikel A-100.4 onder b. en c. van de VGC heeft geschonden.

3.2       Ten grondslag aan de door klaagster ingediende klacht ligt, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagster gegeven toelichting, het verwijt dat betrokkene op onjuiste gronden, althans op grond van een ondeugdelijke controle, een goedkeurende verklaring zonder enige beperking of voorbehoud heeft afgegeven bij de jaarrekening 2012 van [2] Holding.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 31 Wet toezicht accountantsorganisaties (hierna: Wta) juncto artikel 33 Wet op de Registeraccountants (oud; hierna: Wet RA),en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 31 Wta juncto artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de extern (register)accountant bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van zijn beroepsuitoefening onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wta en Wet RA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Betrokkene heeft een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van de klacht. Hij heeft daartoe aangevoerd - geparafraseerd - dat de klacht niet meer is dan een ‘fishing expedition’ die geen ander doel heeft dan om informatie boven te tafel te krijgen in het geschil dat klaagster kennelijk heeft met [4] over de participatie van klaagster in [2] Holding. Daarnaast bevat de klacht alleen ongesubstantieerde vermoedens en verzoeken om opheldering en is de klacht niet concreet in de zin dat niet duidelijk wordt gemaakt wat betrokkene nu tuchtrechtelijk wordt verweten. Ook dit heeft tot niet-ontvankelijkheid te leiden, aldus betrokkene.

4.2.1    Anders dan betrokkene meent, is, gelet op wat hiervoor onder 3. is verwoord, voldoende kenbaar wat hem tuchtrechtelijk wordt verweten. Het eventueel ontbreken van een toereikende onderbouwing van dat verwijt leidt niet tot niet-ontvankelijkheid van de klacht doch tot ongegrondverklaring daarvan.

4.2.2    De omstandigheid dat klaagster, naar betrokkene stelt, (ook) een civiel(proces-) rechtelijk belang heeft bij het instellen van de klacht, is tuchtrechtelijk niet relevant, levert geen misbruik van tuchtprocesrecht op en doet niet af aan de ontvankelijkheid van de klacht.

4.2.3    De conclusie uit het voorgaande is dat het beroep op niet-ontvankelijkheid van de klacht faalt.

4.3       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, voor zover dit plaats had in de periode van 1 januari 2007 tot 1 januari 2014 worden getoetst aan de in die periode geldende Verordening gedragscode (RA’s) en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1. Voor zover dit handelen en/of nalaten plaatshad ná 1 januari 2014 dient het te worden getoetst aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.4       Aan de klacht ligt ten grondslag, zo blijkt uit het klaagschrift en de daarop ter zitting gegeven toelichting, een vermoeden dat betrokkene zijn werkzaamheden niet in overeenstemming met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels heeft verricht.

4.4.1    Klaagster heeft in dat verband gewezen op de korte tijdspanne tussen het afgeven op 29 juli 2013 door betrokkene van zijn goedkeurende verklaring bij de jaarrekening 2012 van [2] Holding, die op basis van ‘going concern’ was opgesteld, en het in september 2013 blijken van ernstige financiële problemen bij dochtermaatschappij [3], welke problemen hebben geresulteerd in haar, [3], faillissement op 3 december 2013.

4.4.2    Klaagster heeft aangevoerd dat betrokkene, gezien die korte tijdsspanne, opheldering dient te geven over i) de wijze waarop de liquiditeitsprognoses, op grond waarvan de ‘going concern’-paragraaf tot stand is gekomen, op betrouwbaarheid zijn getoetst, ii) de specifieke controlewerkzaamheden die betrokkene heeft verricht op de waarheidsgetrouwheid van de door het bestuur van [2] Holding opgegeven debiteuren en iii) de vraag hoe de positieve kasstroomprognose tot stand is gekomen in het licht van de schuld aan Google, de doorlopende vaste kosten en het opzeggen van een door de Rabobank verleend krediet.

4.4.3    Klaagster heeft tot slot ter zake aangevoerd dat de door betrokkene ingeroepen geheimhoudingsplicht hem niet ontslaat van zijn verplichting verantwoording af te leggen over zijn werkwijze en de gronden voor zijn verklaring, waartoe zij nog heeft verwezen naar een volgens haar daartoe strekkende uitspraak van de Accountantskamer [1] .

4.5       Voorop moet worden gesteld dat - volgens bestendige rechtspraak - het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat betrokkene tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.5.1    In geval van een onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht over handelen of nalaten in het kader van verrichte controlewerkzaamheden, kan evenwel van een extern accountant worden verwacht dat het tegen die klacht gevoerde verweer mede wordt gebaseerd op en onderbouwd met (alle van belang zijnde stukken van) het controledossier.

4.5.2    Anders dan klaagster veronderstelt, brengt noch het enkele gegeven dat haar klacht verband houdt met de door betrokkene verrichte controlewerkzaamheden aangaande de geconsolideerde jaarrekening 2012 van [2] Holding, noch de gehoudenheid van een accountant mee te werken aan het onderzoek naar de gegrondheid van een hem betreffende klacht, al mee dat betrokkene gehouden is informatie te verstrekken en te bespreken die als vertrouwelijk kan worden aangemerkt en/of bescheiden ter zake over te leggen.

4.5.3    Zoals in de door klaagster aangehaalde uitspraak als ook in de uitspraken van de Accountantskamer van 13 oktober 2014 [2] is overwogen, hangt die gehoudenheid in de eerste plaats af van het onderbouwd, gesubstantieerd en niet op voorhand onaannemelijk zijn van de tegen de betrokken accountant gerichte klacht.

4.6       Het gaat er daarom allereerst om of de door klaagster ingediende klacht aan deze eis voldoet.

4.6.1    Er moet worden vastgesteld dat de klacht in aanmerkelijke mate een suggestief en speculatief karakter heeft en in de kern volstaat met het wijzen op, enerzijds, de korte tijdspanne tussen de datum van de afgifte van de controleverklaring op 29 juli 2013 en het blijken van financiële problemen bij dochtermaatschappij [3] en, anderzijds, hetgeen de curator in zijn faillissementsverslag heeft opgetekend.

4.6.2    Een (vaktechnisch onderbouwde) uiteenzetting dat en waarom betrokkene de door het bestuur opgestelde jaarrekening niet heeft kunnen en mogen aanvaarden ontbreekt evenwel. De door klaagster geschetste chronologie miskent voorts dat de door betrokkene verrichte controlewerkzaamheden uitgingen van de balansdatum van 31 december 2012. Gesteld noch gebleken is dat betrokkene tijdens zijn controlewerkzaamheden heeft kunnen en moeten opmerken wat klaagster stelt over het ‘medio 2013 oppompen van de debiteurenportefeuille’. Evenmin is gebleken dat voorafgaand aan het afronden van de controlewerkzaamheden sprake was van een opzegging van het bancaire krediet dan wel van signalen in die richting die voor betrokkene kenbaar waren. Hetzelfde geldt voor het eind augustus 2013 inkorten door Google van de kennelijk jarenlange gebruikelijke langere betalingstermijn voor [3].

4.6.3    Er is daarom naar het oordeel van de Accountantskamer geenszins sprake van een onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht. Bijgevolg kan betrokkene niet worden tegengeworpen dat hij in zijn verweer de door klaagster verlangde informatie en gegevens niet inhoudelijk heeft betrokken of besproken dan wel dat hij daartoe geen onderbouwende bescheiden heeft overgelegd en dat hij dienaangaande de door hem tegenover [2] Holding in acht te nemen vertrouwelijkheid [3] heeft laten prevaleren.

4.6.4    De door klaagster gestelde bewijsnood legt dienaangaande onvoldoende gewicht in de schaal en kan het voorgaande niet anders maken. Daarbij heeft de Accountantskamer in aanmerking genomen dat klaagster, hoewel de met [4] gesloten overeenkomst d.d. 26 juli 2013 daartoe wel een mogelijkheid bood, voorafgaande aan haar participatie per 6 augustus 2013 kennelijk welbewust heeft afgezien van een ‘due diligence’-onderzoek, zulks mede aan de hand van het zich onder betrokkene bevindende controledossier, en heeft volstaan met een onderzoek achteraf in de administratie van [2] Holding en voorts, dat aan klaagster andere civielrechtelijke mogelijkheden ten dienste staan de door haar van [2] Holding en/of [4] verlangde informatie, gegevens en bescheiden te verkrijgen.

4.7       Nu klaagster aldus tegen het gemotiveerde verweer van betrokkene geen concrete feitelijkheden heeft aangevoerd dan wel stukken heeft overgelegd, waaruit het aan betrokkene verweten gedrag kan worden afgeleid, hetgeen gelet op wat hiervoor is overwogen wel op haar weg had gelegen, kan tot een precieze en aannemelijke grondslag voor enig aan betrokkene te maken tuchtrechtelijk verwijt ter zake dan ook niet worden geconcludeerd. De klacht is daarom ongegrond.

4.8        Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. A.L. Goederee en mr. C.H. de Haan (rechterlijke leden) en J. Maan AA en P. Mansvelder RA (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2014.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klaagster, betrokkenedan wel de voorzitter van de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.


[1] daartoe refererend aan de uitspraak van 25 juli 2014 (14/19 Wtra AK; ECLI:NL:TACAKN:2014:61)

[2] zie de uitspraken van de Accountantskamer van die datum in de zaken met zaaknummer 14/583 Wtra AK (ECLI:NL:TACAKN:2014:76) en met zaaknummer 13/2393 Wtra AK (ECLI:NL:TACAKN:2014:80)

[3] In VGC-terminologie: geheimhouding