ECLI:NL:TADRARN:2013:197 Raad van Discipline Arnhem 13-122

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:197
Datum uitspraak: 29-08-2013
Datum publicatie: 24-01-2014
Zaaknummer(s): 13-122
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verweerder in zijn hoedanigheid van deken. Verweerder geniet grote mate van vrijheid met betrekking tot de wijze waarop hij zijn onderzoek inricht.  Klacht kennelijk ongegrond, ook al heeft verweerder de leidraad houdende regels inzake de dekenale klachtenbehandeling niet exact nageleefd door de ontvangst van de klacht niet binnen de in de leidraad genoemde termijn te bevestigen en klager te vragen zijn klacht nader te specificeren en substantieren.

Beslissing van 29 augustus 2013

in de zaak 13-122

naar aanleiding van de klacht van:

1. VvE

en

2. H.

klagers

tegen:

mr. [    ],

advocaat te A. in zijn hoedanigheid van Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement A.

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 26 juli 2013, met kenmerk[    ], door de raad ontvangen op 1 augustus 2013, en van de bij deze brief gevoegde bijlagen.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Bij brief van 19 maart 2013, ontvangen op 25 maart 2013, heeft H., namens de VvE klachten ingediend tegen de mrs. N., B. en E., allen leden van de maatschap R. Advocaten te A. De drie klachten zijn, met uitzondering van de namen van de advocaten, identiek aan elkaar. Bij brief van 5 april 2013 heeft mevrouw mr. M., adjunct-secretaris, namens verweerder de ontvangst van de klacht tegen mr. E. bevestigd. In deze brief is aan H. gevraagd om een kopie van het identiteitsbewijs over te leggen en bescheiden waaruit blijkt dat H. gerechtigd is om namens de VvE klachten in te dienen. Voorts is in deze brief verzocht om de klachten ten aanzien van mr. E. nader te concretiseren.

1.3    Bij brief van 22 april 2013 heeft H. namens de VvE een klacht ingediend tegen verweerder, in zijn hoedanigheid van Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement A. Bij beslissing van 29 mei 2013 heeft de voorzitter van de Raad van Discipline in het resort Arnhem-Leeuwarden (afdeling zuid) op grond van het bepaalde in artikel 46c lid 4 Advocatenwet de Deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Noord-Nederland voor instructie van de klacht aangewezen.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat:

a)    ten onrechte is de ontvangst van de klachten tegen mrs. N. en B. niet bevestigd bij brief van 5 april 2013. Blijkens de brief van 5 april 2013 is de klacht tegen mr. E. ontvangen op het Bureau van de Orde op 25 maart 2013. Het is niet alleen dat de klacht tegen de mrs. N. en B. niet is bevestigd, maar ook de bevestiging van de klacht tegen mr. E. was te laat, aangezien dat binnen één week na ontvangst had moeten plaatsvinden. Aldus is niet gehandeld conform het bepaalde in de leidraad houdende regels inzake de dekenale klachtafhandeling. Immers, de bedoeling van artikel 3 van de leidraad is dat de klager zekerheid wordt verstrekt dat de klacht is ontvangen. De bevestiging van de klacht tegen mr. E. zegt niets over de ontvangst van de klachten tegen de mrs. N. en B. Aan verweerder is bovendien twee keer gemeld –bij brief van 8 april en 15 april 2013- dat de bevestiging achterwege is gebleven;

b)    in de namens verweerder gestuurde brief van 5 april 2013 ten onrechte een kopie van een identiteitsbewijs en/of een verklaring wordt verlangd dat H. bevoegd is namens de VvE klachten in te dienen. Bij brief van 8 april 2013 heeft H. namens de VvE gevraagd om uitleg, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd. Ook het tweede verzoek om informatie van 15 april 2013 bleef onbeantwoord. Het overleggen van een identiteitsbewijs was onnodig en niet dienstbaar aan het onmogelijk maken van identiteitsfraude en niet gebaseerd op een wettelijke bepaling;

c)    ten onrechte is in de brief van 5 april 2013 aangegeven dat de klacht tegen mr. E. onduidelijk is en nader diende te worden omschreven. De omschrijving van de klacht staat expliciet in het klaagschrift, zo ook de feiten en concrete bezwaren.

3    VERWEER

3.1    De klacht tegen mr. E. is in behandeling genomen met het verzoek aan klagers concreet aan te geven waar de klacht op berust en wat de bezwaren zijn. De ontvangstbevestiging vond plaats bij brief van 5 april 2013, tien dagen na ontvangst van de klacht. Ten aanzien van de tegen mrs. N en B. gerichte klachten, mag als ontvangstbevestiging gelden het e-mailbericht van mr. M. van 6 mei 2013. Ook in die klachtzaken diende de klacht nader te worden geconcretiseerd. Op het e-mailbericht van 6 mei 2013 is geen bericht meer ontvangen.

3.2    Ingevolge het in het Arrondissement A. van toepassing zijnde leidraad houdende regels inzake de dekenale klachtbehandeling en om redenen van administratieve aard wordt aan iedere klager om toezending van een kopie van het identiteitsbewijs en/of een verklaring verlangd waaruit blijkt dat hij bevoegd is de klacht in te dienen. De VvE heeft geen belang bij de klacht, nu de weigering tot het verstrekken van deze bescheiden geen gevolgen heeft gehad voor de voortgang van de behandeling van de klacht.

3.3    In het kader van het onderzoek dient een duidelijke omschrijving van de klacht en de feiten waarop de klacht berust voorhanden te zijn. Deze ontbrak naar het oordeel van verweerder.

3.4    Verweerder is van oordeel dat ten aanzien van geen van de door klager gemaakte verwijten hem een tuchtrechtelijk verwijt treft.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    De klacht betreft het optreden van verweerder als deken. Krachtens vaste jurisprudentie van het Hof en de Raden van Discipline heeft het in artikel 46 en volgende van de Advocatenwet gestelde tuchtrecht betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Slechts indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, kan hem een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Aangezien de klacht betrekking heeft op gedragingen van verweerder in zijn hoedanigheid van Deken, zal de toetsing van hetgeen klagers verweerder verwijten, aan de hand van voormeld criterium dienen te geschieden.

4.3    De inrichting van een onderzoek naar een ingediende klacht is vormvrij. Aan de deken komt een grote mate van vrijheid toe in de manier waarop hij zijn onderzoek inricht.

4.4    Klachtonderdeel a.

De op 25 maart 2013 ontvangen klachten tegen de leden van de maatschap R. zaten in één enveloppe en waren, met uitzondering van de namen van de advocaten, volstrekt identiek aan elkaar. Bij brief van 5 april 2013 is de ontvangst van de klacht tegen mr. E. bevestigd en is verzocht de klacht nader te concretiseren en substantiëren. De klacht tegen mrs. N. en B. is nadien, bij e-mailbericht van 6 mei 2013 bevestigd. De wijze waarop verweerder de klachten in ontvangst heeft genomen ligt binnen de vrijheid die verweerder als deken toekomt ten aanzien van de klachtbehandeling. Begrijpelijk is dat verweerder als deken heeft verzocht om drie volstrekt identieke klachten tegen drie verschillende advocaten nader te concretiseren en te substantiëren. Door niet onmiddellijk  de drie verschillende klachten te bevestigen, wordt het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad. Klachtonderdeel a is dan ook kennelijk ongegrond.

4.5    Klachtonderdeel b.

Conform de genoemde leidraad heeft verweerder om overlegging van een kopie van het identiteitsbewijs van de heer H., alsmede een verklaring waaruit blijkt dat hij namens de VvE bevoegd is een klacht in te dienen, verzocht. Nog afgezien van het feit dat dit verzoek past binnen de vrijheid die verweerder als deken heeft het onderzoek in te richten, is de voorzitter van oordeel dat dit klachtonderdeel van onvoldoende gewicht is, nu aan het niet overleggen van de verzochte stukken geen gevolg is verbonden in de klachtbehandeling.

4.6    Klachtonderdeel c.

In het kader van het onderzoek van de klacht staat het een deken vrij een klager te verzoeken zijn klacht nader te concretiseren en te substantiëren. In de onderhavige kwestie lag een dergelijk verzoek bovendien voor de hand, nu ten aanzien van drie advocaten volstrekt identieke klachten zijn ingediend. Het verzoek de klacht per advocaat te concretiseren past volledig binnen de vrijheid die een deken heeft bij het verrichten van een onderzoek naar een klacht. Klachtonderdeel c is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klachtonderdelen a en c kennelijk ongegrond en klachtonderdeel b van onvoldoende gewicht.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. P.J.G. van den Boom, als griffier op 29 augustus 2013.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 29 augustus 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klagers

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de Deken van de Nederlandse Orde van Advocaten