ECLI:NL:TGZRGRO:2018:46 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen GP2018/01

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2018:46
Datum uitspraak: 03-07-2018
Datum publicatie: 03-07-2018
Zaaknummer(s): GP2018/01
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen gezondheidszorgpsycholoog. In opdracht van het OM heeft verweerder getracht klager, destijds verdachte in een strafzaak, psychologisch te onderzoeken. Het lukte verweerder niet om contact met klager te krijgen om hem te kunnen onderzoeken, waarop hij besloot een ‘weigerrapportage’ op te stellen. Deze weigerrapportage bevat samenvattingen van de beschikbare gerechtelijke stukken en een uitleg van de stappen die verweerder heeft ondernomen om met klager contact te krijgen. Klager is van mening dat verweerder onvoldoende heeft gedaan om met hem in contact te komen en daardoor niet een weigerrapportage mocht opstellen. Ook zou de rapportage allerlei onjuistheden en gekleurde opvattingen over klager bevatten. Het college is met klager van oordeel dat uit verweerders rapportage onvoldoende blijkt dat hij voldoende inspanningen heeft verricht om contact met klager te krijgen. Nu dit ook niet op ander wijze blijkt, is niet gebleken dat verweerder heeft voldaan aan zijn inspanningsverplichting om met klager af te spreken. Dit gedeelte van de klacht is gegrond. De rapportage bevat echter geen oordelen en/of uitspraken van verweerder, maar samenvattingen van gerechtelijke stukken. Dit gedeelte van de klacht is ongegrond. Conclusie: klacht gedeeltelijk gegrond, waarschuwing. 

Rep.nr. GP2018/01

3 juli 2018

Def. 103

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Beslissing op de klacht van:  

A,

klager,

wonende te B,

tegen

C,

gezondheidszorgpsycholoog te D,

verweerder,

BIG-registratienummer:.

1. Verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met bijlagen van 11 januari 2018, ingekomen op 16 januari 2018;

- het verweerschrift van 8 maart 2018, ingekomen op 8 maart 2018;

- de repliek van 21 maart 2018, ingekomen op 22 maart 2018.

In het kader van het vooronderzoek zijn partijen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Partijen hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 22 mei 2018. Partijen zijn verschenen.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

2.1

Verweerder is gezondheidszorgpsycholoog en geregistreerd in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen op het gebied van volwassenen.

2.2

Aan klager is in 2015 tenlastegelegd dat hij – samengevat – in de periode van 2008 tot 2015 een drietal vrouwen heeft mishandeld en een van hen met de dood dan wel zware mishandeling heeft bedreigd. De officier van justitie heeft aan verweerder opdracht gegeven een psychologisch onderzoek in te stellen omtrent de persoon van klager. Het is verweerder niet gelukt klager in dit kader te zien of te spreken. Om die reden heeft hij een niet-inhoudelijke ‘weigerrapportage’ opgesteld, waarmee hij de rapportageopdracht heeft geretourneerd.   

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven en samengevat – als volgt.

3.1 Eerste klachtonderdeel

Klager verwijt verweerder dat hij een Pro Justitia-weigerrapportage heeft opgesteld. Van een weigering is namelijk nooit sprake geweest aan de zijde van klager. Zoals verweerder ook zelf stelt in zijn rapportage is hij er niet in geslaagd contact met klager te krijgen. Klager is van mening dat verweerder daar ook niet zijn best voor heeft gedaan. Zo heeft klager nooit een brief ontvangen voor een afspraak en heeft verweerder, als hij klager überhaupt heeft gebeld, ook geen bericht op de voicemail van klager achtergelaten. Het enige dat klager ontvangen heeft, is een handgeschreven briefje van verweerder dat in zijn externe brievenbus was gedeponeerd, overigens met een verkeerde datum daarop vermeld. Kennelijk was verweerder onaangekondigd langsgekomen toen klager er niet was. Aangezien dit briefje tussen de kranten en folders terecht is gekomen, zag hij het pas laat. Aangezien klager slechte ervaringen heeft met mensen die onaangekondigd langs komen en niets had gehoord over een te verrichten psychologisch onderzoek, besloot hij niet in te gaan op het verzoek om verweerder te bellen. Via het OM is hij er later achter gekomen dat verweerder een weigerrapportage heeft opgesteld.

3.1 Tweede klachtonderdeel

De rapportage van verweerder bevat allerlei onjuistheden en negatief gekleurde stellingen over klager, waaronder de navolgende:  

-      de tenlastelegging in verweerders rapportage is anders dan in de dagvaarding;

-      niet alle beschikbare gerechtelijke stukken zijn als bron vermeld;

-      de in de rapportage vermelde datum waarop verweerder onaangekondigd bij klager langs is gegaan klopt niet met de dagtekening van het bewuste briefje dat hij toen achtergelaten heeft;  

-      in het rapport staat ten onrechte niet dat klager geen psychiatrische voorgeschiedenis heeft;

-      in het rapport wordt gesproken over een verdenking van zware mishandeling, terwijl er in het proces-verbaal, reclasseringsadvies en trajectconsult gesproken wordt over eenvoudige mishandeling;

-      in het rapport staat ten onrechte dat klager weigerde zijn laptop en iPhone in beslag te laten nemen;

-      de aangiftes tegen klager worden in het rapport niet geheel juist en soms erg negatief gekleurd weergegeven;

-      in het rapport staat een verkeerde datum vermeld als datum waarop de detentie is opgeheven;

-      klager vindt de stelling dat hij na zijn huwelijk ‘diverse relaties’ heeft gehad niet concreet genoeg. Zo lijkt het net alsof hij heel veel relaties heeft gehad, terwijl het er maar een paar zijn geweest;  

-      blijkens het rapport schat verweerder klagers intelligentie als laaggemiddeld in. Dit correspondeert niet met het feit dat klager een HBO-opleiding heeft gevolgd en als projectleider heeft gewerkt;

-      in het rapport staat dat klager recent WIA afgekeurd is. Klager vindt afgekeurd worden in 2011 niet ‘recent’;

-      in het rapport staat dat het onduidelijk is of middelengebruik een rol heeft gespeeld. In het reclasseringsadvies van 2015 staat echter juist dat klager geen drugs gebruikt en weinig alcohol;

-      verweerder schat het recidiverisico blijkens het rapport hoog in en adviseert een gedragskundig onderzoek bij het NIFP aan te vragen. Dit staat beide niet in het trajectconsult. In het reclasseringsadvies staat dat er ten aanzien van het recidiverisico geen somscore berekend is aangezien klager een ontkennende verdachte is;

-      in het rapport staat ten onrechte dat een specifieke reclasseringsmedewerker gesprekken heeft gevoerd met klager.

Op basis van het voorgaande verwijt klager verweerder enerzijds dat hij onzorgvuldig is geweest in het opstellen van de rapportage door de fouten die daarin staan. Anderzijds verwijt klager verweerder dat hij bevooroordeeld jegens klager is geweest.

4. Het verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven en samengevat – als volgt.

4.1 Verweer aangaande het eerste klachtonderdeel

Verweerder heeft een niet-inhoudelijke rapportage opgesteld, omdat het hem niet lukte om met klager in contact te komen. Verweerder bestrijdt dat hij onvoldoende inspanningen heeft verricht om contact met klager te krijgen. Zo moet hij klager een formele uitnodigingsbrief hebben gestuurd. Wanneer precies weet hij niet meer, aangezien hij er geen concrete herinnering aan heeft en hij deze brief ook niet opgeslagen heeft. Hij verstuurt echter altijd een dergelijke brief; dat zal dan nu ook gebeurd zijn. Ook heeft verweerder via klagers advocaat geprobeerd contact met hem te krijgen, maar ook dat is niet gelukt. Daarnaast is verweerder een keer onverwachts langs gegaan, iets wat niet ongebruikelijk is om contact te leggen teneinde een psychologisch onderzoek te kunnen verrichten. Toen klager niet thuis bleek heeft verweerder een briefje met zijn naam en telefoonnummer achtergelaten met het verzoek contact met hem op te nemen. Voorts heeft hij verschillende keren gebeld. Als klager een voicemail heeft, zal verweerder zeker op enig moment een boodschap hebben ingesproken. Hij weet echter niet meer precies of klager een voicemail had en dus of hij daadwerkelijk op enig moment iets heeft ingesproken. Ook hier ontbreekt bij verweerder een concrete herinnering vanwege het tijdsverloop nadien en hij heeft hier ook geen aantekening van gemaakt.

Wat de term ‘weigerrapport’ betreft: een rapportage als deze wordt door de ketenpartners onder de noemer ‘weigerrapportage’ geschaard. Strikt genomen gaat het enkel om een niet-inhoudelijke rapportage. Het feit dat voor deze naam wordt gekozen, betekent dus niet per se dat de betrokkene daadwerkelijk weigert onderzocht te worden.

4.2 Verweer aangaande het tweede klachtonderdeel

Wat de inhoud van de rapportage betreft, geldt dat verweerder enkel een samenvatting heeft opgenomen van de gerechtelijke stukken waarover hij beschikte. Blijkbaar denkt klager dat dit allemaal bevindingen en stellingen van verweerder zijn, maar dat is niet juist. Als klager zich niet in de samenvattingen van de betreffende stukken kan vinden, is hij het blijkbaar niet eens met de inhoud van de betreffende stukken.

Enkele concrete voorbeelden

Wat betreft de weergave van de tenlastelegging geldt dat verweerder destijds beschikte over de concepttenlastelegging. Deze wijkt af van de definitieve tenlastelegging waaraan klager refereert. Dit verklaart het feit dat de tenlastelegging in verweerders rapportage eveneens afwijkt van de uiteindelijke tenlastelegging.

Het klopt dat de in de rapportage vermelde datum waarop er een handgeschreven briefje bij klager is achtergelaten, niet overeenstemt met de dagtekening van het bewuste briefje. De datum in de rapportage is de juiste. Verweerder heeft zich vergist in de datum toen hij het briefje dateerde dat hij bij klager achterliet.

Dat klager meermalen met een specifieke reclasseringsmedewerker heeft gesproken, heeft verweerder overgenomen uit de rapportage van de betreffende reclasseringsmedewerker.

Verweerder erkent dat hij zich wel eens kan hebben vergist in een datum, zoals op het genoemde handgeschreven briefje, maar betwist dat zijn rapportage op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Evenmin heeft verweerder zich daarin op bevooroordeelde wijze uitgelaten over klager. Het betreft immers een niet-inhoudelijke rapportage zonder uitspraken of oordelen van verweerder omtrent de persoon van klager. 

5. Beoordeling van de klacht

5.1

Het college wijst er allereerst op dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2 Eerste klachtonderdeel

Ter beoordeling ligt voor of verweerder op zorgvuldige wijze tot zijn beslissing is gekomen om met betrekking tot klager een ‘weiggerrapportage’ op te stellen. Vaststaat dat er geen contact tussen klager en verweerder is geweest. De vraag in het licht van het voorgaande is derhalve: heeft verweerder voldoende inspanningen verricht om contact met klager te krijgen? Verweerder heeft in hoofstuk 4 ‘Onderzoeksverloop’ van zijn rapportage uiteengezet welke acties hij in dit verband heeft ondernomen. Allereerst valt op dat in dit onderzoeksverloop in het geheel niet wordt gerefereerd aan een formele uitnodigingsbrief, terwijl die volgens verweerder wel zou moeten zijn verstuurd. Ook valt op dat er geen concrete data worden genoemd waarop verweerder getracht heeft klager telefonisch te bereiken. Niet duidelijk is wanneer verweerder klager gebeld heeft, noch hoe vaak. Verweerder bleek ter zitting ook niet in staat een en ander te verhelderen, nu hij geen verslag heeft gelegd van zijn tevergeefse belpogingen en niet beschikt over een afschrift van de de bewuste uitnodigingsbrief.

Het college is van oordeel dat voor verweerder ter uitvoering van zijn onderzoeksopdracht een inspanningsverplichting geldt om contact te krijgen met degene die onderzocht moet worden. Uit de rapportage blijkt niet dat verweerder aan deze verplichting heeft voldaan, nu het onderzoeksverloop in zijn rapportage onvoldoende concreet is op dit punt. En als er inderdaad een formele uitnodigingsbrief is uitgegaan, is het onderzoeksverloop zelfs onvolledig te noemen nu deze daarin niet is opgenomen. Het uitgaan van de brief staat overigens in het geheel niet vast, nu klager betwist de brief te hebben ontvangen en verweerder hier niets concreets tegenover kan stellen.

Weliswaar heeft verweerder nog contact opgenomen met de advocaat en reclasseringsambtenaar van klager teneinde met hem in contact te komen, maar ook dat heeft niet het gewenste resultaat gehad.

Verder heeft het college kennisgenomen van een afschrift van het handgeschreven briefje met envelop dat verweerder in klagers brievenbus achterliet na zijn onaangekondigde poging tot huisbezoek. De tekst is geschreven op een blanco half A-viertje en bestaat enkel uit een (onjuiste) datering, een verzoek aan klager om verweerder terug te bellen, omdat verweerder graag een psychologisch onderzoek wil uitvoeren, en de naam en het telefoonnummer van verweerder. De functie van verweerder ontbreekt. Het briefje is in een blanco envelop gedaan waarop enkel de achternaam van klager staat vermeld.

Nu niet is aangetoond dat er op een eerder moment ook een formele uitnodigingsbrief is uitgegaan met meer informatie over – onder meer – de hoedanigheid verweerder, kan niet worden vastgesteld dat verweerder zich voldoende kenbaar heeft gemaakt aan klager. Hetzelfde geldt voor de opzet en inhoud van het onderzoek. Niet duidelijk is of klager hier door middel van een eerder uitgaande brief uitgebreider over is geïnformeerd.

Het college is van oordeel dat verweerders rapportage wat betreft de uiteenzetting van het onderzoeksverloop niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen nu daaruit onvoldoende blijkt dat verweerder aan zijn inpanningsverplichting heeft voldaan om überhaupt contact met klager te krijgen. Dat verweerder hieraan heeft voldaan, kan ook niet op andere wijze worden vastgesteld door het college. Het handgeschreven briefje is, als enig schriftelijk bewijsstuk, daarvoor onvoldoende vanwege de summiere inhoud en onprofessionele vormgeving. Geconcludeerd moet worden dat niet is komen vast te staan dat verweerder voldoende moeite heeft betracht om met klager in contact te komen. De noodzaak om de onderzoeksopdracht door middel van een weigerrapportage te retourneren is daardoor evenmin komen vast te staan. Een en ander betekent dat het eerste klachtonderdeel slaagt.

5.3 Tweede klachtonderdeel

Wat betreft klagers kritiek op de inhoud van de rapportage geldt het volgende. Klager meent ten onrechte dat verweerder allerlei eigen inhoudelijke uitspraken over hem heeft opgenomen in de rapportage. Dit is geenszins het geval; de rapportage bevat slechts een samenvatting van de stukken die verweerder ook als bronnen daarin vermeldt, zonder dat verweerder zichzelf hierover uitlaat. Voor zover het college heeft kunnen vaststellen, corresponderen de samenvattingen met de onderliggende stukken. Verweerder kan hieromtrent geen verwijt worden gemaakt. Dit tweede klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

5.4

Hoewel het navolgende buiten de reikwijdte van de klacht valt, hecht het college eraan op te merken dat verweerders werkwijze wat betreft dossiervoering en nauwgezetheid verbetering behoeft. Verweerder heeft ter zitting uitgesproken weinig belang te hechten aan een uitgebreide dossiervoering. Zijn dossiervoering zoals die in deze zaak naar voren gekomen is, is echter ver beneden de maat. Dit baart het college zorgen. Ook wat betreft nauwgezetheid in details, bijvoorbeeld het vermelden van de juiste datum, heeft verweerder ter zitting de indruk gewekt dit in het algemeen niet zo’n belangrijke kwaliteit te vinden. Het college deelt deze visie niet en adviseert verweerder ook op dit terrein een hoger kwaliteitsniveau na te streven.

6. Slotsom en motivering van de maatregel

Het voorgaande voert tot de slotsom dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. De vraag ligt voor welke maatregel passend is. Het college is – alles overziend – van oordeel dat een zakelijke terechtwijzing in de vorm van een waarschuwing volstaat.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

- verklaart het eerste klachtonderdeel gegrond en waarschuwt verweerder;

- verklaart het tweede klachtonderdeel ongegrond en wijst dit af. 

Aldus gegeven door:

W.P. Claus, voorzitter;

D.M.S. Gribling, lid-jurist;

Th.A.M. Deenen, lid-beroepsgenoot;

J.P.C. Jaspers, lid-beroepsgenoot;

G.F.E.C. van Linden van den Heuvell, lid-beroepsgenoot,

bijgestaan door L.C. Commandeur, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2018 door J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, in tegenwoordigheid van voornoemde secretaris.

De secretaris:                                                                         De voorzitter:                                    

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.