ECLI:NL:TGZRAMS:2017:151 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2017/075GZP

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2017:151
Datum uitspraak: 15-12-2017
Datum publicatie: 15-12-2017
Zaaknummer(s): 2017/075GZP
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klager klaagt erover dat verweerder, een GZ-psycholoog die een aantal jaren ervoor door klager was benaderd om een contro-expertise uit te brengen tegen een Pro Justitia rapportage, niet beschikt over een klachten- en geschillenregeling conform de Wkkgz. Verweerder voert verweer. Gegrond, waarschuwing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 2 maart 2017 binnengekomen klacht van:

A,

verblijvende te B,

k l a g e r ,

tegen

C,

gezondheidszorgpsycholoog,

werkzaam te D,

v e r w e e r d e r .   

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het gecorrigeerde klaagschrift;

-                      het verweerschrift met de bijlage;

-                      de repliek met de bijlage;

-                      de dupliek;

-                      de op 31 augustus 2017, 6 september 2017, 8 september 2017, 17 oktober 2017 en 7 november 2017 (met bijlagen) binnengekomen brieven van klager.

De klacht is op 21 november 2017 op een openbare zitting behandeld. Partijen waren aanwezig.

2.         De feiten

2.1.      Over klager, geboren november 1989, is in het kader van een tegen hem lopende strafrechtelijke procedure, door het E een Pro Justitia rapportage opgemaakt.

2.2.      Verweerder, zelfstandig werkzaam als GZ-psycholoog, is - samen met een psychiater - verzocht om een contra-expertise uit te voeren. Over verweerder’s rol bij die uitvoering heeft klager bij dit tuchtcollege een klacht ingediend en met de beslissing van 24 januari 2017 is daarop beslist. Tegen deze beslissing is door verweerder hoger beroep ingesteld.

2.3.      Op 6 februari 2017 en, wegens het uitblijven van een antwoord, opnieuw op 17 februari 2017 bereikte verweerder het verzoek van klager om hem kenbaar te maken bij welke klachtencommissie(s) hij is aangesloten zodat klager zich kon beraden om daar eveneens een klacht in te dienen. Met de email van 5 maart 2017 heeft verweerder het verzoek beantwoord en aangegeven:

‘Dit is wat ik kan vinden bij mijn beroepsvereniging, dat is niet het NIP, maar de NVGzP, een beroepsvereniging voor BIG-geregistreerde psychologen.’

Bij deze email had verweerder een link gevoegd naar de NVGzP Klachtenregeling.

2.4.      Verweerder is als lid aangesloten bij de hiervoor genoemde NVGzP (de Nederlandse Vereniging voor Gezondheidszorgpsychologie en haar specialismen) maar was op het moment van het verzenden van de email van 5 maart 2017 niet aangesloten bij de klachtenregeling van deze vereniging noch bij enige andere klachten- of geschillenregeling.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1.    weigert medewerking te verlenen aan het indienen van een klacht bij een klachtencommissie;

2.    niet over een klachtenregeling beschikt;

3.    de mogelijkheid om geschillen aan een geschilleninstantie voor te leggen niet kenbaar maakt.

4.            Het standpunt van verweerder

Verweerder erkent niet over een klachten- en geschillenregeling te beschikken maar is van mening daartoe op dat moment ook niet verplicht te zijn geweest. De aan de klacht ten grondslag gelegde stellingen heeft hij dan ook bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Op 1 januari 2016 is de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) in werking getreden. Op grond van deze wet moeten zorgaanbieders per 1 januari 2017 voldoen aan alle eisen van die wet, inclusief de daarin neergelegde klachten- en geschillenregeling.

5.2.      Voor zover van belang bij de beoordeling van de voorliggende klacht, wordt ingevolge artikel 1 Wkkgz in die wet en de daarop berustende bepaling verstaan onder:

- zorgaanbieder: een instelling dan wel een solistisch werkende zorgverlener;

- solistisch werkende zorgverlener: een zorgverlener die, anders dan in dienst of onmiddellijk of middellijk in opdracht van een instelling beroepsmatig zorg verleent;

- zorgverlener: een natuurlijk persoon die beroepsmatig zorg verleent;

- zorg: Wlz-zorg, Zvw-zorg en andere zorg;

- andere zorg: handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, niet zijnde Wlz-zorg of Zvw-zorg, alsmede handelingen met aan ander doel dan het bevorderen of bewaken van de gezondheid van de cliënt.

Artikel 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg bepaalt (voor zover hier relevant):

1                        In deze wet en de daarop berustende bepalingen worden onder handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg naast de in het tweede lid omschreven handelingen verstaan alle andere verrichtingen - het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen -, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende diens gezondheid te bevorderen of te bewaken

2                        In deze wet en de daarop berustende bepalingen worden onder handelingen op het gebied van de geneeskunst verstaan:

a. alle verrichtingen - het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen -, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen, dan wel verloskundige bijstand te verlenen;

(….)

5.3.      Uit het vorenstaande volgt dat de hier aan de orde zijnde door verweerder uitgevoerde handelingen, te weten het beoordelen van klagers gezondheidstoestand, handelingen betreffen die ingevolge lid 2, aanhef en onder a. van de Wet op de individuele gezondheidszorg onder de werking van die wet vallen. Gelet op de begripsbepaling van ‘andere zorg’ als weergegeven in artikel 1 van de Wkkgz valt dit handelen derhalve ook onder de bepalingen van de Wkkgz. De ter zitting door verweerder ingenomen stelling dat er tussen hem en klager juist geen sprake was van een ‘zorgrelatie’ maar van een ‘diagnostische of een beoordelingsrelatie’ die niet onder de regeling valt, kan gelet op deze begripsbepaling dan ook niet slagen.

5.4.      Weliswaar is in artikel 1 lid 4 van de Wkkgz nog bepaald dat onder meer hoofdstuk 3 (betreffende die klachten- en geschillenregeling) niet van toepassing is op zorg voor zover deze betreft handelingen ter beoordeling van de gezondheidstoestand of medische begeleiding van een cliënt verricht in opdracht van een ander dan die cliënt, maar nu verweerder zijn werkzaamheden heeft verricht op verzoek van klager (direct of indirect, via klagers raadsman) is deze uitzonderingsbepaling niet van toepassing.

5.5.      Het vorenstaande betekent dat ook verweerder met ingang van 1 januari 2017 diende te voldoen aan alle eisen van de Wkkgz, inclusief de daarin neergelegde klachten- en geschillenregeling.

5.6.      Naast de hiervoor door het college beoordeelde (en verworpen) stelling van verweerder dat hij niet verplicht is te beschikken een klachten- en geschillenregeling, heeft verweerder ook aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van het bestaan van deze verplichting. De hem daarover informerende mails van zijn beroepsvereniging worden op zijn computer  als spam of reclame gewaardeerd waardoor hij deze niet heeft gelezen.

5.7. Naar het oordeel van het college mag van verweerder, als professioneel zelfstandig werkend hulpverlener, worden verwacht dat hij er voor zorgt dat hij op een effectieve wijze - naar zijn keuze via zijn beroepsvereniging of anderszins - op de hoogte blijft van voor hem relevante ontwikkelingen op zijn vakgebied en voor hem relevante nieuwe regelgeving. Mogelijke (onjuiste) instellingen op verweerders computer die daaraan in de weg staan, dienen dan ook voor zijn risico te blijven.

De verschillende klachtonderdelen

5.8.      Artikel 13 van de Wkkgz bepaalt dat de zorgaanbieder schriftelijk een regeling treft voor een effectieve en laagdrempelige opvang en afhandeling van hem betreffende klachten. Nu verweerder niet over een dergelijke klachten- en geschillenregeling beschikt en daarmee - logischerwijs - evenmin meewerkt aan het door klager (kunnen) indienen van een klacht op een wijze als door de Wkkgz voorzien, worden het eerste klachtonderdeel (verweerder weigert medewerking te verlenen aan het indienen van een klacht) en het tweede klachtonderdeel (verweerder beschikt niet over een klachtenregeling) gegrond verklaard.

5.9.      Ook het derde klachtonderdeel (verweerder maakt de mogelijkheid tot het indienen van een klacht niet kenbaar) wordt gegrond verklaard. Artikel 18, lid 5 Wkkgz bepaalt immers dat de zorgaanbieder de mogelijkheid om geschillen aan de geschilleninstantie voor te leggen alsmede een wijziging daarin, op daarvoor geschikte wijze onder de aandacht van de cliënten en vertegenwoordigers van cliën ten brengt. Niet ter discussie staat dat verweerder dat niet heeft kenbaar gemaakt.

Conclusie

5.10.    De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klager had behoren te betrachten.

5.11.    Het college is van oordeel dat het opleggen van een maatregel passend is. Verweerder heeft niet voldaan aan zijn verplichtingen die voortvloeien uit de Wkkgz en die zien op de opvang en afhandeling van hem betreffende klachten en geschillen. Daarbij komt dat verweerder tijdens de zitting aan het college heeft medegedeeld nog immer niet aan die verplichtingen te hebben voldaan. Aan de andere kant stelt het college vast dat de verweten gedraging niet het psychologisch (be)handelen zelf betreft maar de klachtenafhandeling daarvan. Alles afwegende is het college van oordeel dat het passend is verweerder te waarschuwen.

Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt.

6. De beslissing

Het college:

-          verklaart de klacht gegrond;

-          legt op de maatregel van een waarschuwing.

Bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan de tijdschriften ‘De Psycholoog’ en ‘Tijdschrift voor Psychotherapie’ ter bekendmaking zal worden aangeboden.

Aldus beslist door:

mr. A. van Maanen, voorzitter,

drs. L.J.J.M. Geertjens, drs. E.S.J. Roorda en dr. R.J. Takens, leden-gezondheidszorgpsycholoog en

mr. drs. M.P. Sombroek-van Doorm, lid-jurist,

bijgestaan door mr. A. Kerstens, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2017 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. secretaris                                                                                   w.g. voorzitter