ECLI:NL:TPETPVE:2008:YD0013 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE1108

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2008:YD0013
Datum uitspraak: 08-07-2008
Datum publicatie: 08-07-2008
Zaaknummer(s): TPPE1108
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Vrijspraak
Inhoudsindicatie: Verweten gedraging: nalaten melden van de Salmonella-uitslag aan de GD. Betrokkene was echter bezig met actief Salmonellabestrijdingsprogramma, in overleg met GD. Vrijspraak.

1. Procedure

De zaak berust op een berechtingsrapport dat de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (CPE) heeft opgemaakt, naar aanleiding van een op 6 maart 2008 door een controleur van genoemde stichting gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene.Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet  tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 24 juni 2008 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Het Tuchtgerecht heeft op 8 juli 2008 uitspraak gedaan.

2. Verweten gedraging

Niet kon worden aangetoond dat door of namens betrokkenen de aanwezigheid van Salmonella bij het op 28 november 2007 bemonsterde en onderzochte koppel is gemeld aan de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD).

3. Verklaring betrokkene

Ter terechtzitting heeft de manager planning & export van betrokkene, [gemachtigde I], onder meer verklaard, zakelijk weergegeven: “Uit een Salmonellaonderzoek in november 2007 bleek de aanwezigheid van Salmonella (type Heidelberg). Wij hebben dit gemeld aan het PPE. Daarna zijn wij met toestemming van het PPE in overleg met de GD een vijfdaagse antibioticabehandeling gestart. De besmetting bleek daarna niet verdwenen te zijn. In overleg met de GD en de bedrijfsdierenarts is toen besloten nogmaals twee vijfdaagse antibioticabehandelingen uit te voeren. Wij hebben de uitslag van het Salmonellaonderzoek van de GD gekregen. Het is mijns inziens dan ook onbegrijpelijk dat ons wordt verweten dat wij de GD niet op de hoogte hebben gebracht van de besmetting.”

General manager van betrokkene, [gemachtigde II], heeft ter zitting het volgende verklaard: “Wij hebben een opfokbedrijf met export naar derde landen. Ons belang bij een strikte naleving van het Plan van Aanpak is zeer groot. Wij doen dan ook alles wat in ons vermogen ligt om besmettingen te voorkomen en eventueel te bestrijden. Voor de bestrijding van de onderhavige Salmonellabesmetting hadden wij expliciete toestemming van de voorzitter van het PPE om een antibioticabehandeling uit te voeren. De vraag is naar mijn idee of de uitslag van het tweede onderzoek, met betrekking tot dezelfde besmetting, als een nieuw feit moet worden aangemerkt. Wij hebben gemeend van niet. Bovendien behoort de GD een en ander te rapporteren aan de voorzitter van het PPE. En de informatie die wij hadden was afkomstig van de GD. Dan is het niet logisch dat wij de GD op de hoogte moeten brengen van informatie die wij van hen hebben ontvangen.”

4. Beoordeling van de feiten

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting niet vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene een strafbaar feit heeft plaatsgevonden.

5. Overwegingen Tuchtgerecht

Betrokkene is aantoonbaar bezig met een actief bestrijdingsplan, naar aanleiding van een op 28 november 2007 geconstateerde Salmonellabesmetting. De op 6 december 2007 ontvangen Salmonella-uitslag kan worden opgevat als een tussentijdse verificatie van de bestrijdingsresultaten. In het berechtingsrapport wordt deze uitslag opgevat als een uitslag zoals bedoeld in art. 4, eerste lid van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007. In principe zou hier dus de overtreding van art. 4, vijfde lid, van de verordening (niet doorgeven van een Salmonellabesmetting aan GD) kunnen worden vastgesteld. Betrokkene geeft echter aan naar aanleiding van deze uitslag “in overleg met iemand van de GD en de bedrijfsdierenarts” te hebben besloten tot het uitvoeren van tweemaal een vijfdaagse  antibioticabehandeling. Het verwijt dat betrokkene de uitslag niet aan de GD heeft gemeld, is naar het oordeel van het Tuchtgerecht dan ook onbegrijpelijk, nu de informatie die zou moeten worden gemeld juist afkomstig was van de GD. Mogelijk is hier verzuimd een formeel traject af te leggen. Het is, gezien de omstandigheden van het geval, niet onbegrijpelijk dat betrokkene de tweede uitslag niet aan de GD heeft medegedeeld.

6. Beslissing

Derhalve concludeert het Tuchtgerecht dat niet kan worden vastgesteld dat betrokkene een overtreding van het voorschrift van artikel 4, vijfde lid van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007 heeft begaan, en spreekt hem daarvan vrij.

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

De uitspraak is gedaan door mr. J.F.J.A. van Daal, voorzitter, en drs. H. Hemminga, ing. J. Bazuin, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.