ECLI:NL:TAHVD:2013:328 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6687

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2013:328
Datum uitspraak: 18-11-2013
Datum publicatie: 07-01-2014
Zaaknummer(s): 6687
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over ontoelaatbare mededelingen aan de pers in hoger beroep ongegrond bevonden, nu het contact met de journalist verliep via kantoorgenoot van verweerder.

Beslissing van 18 november 2013

in de zaak 6687

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

‘s-Gravenhage (verder: de raad) van 21 januari 2013, onder nummer R.4035/12.169, aan partijen toegezonden op 22 januari 2013, waarbij een klacht van klager tegen verweerder, voor wat betreft onderdeel b gegrond is verklaard en voor het overige ongegrond en de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als YA4086.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 23 januari 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klager;

- de brief van klager d.d. 22 februari 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 20 september 2013, waar klager, vergezeld door zijn gemachtigde, en verweerder zijn verschenen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in het hoger beroep nog van belang, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder en voor zover in hoger beroep van belang verwijt klager verweerder dat:

a. (…)

b. Hij en zijn kantoorgenoot mr. B. voorafgaand aan het kort geding het A benaderd hebben en hun ongenoegen kenbaar hebben gemaakt over klager, waardoor klager persoonlijk, maar ook zijn bedrijf schade hebben geleden. Dat klager overspannen was, was een vertrouwelijke mededeling van klager aan verweerders kantoorgenoot en had niet geventileerd mogen worden.  De opmerkingen over de financiële problemen van klager waren bovendien onjuist;

c. (…)

4 FEITEN

4.1 Verweerder en zijn kantoorgenoot mr. B. hebben klager op 6 maart 2011 opdracht gegeven om een raceauto om te bouwen.

4.2 Tussen klager enerzijds en verweerder en zijn kantoorgenoot mr. B. anderzijds is een geschil ontstaan over de kosten verband houdende met de aan klager verstrekte opdracht om de raceauto om te bouwen. In dit geschil heeft klager zich beroepen op zijn retentierecht.

4.3 In opdracht van verweerder en mr. B. heeft een kantoorgenoot van hen op 17 april 2012 door een deurwaarder conservatoir beslag doen leggen op de raceauto onder afgifte daarvan.

4.4 Op 24 april 2012 is een artikel verschenen in het A onder de kop “Racende advocaten willen hun bolide terug”. In dit artikel is mr.B. onder meer als volgt geciteerd:

“(Klager –hof-) heeft onze auto in onderhoud, maar in september vorig jaar raakte hij overspannen en sindsdien hebben wij geen contact meer met hem”.

Klager en zijn bedrijf worden in het artikel met naam en toenaam genoemd.

4.5 Op 26 april 2012 vond een kort geding plaats tussen verweerder en zijn kantoorgenoot mr. B. als eisers en klager als gedaagde bij de voorzieningenrechter van de rechtbank.

4.6 Een dag later verscheen opnieuw een artikel in het A onder de kop “Uit de bocht om raceauto” waarin opnieuw mr. B. wordt aangehaald en onder meer als volgt geciteerd:

“We kregen signalen dat hij financiële problemen heeft. Als je zo’n racewagen ontdoet  van zijn kenmerken, kun je hem zo verkopen. We hebben dan liever dat de auto op een plek staat waar hij veilig is”.

5 BEOORDELING

5.1 De raad heeft met betrekking tot klachtonderdeel overwogen dat vaststaat dat verweerder en zijn kantoorgenoot aan een journalist verteld hebben dat klager overspannen was en dat niet valt in te zien waarom daarover ter toelichting op een zakelijk geschil gesproken is. De raad heeft voorts overwogen dat in het midden kan blijven in welke periode dit is geweest en wie de journalist te woord heeft gestaan. Verweerder (door de raad ten onrechte in de beslissing als klager aangeduid) en zijn kantoorgenoot hadden zich moeten beperken tot het doen van zakelijke mededelingen over het conflict, aldus de raad.

5.2 Als enige grief tegen de uitspraak van de raad voert verweerder aan dat hij geen mededelingen over de zaak aan een journalist van het A heeft gedaan en dat hij geen inhoudelijk contact met de pers heeft gehad.

5.3 Het hof oordeelt als volgt. Het in klachtonderdeel b bedoeld contact met de pers liep via de kantoorgenoot van verweerder, mr. B., die dat met zoveel woorden tegenover het hof heeft erkend in de zaak met nummer 6685 die ter zitting van 20 september 2013 gelijktijdig met de onderhavige zaak is behandeld. Weliswaar stelt klager dat hij bij het kort geding verweerder samen met mr. B. geanimeerd heeft zien praten met de journalist in de hal van de rechtbank, maar dit is op zich geen klachtwaardige gedraging. De grief van verweerder slaagt.

5.4 Het hof zal de uitspraak van de raad vernietigen en beslissen als na te melden.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de uitspraak van 21 januari 2013 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage onder nummer R 4035/12.169 voor zover daarin klachtonderdeel b gegrond is verklaard en aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd;

en, opnieuw rechtdoende:

- verklaart klachtonderdeel b ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, P.T. Gründemann, A.J.M.E. Arpeau, G.J. Niezink, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Hendrix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2013.