ECLI:NL:TGZRSGR:2018:142 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-002

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2018:142
Datum uitspraak: 28-08-2018
Datum publicatie: 28-08-2018
Zaaknummer(s): 2018-002
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Kennelijk ongegronde klacht tegen een fysiotherapeut. De lezingen van partijen over het verloop van de behandeling en de inhoud van het gesprek tijdens de twee consulten lopen uiteen, zodat niet kan worden vastgesteld dat de fysiotherapeut klager twee stompen heeft gegeven en zich onterecht heeft bemoeid met het medicatiegebruik van klager. Klacht afgewezen.  

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, fysiotherapeut,

werkzaam te B,

verweerder,

gemachtigde: mr. Neuschäfer-Greebe, werkzaam te Amsterdam.

1.            Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlage, ontvangen op 10 januari 2018

- het verweerschrift met bijlagen

- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek op 10 april 2018.

1.2       Het College heeft de klacht op 7 augustus 2018 in raadkamer behandeld.  

2.           De feiten

2.1       Klager, geboren in 1964, is op 13 oktober 2017 ten val gekomen. Tengevolge van deze val heeft klager na een bezoek aan het D te B drieëntwintig hechtingen moeten laten plaatsen in zijn linkerarm.

2.2       Verweerder is werkzaam als fysiotherapeut bij E te B.  Verweerder zag klager op 14 december 2017 wegens klachten aan de linkerheup, welke vermoedelijk duidden op een bursitis (slijmbeursontsteking). In het bijzijn van een stagiaire heeft verweerder de screening, intake en een gedeeltelijk onderzoek uitgevoerd gericht op het heupprobleem van klager.

2.3       Op 21 december 2017 vond wederom een consult plaats tussen klager en verweerder. Het derde geplande consult is door klager afgezegd. 

3.           De klacht

Klager verwijt verweerder zakelijk weergegeven dat hij agressief gedrag vertoonde door klager tijdens een consult twee harde stompen op de linkerschouder te geven en dat hij zich heeft onterecht heeft bemoeid met het medicatiegebruik van klager.

4.        Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft primair een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van klager ten aanzien van het tweede klachtonderdeel, subsidiair heeft hij de gehele klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.  

5.        De beoordeling

5.1       Klager heeft gesteld dat verweerder hem tijdens het consult op 14 december 2017 tweemaal heeft gestompt op zijn linkerschouder. Dit deed gezien de nog niet herstelde wond op de linkerschouder erg veel pijn en hij heeft nadien nog last gehouden van napijnen. Klager klaagt er voorts over dat verweerder zich tijdens het consult op 21 december 2017 met zijn medicatie heeft bemoeid door met klager over zijn medicatiegebruik te spreken.

5.2       Verweerder heeft in zijn verweerschrift en tijdens het mondeling vooronderzoek gesteld dat hij klager pertinent niet heeft gestompt. Hij heeft lichamelijk onderzoek verricht en heeft klager aan zijn bursitis behandeld. Tijdens de behandeling van de bursitis schreeuwde klager het uit van de pijn. Naast dit moment heeft verweerder verder geen pijn bij klager waargenomen. Verweerder heeft verder nog gesteld dat hij met zijn vuist klager alleen op de zijkant van de schouder heeft aangeraakt om te laten merken dat het goed was dat klager bleef liggen. Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel heeft verweerder primair een beroep gedaan op niet-ontvankelijkheid en subsidiair heeft hij gesteld dat hij klager niet heeft geadviseerd omtrent zijn medicatiegebruik, maar omtrent zijn koffiegebruik.

5.3       Het niet-ontvankelijkheidsverweer in het tweede klachtonderdeel wijst het College af. Het College heeft naar aanleiding van het klaagschrift en hetgeen is besproken tijdens het mondeling vooronderzoek vastgesteld dat dit klachtonderdeel voldoende duidelijk is. 

5.4       Klager en verweerder verschillen van mening over het verloop van de behandeling en de inhoud van het gesprek tijdens de consulten op 14 december en 21 december 2017, maar het College kan niet uitmaken wie van beiden daarin gelijk heeft, omdat aan het woord van de een niet meer geloof gehecht kan worden dan aan het woord van de ander. Het is vaste tuchtrechtspraak in gevallen als deze, waarbij de lezingen van beide partijen uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld wat de feitelijke gang van zaken is geweest, dat het verwijt van de klager op het desbetreffende onderdeel niet gegrond kan worden bevonden. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van de verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het College dus hier niet vaststellen.

5.5       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

6.       De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven op 28 augustus 2018 door  L.J. Sarlemijn, voorzitter,

J.E. Geensen en W.M. Mooij, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door T.C. Brand, secretaris.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.