ECLI:NL:TGZRZWO:2016:113 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 161/2015

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2016:113
Datum uitspraak: 04-11-2016
Datum publicatie: 04-11-2016
Zaaknummer(s): 161/2015
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen tandarts gegrond. Ontvankelijkheid: behandeling in Duitsland, woonplaats verweerder Duitsland. Het doel van de bescherming die de Wet BIG beoogt te bieden is niet beperkt tot binnen  Nederland verrichte handelingen maar strekt zich ook uit tot handelingen die door een BIG-geregistreerde arts buiten Nederland worden verricht. Gelet op door verweerder genoemde woonplaats in overige procedures is Regionaal Tuchtcollege Zwolle meest aangewezen de klacht te beoordelen. Onvoldoende informed consent. Geen contra-indicatie voor aanbrengen keramische inlays gelet op tandenknarsen, wel zijn de inlays te hoog gelegd. Eenmalige behandeling door een medewerker leidt niet tot onheuse bejegening. Dat verweerder voorwaarde stelde de volledige factuur zou voldoen, verdient weliswaar niet de schoonheidsprijs doch is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het dossier voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen, zoals door verweerder ter zitting ook wel is erkend. Berisping.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 4 november 2016 naar aanleiding van de op 6 augustus 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door mr. J.W. Janssens, advocaat te Houten,

k l a g e r

-tegen-

C , tandarts, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. P.W.M. Huisman, advocaat te Bussum,

v e r w e e r d e r  

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek met de bijlagen;

- de dupliek met de bijlage;

- het aanvullend schrijven namens verweerder met bijlage, ontvangen op 8 september

  2016.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 23 september 2016, waar klager en verweerder zijn verschenen. Klager werd bijgestaan door mr. Janssens voornoemd, verweerder door mr. M.J. de Groot.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het tandheelkundig dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerder is tandarts en heeft een kliniek in D. Daarnaast heeft de kliniek van verweerder een locatie in E en had verweerder in het verleden eveneens een kliniek in F. Verweerder is met ingang van 17 maart 2009 geregistreerd als tandarts in het BIG-register.

Klager is in 2005 op de G in de H te I geweest waar de kliniek van verweerder (hierna: de kliniek) met een stand aanwezig was. De daar gegeven informatie heeft (uiteindelijk) geleid tot een afspraak van klager met de kliniek van verweerder in D op 20 februari 2006. Die afspraak betrof het bleken van het gebit van klager. Naast de afgesproken behandeling heeft een intake voor het eventueel vervangen van amalgaanvullingen door keramiek plaatsgevonden. Na ontvangst van de begroting daartoe besloot klager op dat moment voorlopig van behandeling door verweerder af te zien.

Op 13 juli 2009 vond in de kliniek van verweerder, eveneens in D, een gesprek tussen klager en verweerder plaats. In het dossier werd genoteerd:

kurze bespr mit C alleine”

Afgesproken werd dat voor de behandeling voor het vervangen van vullingen door keramiek maximaal € 3000,-- zou worden gedeclareerd, te voldoen in twee termijnen van € 1500,--.

In het dossier staat bij 8 december 2009:

Brief: --Recall_Mundhygiene_NL/_Serienbrief—“

Op 11 december 2009 vond de eerste behandeling plaats.

Het dossier vermeldt:

“                      ok+uk abdrücke f präp (AL)

                         meini h at die farbe ausgesucht(AL)

36-36,46-        uk inlays zu traub anstatt meini,n trmin fll31 ecke und 26

47

Bij de datum 14 december 2009 staat in het dossier genoteerd:

37-36,46-       pat. da provi verschluckt, neue mit clip gemacht aber pat. gesagt das wenn

 47                   sie nochmal weg sin doder raus fallen braucht er nicht zurück zu kommen

                         da inlays nur okklusal sind en sich nicht verschrleben kann.

37-36,46-        Präparation Kronen und Brücken große cariöse Defekte, konservierend

47                    nicht zu erhalten.

37-36,46-

47

2 010  Intraorale                                             3,50     27,54   Anatomie        

             Leitungsanästhesie

4 307  Excision von Schleimhaut,                    3,60     35,43   ausgedehnte Excision               selbst. Leistung

2 203  Besondere Maßnahmen                                     3,50     25,60   Eng                             

             beim Präparieren, Füllen

4 218  Vorbereitung e. zerst.                            3,50     118,09großerDefekt    

             Zahnes mit plast.

             Aufbaumaterial zur

            Aufnhame einer Krone

1 517 Abformung mit individuellern                 3,50     49,21   Remontageabdruck                 

             Löffel

1,00 ELA Elastorneres Abformmaterial,             5,51    Privat 

            Aquasil Ultra Heavy

4 227  provisorische Krone                               3,50     212,62 Aufwendige Präp.        

4,00 Prov Prov.Kronen/Brückenglieder             8,52     Privat                          

801      Bestimmung d. gelenkbez.                   3,50     35,43   Myoarthropathie          

             Zentrallage d. UK

1,00 ZENTRIK Zentrikmaterial                                     6,08     Privat                          

1 802   Modellmontage nach                             3,50     78,73   Beschleifung                            arbiträrer Achsenbest.

1 804  Montage des                                        3,50     39,37   Occlusionsebene                      Gegenkiefermodells

4 200   Lichthärtung einer                                3,50     70,85   mehrfache Lichthärtung           Kompositfüllung /analoge

             Position §6 Abs 2

4 234   Versiegelung einer                                3,50     157,47 Gluma                         

             Dentinwunde mit Gluma /

             analage Positon §6 Abs. 2

1 600   Profil- oder Enfacefotografie                  3,50     15,75   -                                              einschl. Auswertung

37-36,46- Einlagefüllung zweiflächig, Keramik

47

37ov    1 216k Einlagefüllung zweiflächig,        3,50     161,41             Kermaikinlay               

36ov    1 216k Einlagefüllung zweiflächig,        3,50     161,41             Kermaikinlay               

46ov    1 216k Einlagefüllung zweiflächig,        3,50     161,41             Kermaikinlay               

47ov    1 216k Einlagefüllung zweiflächig,        3,50     161,41             Kermaikinlay ”              

Op 18 januari 2010 vond de plaatsing van de keramische inlays plaats. Genoteerd werd in het dossier:

“Inlays 36,37,46,47 mit OBN Kapseln eingesetzt

             Zweiflächige Füllung mit Cp-Behandlung

1 007   Vitalitätsprüfung eines                         2,30     6,47

1 233   Maßnahmen bei Caries                                     2,30     14,23

             profunda

1 200   Lichthärtung einer                               2,30     11,64

             Kompositfüllung / analoge

             Position §6 Abs 2

1 207k zweiflächige Kunststoff-                        2,30     27,16

             Füllung

1 208 Polieren einer zweiflächigen                    2,30     5,17

             Kunststoff-Füllung”

Klager meldde zich in verband met pijnklachten op 2 februari 2010 weer in de kliniek. De keramische inlays werden bijgeslepen en gepolijst. Klager ervoer na dit consult nog steeds een ernstige warmte- en koude-intolerantie en bijtpijn.

Op 20 februari 2010 zond klager een brief naar verweerder. Klager deelde verweerder mee dat hij de betaling zou opschorten in afwachting van de uitkomsten van een second opinion.

In de patiëntenkaart staat bij 11 maart 2010 dat een brief binnen is gekomen van klager. Bij de datum van 16 maart 2010 staat vermeld dat er een rekening met een begeleidende brief naar klager is verzonden.

Begin maart 2010 vond overleg plaats tussen klager en verweerder. Verweerder stelde klager voor om te wachten met een nieuwe behandeling. Medio maart vond een consult plaats. Verweerder stelde voor het keramisch materiaal, gelet op de aanhoudende klachten, te verwijderen en restauraties van goud aan te brengen. Verweerder stelde daarbij als voorwaarde dat klager de rest van het in rekening gebrachte bedrag van

€ 3000,-- diende te betalen.

Klager heeft een op 20 februari 2010 gedateerde, aan verweerder geadresseerde, brief in het geding gebracht. Klager heeft een op 31 mei 2010 gedateerde brief overgelegd die geadresseerd is aan de kliniek als reactie op de brief van verweerder van 20 mei 2010. Uit de patiëntenkaart blijkt dat op 24 juni 2010 een brief van klager is ontvangen, evenals op 19 augustus 2010 en 27 september 2010.

J heeft in opdracht van het Amtsgericht D een tandheelkundig deskundigenrapport opgemaakt. Voor zover thans van belang schrijft J:

Daarvoor heb ik de beschikking gehad over de volgende documenten:

Procesakte van de rechtbank D 13 H 3/11

Behandelingsdocumentatie uit het K

Eigen onderzoeksresultaten d.d. 30-08-2011

Röntgenopnames d.d. 30-08-2011

Röntgenopnames, ontvangen per e-mail van [achternaam klager, RTC]

De heer [achternaam klager, RTC] zag ik op 30-08-2011 in mijn praktijk voor onderzoek in het kader van het deskundigenrapport.

(…)

Op advies heeft hij zich gewend tot de praktijk K omdat hij een esthetisch mooiere oplossing wenste. Daarbij moesten, indien mogelijk, de “donkere” amalgaamvullingen vervangen worden door tandkleurige restauraties.

In de praktijk had men hem volgens [achternaam klager, RTC] ervan verzekerd dat dit mogelijk was. Over eventuele complicaties zou niet zijn gesproken.

Hij wist – en dit zou destijds ook bekend zijn geweest – dat hij met de elementen knarst of perst.

Bevindingen:

Extraoraal: habituele subluxatie rechter kaakgewricht, wrijvingingsgeluiden in het linkerkaakgewricht tijdens het openen en sluiten. Resultaat van palpatie van submandibulaire lymfeklieren aan beide kanten onopvallend. Intraoraal: hard en zacht verhemelte, radix en tongrug en bekleding met slijmvliezen zonder pathologische veranderingen. Opvallende reactie op koude lucht bij de elementen 36, 37, 47 en 46. Multiple recessies, incisale afsplinteringen glazuur bij 31 en 41. Duidelijk zichtbare slijpfacetten bij hoekelementen.

(…)

Opnamen van tandenboog van juli 2007 (per e-mail opgestuurd):

(…)

radio-opake schaduw van vullingen in elementen 26, 37, 36, 46, 47.

Geen indicatie voor carieuze veranderingen of parodontale schade.

Opnamen van tandenboog van

Status na vervanging van de bestaande amalgaam-vullingen in de bovengenoemde elementen. Geen indicaties van verborgen carieuze laesies . ”

In de aanvulling op het door J opgemaakte rapport heeft hij onder meer genoteerd:

Op grond van de in het deskundigenrapport genoemde oorzaken is het risico op klachten bij patiënten met parafuncties verhoogd. De toepassing van keramische materialen is dan niet aan te bevelen.

Tijdens het klinisch onderzoek en in de specifieke voorgeschiedenis van de patiënt kunnen signalen voor de parafuncties worden vastgesteld.

Gevolgen daarvan, zoals slijpfacetten of afsplinteringen van glazuur, heb ik tijdens mijn onderzoek vastgesteld.

Verweerder heeft klager gedagvaard voor de rechtbank L en gevorderd klager te veroordelen tot betaling van de openstaande factuur. Bij vonnis van 24 september 2014 is de vordering van verweerder afgewezen en is hij veroordeeld om aan klager € 524,03 te betalen en is verweerder voorts veroordeeld tot vergoeding van alle door klager als gevolg van de naar oordeel van de rechtbank gepleegde toerekenbare tekortkoming geleden en nog te lijden schade. Verweerder heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Er is door het gerechtshof nog geen arrest gewezen.

Op 12 september 2013 heeft M een brief verzonden aan N te B betreffende klager. Voor zover thans van belang inhoudende:

Bovengenoemde patiënt zag ik voor een second opinion in verband met de pijnklachten die zijn ontstaan na het plaatsen van keramische inlays in de vier ondermolaren.

(…)

De ondermolaren zijn alle vier min of meer percussiepijnlijk, alle elementen vertonen een sterk verhoogd koudegevoeligheid. De keramische restauratie in de 37 vertoont breuk.

Differentiaaldiagnose:

1. Overbelaste elementen als gevolg van niet goed passende restauraties.

2. Postoperatieve klachten als gevolg van deficiënte adhesie, wellicht dat er sprake is van randspleten op microniveau tussen dentine en adhesief cement, dat bij kauwen percolatie veroorzaakt.

Behandelingsmogelijkheden:

Mede gezien het behandelingsverloop kan gesteld worden dat (achteraf) de vervanging van de amalgaamvullingen door indirecte keramische restauraties geen goede keuze was. Voor bruxisten geldt trouwens in algemene zin dat porselein daar niet de voorkeur verdient.

Vandaar dan bij een vervanging eerder voor een composietmateriaal moet worden gekozen. Eerste keuze lijkt een directe composietrestauratie die lege arts wordt uitgevoerd, wellicht na eerst de antagonist wat te hebben gecorrigeerd om wat ruimte en vrijheid te creëren. Goud is ook genoemd als een optie, maar een dergelijke (indirecte, dus invasieve) restauratie is bij pijnklachten zowieso gecontraïndiceerd.(…)”

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven:

1.    Dat hij klager niet heeft geïnformeerd over de behandeling, de gevolgen van de behandeling en de risico’s van onder meer overgevoeligheid als gevolg van deze behandeling. Er was derhalve geen informed consent voor de behandeling en dat klemt te meer nu het een cosmetische ingreep betreft;

2.    Dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan en geen navraag heeft gedaan naar tandenknarsen van klager. Tevens verwijt klager verweerder dat verweerder ten onrechte stelt dat het een plicht zou zijn van klager om dit te melden;

3.    Dat verweerder niet lege artis heeft gehandeld bij het plaatsen van de keramische inlays. De vervanging van amalgaanvullingen door keramische restauraties is geen goede keuze, zeker niet bij bruxisten;

4.    Onheuse bejegening van klager door de afgesproken behandeling aan een medewerker over te laten terwijl klager een afspraak had met verweerder in verband met pijnklachten van klager. Verweerder heeft de klachten van klager niet serieus genomen. Verweerder wilde alleen vervanging van de keramische inlays laten uitvoeren na volledige voldoening door klager van het afgesproken begrotingsbedrag;

5.    Minachting voor de rechterlijke macht door verweerder door in de procedure in eerste aanleg in het geheel niet te verschijnen en zich op andere momenten te laten vertegenwoordigen door een ander, ondanks de opgedragen persoonlijke verschijning;

6.    Dat verweerder onvoldoende voldaan heeft aan de op hem rustende dossierplicht. Het dossier, dat eerst vijf jaar na dato is overgelegd, handelt meer over de financiële afwikkeling dan de behandelingen zelf. De in 2006 plaatsgevonden intake is niet opgenomen in het dossier. De voorgestelde behandelingen en de risico’s van complicaties zijn niet opgenomen in het dossier terwijl verweerder stelt dat deze wel aan klager zijn meegedeeld. Het bezoek van klager aan de kliniek in maart 2010 is evenmin in het dossier beschreven.

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert - zakelijk weergegeven - aan dat gelet op de behandeling van verweerder in D het Nederlandse tuchtrecht niet van toepassing is op de onderhavige behandeling. Voorts voert verweerder aan dat het tuchtcollege te Zwolle niet het bevoegde college is gelet op de woonplaats van verweerder in het buitenland. Voor zover klager klaagt over handelingen vóór 17 maart 2009 is klager niet-ontvankelijk, omdat verweerder sinds die datum in het BIG-register is ingeschreven.

Verweerder heeft klager voldoende geïnformeerd over de te verrichten behandelingen.

Verweerder voert aan dat, ondanks datgene dat J in zijn rapportage beschrijft, in de praktijk een verhoogd risico bij patiënten met parafuncties niet is gebleken. Verweerder heeft in maart 2010 klager aangeboden de keramische inlays te vervangen door kostenloze plaatsing van vullingen van goud. In reactie op de door M genoemde contra-indicatie voor het plaatsen van vullingen van goud stelt verweerder dat de praktijk anders uitwijst. Verweerder heeft niet onzorgvuldig gehandeld door te verzoeken aan klager de openstaande nota te voldoen.

De door klager gestelde minachting van de rechterlijke macht is geen overtreding van de tuchtnormen conform artikel 47 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG).

Wat betreft de dossierplicht voert verweerder aan dat geen sprake is van een behandelingsovereenkomst naar Nederlands recht. Desondanks heeft verweerder de laatste jaren bijzonder veel moeite gedaan om te zorgen dat alle behandelingen van de patiënt en de contacten uitvoerig worden gedocumenteerd. Verweerder is niet van mening dat hij ten aanzien van klager onvoldoende heeft gedocumenteerd.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Anders dan door verweerder is gesteld is het college van oordeel dat klager in zijn klacht kan worden ontvangen en het college te Zwolle (relatief) bevoegd is van de klacht kennis te nemen, ondanks dat verweerder voor wat betreft zijn woonplaats is ingeschreven in D en klager in de praktijk van verweerder in D is behandeld. Onder verwijzing naar de rechtspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG 10-12-2015, ECLI:NL:TGZCTG:2015:373, 21 juli 2016, ECLI:NL:TGZCTG:2016:256) dient het ervoor te worden gehouden dat nu verweerder in het Nederlandse BIG-register is ingeschreven, in Nederland praktijk houdt voor intakegesprekken en hij, onder meer middels zijn website met een Nederlandse domeinnaam, actief patiënten werft in Nederland, zichzelf en zijn praktijk in D aldus bewust onder de aandacht brengt van een deel van het Nederlandse publiek.

Het doel van de bescherming die de Wet BIG beoogt te bieden is niet beperkt tot binnen  Nederland verrichte handelingen maar strekt zich ook uit tot handelingen die door een BIG-geregistreerde arts buiten Nederland worden verricht.

Dit betekent dat het handelen en nalaten van verweerder in zijn relatie tot klager valt onder het tuchtrecht in Nederland.

Het Tuchtrechtbesluit wijst voor deze situatie geen relatief bevoegd college aan. Die omissie kan evenwel niet tot de conclusie leiden dat dan geen enkel Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg relatieve bevoegdheid toekomt. Verweerder heeft zelf in zijn relatie met klager meermaals, onder meer in de tussen beide gevoerde civiele procedures, gesteld in O te wonen. Ook uit de door klager in het geding gebrachte stukken (krantenartikelen, overlijdensberichten etc.) blijkt verweerder (feitelijk), al dan niet gedeeltelijk, in O woonachtig te zijn. Klager heeft er dan ook op mogen vertrouwen dat verweerder in O woonachtig was en klager zijn klacht in Zwolle zou moeten indienen. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden is het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Zwolle dan ook het meest aangewezen college om de zaak te behandelen en te beoordelen. Het college acht zich derhalve relatief bevoegd van de zaak kennis te nemen.

5.2

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.3

Ter zake van klachtonderdeel 1 wordt als volgt overwogen. Partijen verschillen van mening over de vraag of verweerder klager voorafgaand aan de behandeling ter zake van het vervangen van de amalgaanvullingen door keramische inlays heeft geïnformeerd over de risico's met betrekking tot mogelijke overgevoeligheid, al dan niet in combinatie met het tandenknarsen van klager en dat derhalve informed consent ontbreekt. Het college kan, nu alleen partijen bij de intake betrokken waren en een duidelijk verslag in het patiëntendossier ter zake ontbreekt, niet vaststellen of en welke voorlichting verweerder ter zake heeft gegeven en of derhalve van informed consent sprake is geweest. Het enkele gegeven dat, zoals door verweerder zonder enige onderbouwing is gesteld, het consult op 13 juli 2009 ongeveer 45 minuten zou hebben geduurd is onvoldoende om te concluderen dat van informed consent sprake is geweest. Het ligt op de weg van verweerder ter zake duidelijke aantekeningen te maken. Nu niet kan worden vastgesteld of en welke risico's zijn besproken en dat van informed consent sprake is geweest, dient dit klachtonderdeel gegrond te worden verklaard.

5.4

De klachtonderdelen 2 en 3 worden vanwege de nauwe samenhang gezamenlijk behandeld. Anders dan door verweerder is aangevoerd lag het niet op de weg van klager om aan verweerder mede te delen dat hij een tandenknarser is. Wat daar ook van zij; uit de rapportage van J, wiens bevindingen het college overneemt nu gesteld noch gebleken is dat diens rapportage niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet, waren er op het gebit van klager zodanige slijpfacetten zichtbaar dat daaruit het 'tandenknarsen' blijkt. Verweerder had daar derhalve zelf bedacht op moeten zijn en desgewenst naar moeten (door)vragen. Dat verweerder zulks heeft gedaan is door klager betwist en niet gebleken uit het dossier. Evenwel anders dan door klager is aangevoerd, is het college van oordeel dat de enkele omstandigheid dat klager tandenknarst geen contra-indicatie vormt voor het aanbrengen van inlays van keramiek. Van een verkeerde keuze is dan ook niet perse sprake. Voor zover de klacht daarop ziet dient die ongegrond te worden verklaard.

Het college is wel met klager van oordeel dat verweerder de inlays te hoog heeft gelegd. Vervolgens heeft verweerder, ondanks de aanhoudende klachten van klager, die niet adequaat verholpen door deze voldoende bij te slijpen. Het college vindt voor dit oordeel eveneens steun in de rapportage van J. Deze klachtonderdelen dienen derhalve deels gegrond verklaard te worden.

5.5

Ter zake van klachtonderdeel 4 wordt als volgt overwogen. De enkele omstandigheid dat klager eenmalig door een medewerker is behandeld in verband met zijn gevoeligheidsklachten als gevolg van de keramische inlays kan niet leiden tot het oordeel dat van onheuse bejegening sprake is geweest en/of dat klager niet serieus is genomen.

Dat verweerder, voordat hij de keramische inlays eventueel zou vervangen, als voorwaarde stelde dat klager eerst de volledige factuur van de keramische inlays zou voldoen, verdient weliswaar niet de schoonheidsprijs doch is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Of die voorwaarde vanuit civielrechtelijk oogpunt gesteld kon worden behoort tot de bevoegdheid van de civiele rechter. Dit klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.

5.6

Klachtonderdeel 5, te weten dat verweerder 'minachting voor de rechterlijke macht' zou hebben door in de civiele procedure niet te verschijnen, is geen klacht die valt onder de bescherming van de Wet BIG. Klager kan in die klacht niet worden ontvangen.

5.7

Ter zake van klachtonderdeel 6 wordt als volgt overwogen. Het dossier van verweerder over de behandeling van klager voldoet niet aan de daaraan in redelijkheid te stellen eisen, zoals door verweerder ter zitting ook wel is erkend/onderkend. Er is geen melding gemaakt van informatie die gegeven is bij de intake, niet blijkt of er sprake is van informed consent en zo ja, waar die op gebaseerd is. Noch de gegeven informatie, noch de keuzes die al dan niet aan klager zijn voorgelegd zijn terug te vinden.

De aard en frequentie van de consulten blijkt niet duidelijk, niet alle contactmomenten, laat staan de aard en inhoud daarvan, zijn geregistreerd. Voorts staan er zaken genoteerd die evident niet op de behandeling van klager staan maar mogelijk als 'standaard' zijn opgenomen. Ook de geboortedatum van klager is niet juist genoteerd. Dat verweerder niet aan zijn dossierplicht heeft voldaan kan hem tuchtrechtelijk worden aangerekend. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

5.8

Nu de klachten in vorenstaande zin deels gegrond zijn, dient het college een maatregel op te leggen. Hoewel verweerder eerder tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd heeft gekregen en in zoverre van recidive sprake is, is het college van oordeel dat nu ook deze klachten dateren uit dezelfde periode en deels dezelfde onderwerpen betreffen als in eerdere procedures aan de orde waren, met een berisping kan worden volstaan.

6.    DE BESLISSING

Het college berispt verweerder.

Aldus gedaan door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mr. dr. E. Plomp, lid-jurist,

J. Dam, R. Rowel en R.T. Thomson, leden-tandartsen, in tegenwoordigheid van

mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op

4 november 2016 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van

mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 4 november 2016 naar aanleiding van de op 6 augustus 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door mr. J.W. Janssens, advocaat te Houten,

k l a g e r

-tegen-

C , tandarts, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. P.W.M. Huisman, advocaat te Bussum,

v e r w e e r d e r  

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek met de bijlagen;

- de dupliek met de bijlage;

- het aanvullend schrijven namens verweerder met bijlage, ontvangen op 8 september

  2016.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 23 september 2016, waar klager en verweerder zijn verschenen. Klager werd bijgestaan door mr. Janssens voornoemd, verweerder door mr. M.J. de Groot.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het tandheelkundig dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerder is tandarts en heeft een kliniek in D. Daarnaast heeft de kliniek van verweerder een locatie in E en had verweerder in het verleden eveneens een kliniek in F. Verweerder is met ingang van 17 maart 2009 geregistreerd als tandarts in het BIG-register.

Klager is in 2005 op de G in de H te I geweest waar de kliniek van verweerder (hierna: de kliniek) met een stand aanwezig was. De daar gegeven informatie heeft (uiteindelijk) geleid tot een afspraak van klager met de kliniek van verweerder in D op 20 februari 2006. Die afspraak betrof het bleken van het gebit van klager. Naast de afgesproken behandeling heeft een intake voor het eventueel vervangen van amalgaanvullingen door keramiek plaatsgevonden. Na ontvangst van de begroting daartoe besloot klager op dat moment voorlopig van behandeling door verweerder af te zien.

Op 13 juli 2009 vond in de kliniek van verweerder, eveneens in D, een gesprek tussen klager en verweerder plaats. In het dossier werd genoteerd:

kurze bespr mit C alleine”

Afgesproken werd dat voor de behandeling voor het vervangen van vullingen door keramiek maximaal € 3000,-- zou worden gedeclareerd, te voldoen in twee termijnen van € 1500,--.

In het dossier staat bij 8 december 2009:

Brief: --Recall_Mundhygiene_NL/_Serienbrief—“

Op 11 december 2009 vond de eerste behandeling plaats.

Het dossier vermeldt:

“                      ok+uk abdrücke f präp (AL)

                         meini h at die farbe ausgesucht(AL)

36-36,46-        uk inlays zu traub anstatt meini,n trmin fll31 ecke und 26

47

Bij de datum 14 december 2009 staat in het dossier genoteerd:

37-36,46-       pat. da provi verschluckt, neue mit clip gemacht aber pat. gesagt das wenn

 47                   sie nochmal weg sin doder raus fallen braucht er nicht zurück zu kommen

                         da inlays nur okklusal sind en sich nicht verschrleben kann.

37-36,46-        Präparation Kronen und Brücken große cariöse Defekte, konservierend

47                    nicht zu erhalten.

37-36,46-

47

2 010  Intraorale                                             3,50     27,54   Anatomie        

             Leitungsanästhesie

4 307  Excision von Schleimhaut,                    3,60     35,43   ausgedehnte Excision               selbst. Leistung

2 203  Besondere Maßnahmen                                     3,50     25,60   Eng                             

             beim Präparieren, Füllen

4 218  Vorbereitung e. zerst.                            3,50     118,09großerDefekt    

             Zahnes mit plast.

             Aufbaumaterial zur

            Aufnhame einer Krone

1 517 Abformung mit individuellern                 3,50     49,21   Remontageabdruck                 

             Löffel

1,00 ELA Elastorneres Abformmaterial,             5,51    Privat 

            Aquasil Ultra Heavy

4 227  provisorische Krone                               3,50     212,62 Aufwendige Präp.        

4,00 Prov Prov.Kronen/Brückenglieder             8,52     Privat                          

801      Bestimmung d. gelenkbez.                   3,50     35,43   Myoarthropathie          

             Zentrallage d. UK

1,00 ZENTRIK Zentrikmaterial                                     6,08     Privat                          

1 802   Modellmontage nach                             3,50     78,73   Beschleifung                            arbiträrer Achsenbest.

1 804  Montage des                                        3,50     39,37   Occlusionsebene                      Gegenkiefermodells

4 200   Lichthärtung einer                                3,50     70,85   mehrfache Lichthärtung           Kompositfüllung /analoge

             Position §6 Abs 2

4 234   Versiegelung einer                                3,50     157,47 Gluma                         

             Dentinwunde mit Gluma /

             analage Positon §6 Abs. 2

1 600   Profil- oder Enfacefotografie                  3,50     15,75   -                                              einschl. Auswertung

37-36,46- Einlagefüllung zweiflächig, Keramik

47

37ov    1 216k Einlagefüllung zweiflächig,        3,50     161,41             Kermaikinlay               

36ov    1 216k Einlagefüllung zweiflächig,        3,50     161,41             Kermaikinlay               

46ov    1 216k Einlagefüllung zweiflächig,        3,50     161,41             Kermaikinlay               

47ov    1 216k Einlagefüllung zweiflächig,        3,50     161,41             Kermaikinlay ”              

Op 18 januari 2010 vond de plaatsing van de keramische inlays plaats. Genoteerd werd in het dossier:

“Inlays 36,37,46,47 mit OBN Kapseln eingesetzt

             Zweiflächige Füllung mit Cp-Behandlung

1 007   Vitalitätsprüfung eines                         2,30     6,47

1 233   Maßnahmen bei Caries                                     2,30     14,23

             profunda

1 200   Lichthärtung einer                               2,30     11,64

             Kompositfüllung / analoge

             Position §6 Abs 2

1 207k zweiflächige Kunststoff-                        2,30     27,16

             Füllung

1 208 Polieren einer zweiflächigen                    2,30     5,17

             Kunststoff-Füllung”

Klager meldde zich in verband met pijnklachten op 2 februari 2010 weer in de kliniek. De keramische inlays werden bijgeslepen en gepolijst. Klager ervoer na dit consult nog steeds een ernstige warmte- en koude-intolerantie en bijtpijn.

Op 20 februari 2010 zond klager een brief naar verweerder. Klager deelde verweerder mee dat hij de betaling zou opschorten in afwachting van de uitkomsten van een second opinion.

In de patiëntenkaart staat bij 11 maart 2010 dat een brief binnen is gekomen van klager. Bij de datum van 16 maart 2010 staat vermeld dat er een rekening met een begeleidende brief naar klager is verzonden.

Begin maart 2010 vond overleg plaats tussen klager en verweerder. Verweerder stelde klager voor om te wachten met een nieuwe behandeling. Medio maart vond een consult plaats. Verweerder stelde voor het keramisch materiaal, gelet op de aanhoudende klachten, te verwijderen en restauraties van goud aan te brengen. Verweerder stelde daarbij als voorwaarde dat klager de rest van het in rekening gebrachte bedrag van

€ 3000,-- diende te betalen.

Klager heeft een op 20 februari 2010 gedateerde, aan verweerder geadresseerde, brief in het geding gebracht. Klager heeft een op 31 mei 2010 gedateerde brief overgelegd die geadresseerd is aan de kliniek als reactie op de brief van verweerder van 20 mei 2010. Uit de patiëntenkaart blijkt dat op 24 juni 2010 een brief van klager is ontvangen, evenals op 19 augustus 2010 en 27 september 2010.

J heeft in opdracht van het Amtsgericht D een tandheelkundig deskundigenrapport opgemaakt. Voor zover thans van belang schrijft J:

Daarvoor heb ik de beschikking gehad over de volgende documenten:

Procesakte van de rechtbank D 13 H 3/11

Behandelingsdocumentatie uit het K

Eigen onderzoeksresultaten d.d. 30-08-2011

Röntgenopnames d.d. 30-08-2011

Röntgenopnames, ontvangen per e-mail van [achternaam klager, RTC]

De heer [achternaam klager, RTC] zag ik op 30-08-2011 in mijn praktijk voor onderzoek in het kader van het deskundigenrapport.

(…)

Op advies heeft hij zich gewend tot de praktijk K omdat hij een esthetisch mooiere oplossing wenste. Daarbij moesten, indien mogelijk, de “donkere” amalgaamvullingen vervangen worden door tandkleurige restauraties.

In de praktijk had men hem volgens [achternaam klager, RTC] ervan verzekerd dat dit mogelijk was. Over eventuele complicaties zou niet zijn gesproken.

Hij wist – en dit zou destijds ook bekend zijn geweest – dat hij met de elementen knarst of perst.

Bevindingen:

Extraoraal: habituele subluxatie rechter kaakgewricht, wrijvingingsgeluiden in het linkerkaakgewricht tijdens het openen en sluiten. Resultaat van palpatie van submandibulaire lymfeklieren aan beide kanten onopvallend. Intraoraal: hard en zacht verhemelte, radix en tongrug en bekleding met slijmvliezen zonder pathologische veranderingen. Opvallende reactie op koude lucht bij de elementen 36, 37, 47 en 46. Multiple recessies, incisale afsplinteringen glazuur bij 31 en 41. Duidelijk zichtbare slijpfacetten bij hoekelementen.

(…)

Opnamen van tandenboog van juli 2007 (per e-mail opgestuurd):

(…)

radio-opake schaduw van vullingen in elementen 26, 37, 36, 46, 47.

Geen indicatie voor carieuze veranderingen of parodontale schade.

Opnamen van tandenboog van

Status na vervanging van de bestaande amalgaam-vullingen in de bovengenoemde elementen. Geen indicaties van verborgen carieuze laesies . ”

In de aanvulling op het door J opgemaakte rapport heeft hij onder meer genoteerd:

Op grond van de in het deskundigenrapport genoemde oorzaken is het risico op klachten bij patiënten met parafuncties verhoogd. De toepassing van keramische materialen is dan niet aan te bevelen.

Tijdens het klinisch onderzoek en in de specifieke voorgeschiedenis van de patiënt kunnen signalen voor de parafuncties worden vastgesteld.

Gevolgen daarvan, zoals slijpfacetten of afsplinteringen van glazuur, heb ik tijdens mijn onderzoek vastgesteld.

Verweerder heeft klager gedagvaard voor de rechtbank L en gevorderd klager te veroordelen tot betaling van de openstaande factuur. Bij vonnis van 24 september 2014 is de vordering van verweerder afgewezen en is hij veroordeeld om aan klager € 524,03 te betalen en is verweerder voorts veroordeeld tot vergoeding van alle door klager als gevolg van de naar oordeel van de rechtbank gepleegde toerekenbare tekortkoming geleden en nog te lijden schade. Verweerder heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Er is door het gerechtshof nog geen arrest gewezen.

Op 12 september 2013 heeft M een brief verzonden aan N te B betreffende klager. Voor zover thans van belang inhoudende:

Bovengenoemde patiënt zag ik voor een second opinion in verband met de pijnklachten die zijn ontstaan na het plaatsen van keramische inlays in de vier ondermolaren.

(…)

De ondermolaren zijn alle vier min of meer percussiepijnlijk, alle elementen vertonen een sterk verhoogd koudegevoeligheid. De keramische restauratie in de 37 vertoont breuk.

Differentiaaldiagnose:

1. Overbelaste elementen als gevolg van niet goed passende restauraties.

2. Postoperatieve klachten als gevolg van deficiënte adhesie, wellicht dat er sprake is van randspleten op microniveau tussen dentine en adhesief cement, dat bij kauwen percolatie veroorzaakt.

Behandelingsmogelijkheden:

Mede gezien het behandelingsverloop kan gesteld worden dat (achteraf) de vervanging van de amalgaamvullingen door indirecte keramische restauraties geen goede keuze was. Voor bruxisten geldt trouwens in algemene zin dat porselein daar niet de voorkeur verdient.

Vandaar dan bij een vervanging eerder voor een composietmateriaal moet worden gekozen. Eerste keuze lijkt een directe composietrestauratie die lege arts wordt uitgevoerd, wellicht na eerst de antagonist wat te hebben gecorrigeerd om wat ruimte en vrijheid te creëren. Goud is ook genoemd als een optie, maar een dergelijke (indirecte, dus invasieve) restauratie is bij pijnklachten zowieso gecontraïndiceerd.(…)”

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven:

1.    Dat hij klager niet heeft geïnformeerd over de behandeling, de gevolgen van de behandeling en de risico’s van onder meer overgevoeligheid als gevolg van deze behandeling. Er was derhalve geen informed consent voor de behandeling en dat klemt te meer nu het een cosmetische ingreep betreft;

2.    Dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan en geen navraag heeft gedaan naar tandenknarsen van klager. Tevens verwijt klager verweerder dat verweerder ten onrechte stelt dat het een plicht zou zijn van klager om dit te melden;

3.    Dat verweerder niet lege artis heeft gehandeld bij het plaatsen van de keramische inlays. De vervanging van amalgaanvullingen door keramische restauraties is geen goede keuze, zeker niet bij bruxisten;

4.    Onheuse bejegening van klager door de afgesproken behandeling aan een medewerker over te laten terwijl klager een afspraak had met verweerder in verband met pijnklachten van klager. Verweerder heeft de klachten van klager niet serieus genomen. Verweerder wilde alleen vervanging van de keramische inlays laten uitvoeren na volledige voldoening door klager van het afgesproken begrotingsbedrag;

5.    Minachting voor de rechterlijke macht door verweerder door in de procedure in eerste aanleg in het geheel niet te verschijnen en zich op andere momenten te laten vertegenwoordigen door een ander, ondanks de opgedragen persoonlijke verschijning;

6.    Dat verweerder onvoldoende voldaan heeft aan de op hem rustende dossierplicht. Het dossier, dat eerst vijf jaar na dato is overgelegd, handelt meer over de financiële afwikkeling dan de behandelingen zelf. De in 2006 plaatsgevonden intake is niet opgenomen in het dossier. De voorgestelde behandelingen en de risico’s van complicaties zijn niet opgenomen in het dossier terwijl verweerder stelt dat deze wel aan klager zijn meegedeeld. Het bezoek van klager aan de kliniek in maart 2010 is evenmin in het dossier beschreven.

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert - zakelijk weergegeven - aan dat gelet op de behandeling van verweerder in D het Nederlandse tuchtrecht niet van toepassing is op de onderhavige behandeling. Voorts voert verweerder aan dat het tuchtcollege te Zwolle niet het bevoegde college is gelet op de woonplaats van verweerder in het buitenland. Voor zover klager klaagt over handelingen vóór 17 maart 2009 is klager niet-ontvankelijk, omdat verweerder sinds die datum in het BIG-register is ingeschreven.

Verweerder heeft klager voldoende geïnformeerd over de te verrichten behandelingen.

Verweerder voert aan dat, ondanks datgene dat J in zijn rapportage beschrijft, in de praktijk een verhoogd risico bij patiënten met parafuncties niet is gebleken. Verweerder heeft in maart 2010 klager aangeboden de keramische inlays te vervangen door kostenloze plaatsing van vullingen van goud. In reactie op de door M genoemde contra-indicatie voor het plaatsen van vullingen van goud stelt verweerder dat de praktijk anders uitwijst. Verweerder heeft niet onzorgvuldig gehandeld door te verzoeken aan klager de openstaande nota te voldoen.

De door klager gestelde minachting van de rechterlijke macht is geen overtreding van de tuchtnormen conform artikel 47 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG).

Wat betreft de dossierplicht voert verweerder aan dat geen sprake is van een behandelingsovereenkomst naar Nederlands recht. Desondanks heeft verweerder de laatste jaren bijzonder veel moeite gedaan om te zorgen dat alle behandelingen van de patiënt en de contacten uitvoerig worden gedocumenteerd. Verweerder is niet van mening dat hij ten aanzien van klager onvoldoende heeft gedocumenteerd.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Anders dan door verweerder is gesteld is het college van oordeel dat klager in zijn klacht kan worden ontvangen en het college te Zwolle (relatief) bevoegd is van de klacht kennis te nemen, ondanks dat verweerder voor wat betreft zijn woonplaats is ingeschreven in D en klager in de praktijk van verweerder in D is behandeld. Onder verwijzing naar de rechtspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG 10-12-2015, ECLI:NL:TGZCTG:2015:373, 21 juli 2016, ECLI:NL:TGZCTG:2016:256) dient het ervoor te worden gehouden dat nu verweerder in het Nederlandse BIG-register is ingeschreven, in Nederland praktijk houdt voor intakegesprekken en hij, onder meer middels zijn website met een Nederlandse domeinnaam, actief patiënten werft in Nederland, zichzelf en zijn praktijk in D aldus bewust onder de aandacht brengt van een deel van het Nederlandse publiek.

Het doel van de bescherming die de Wet BIG beoogt te bieden is niet beperkt tot binnen  Nederland verrichte handelingen maar strekt zich ook uit tot handelingen die door een BIG-geregistreerde arts buiten Nederland worden verricht.

Dit betekent dat het handelen en nalaten van verweerder in zijn relatie tot klager valt onder het tuchtrecht in Nederland.

Het Tuchtrechtbesluit wijst voor deze situatie geen relatief bevoegd college aan. Die omissie kan evenwel niet tot de conclusie leiden dat dan geen enkel Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg relatieve bevoegdheid toekomt. Verweerder heeft zelf in zijn relatie met klager meermaals, onder meer in de tussen beide gevoerde civiele procedures, gesteld in O te wonen. Ook uit de door klager in het geding gebrachte stukken (krantenartikelen, overlijdensberichten etc.) blijkt verweerder (feitelijk), al dan niet gedeeltelijk, in O woonachtig te zijn. Klager heeft er dan ook op mogen vertrouwen dat verweerder in O woonachtig was en klager zijn klacht in Zwolle zou moeten indienen. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden is het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Zwolle dan ook het meest aangewezen college om de zaak te behandelen en te beoordelen. Het college acht zich derhalve relatief bevoegd van de zaak kennis te nemen.

5.2

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.3

Ter zake van klachtonderdeel 1 wordt als volgt overwogen. Partijen verschillen van mening over de vraag of verweerder klager voorafgaand aan de behandeling ter zake van het vervangen van de amalgaanvullingen door keramische inlays heeft geïnformeerd over de risico's met betrekking tot mogelijke overgevoeligheid, al dan niet in combinatie met het tandenknarsen van klager en dat derhalve informed consent ontbreekt. Het college kan, nu alleen partijen bij de intake betrokken waren en een duidelijk verslag in het patiëntendossier ter zake ontbreekt, niet vaststellen of en welke voorlichting verweerder ter zake heeft gegeven en of derhalve van informed consent sprake is geweest. Het enkele gegeven dat, zoals door verweerder zonder enige onderbouwing is gesteld, het consult op 13 juli 2009 ongeveer 45 minuten zou hebben geduurd is onvoldoende om te concluderen dat van informed consent sprake is geweest. Het ligt op de weg van verweerder ter zake duidelijke aantekeningen te maken. Nu niet kan worden vastgesteld of en welke risico's zijn besproken en dat van informed consent sprake is geweest, dient dit klachtonderdeel gegrond te worden verklaard.

5.4

De klachtonderdelen 2 en 3 worden vanwege de nauwe samenhang gezamenlijk behandeld. Anders dan door verweerder is aangevoerd lag het niet op de weg van klager om aan verweerder mede te delen dat hij een tandenknarser is. Wat daar ook van zij; uit de rapportage van J, wiens bevindingen het college overneemt nu gesteld noch gebleken is dat diens rapportage niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet, waren er op het gebit van klager zodanige slijpfacetten zichtbaar dat daaruit het 'tandenknarsen' blijkt. Verweerder had daar derhalve zelf bedacht op moeten zijn en desgewenst naar moeten (door)vragen. Dat verweerder zulks heeft gedaan is door klager betwist en niet gebleken uit het dossier. Evenwel anders dan door klager is aangevoerd, is het college van oordeel dat de enkele omstandigheid dat klager tandenknarst geen contra-indicatie vormt voor het aanbrengen van inlays van keramiek. Van een verkeerde keuze is dan ook niet perse sprake. Voor zover de klacht daarop ziet dient die ongegrond te worden verklaard.

Het college is wel met klager van oordeel dat verweerder de inlays te hoog heeft gelegd. Vervolgens heeft verweerder, ondanks de aanhoudende klachten van klager, die niet adequaat verholpen door deze voldoende bij te slijpen. Het college vindt voor dit oordeel eveneens steun in de rapportage van J. Deze klachtonderdelen dienen derhalve deels gegrond verklaard te worden.

5.5

Ter zake van klachtonderdeel 4 wordt als volgt overwogen. De enkele omstandigheid dat klager eenmalig door een medewerker is behandeld in verband met zijn gevoeligheidsklachten als gevolg van de keramische inlays kan niet leiden tot het oordeel dat van onheuse bejegening sprake is geweest en/of dat klager niet serieus is genomen.

Dat verweerder, voordat hij de keramische inlays eventueel zou vervangen, als voorwaarde stelde dat klager eerst de volledige factuur van de keramische inlays zou voldoen, verdient weliswaar niet de schoonheidsprijs doch is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Of die voorwaarde vanuit civielrechtelijk oogpunt gesteld kon worden behoort tot de bevoegdheid van de civiele rechter. Dit klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.

5.6

Klachtonderdeel 5, te weten dat verweerder 'minachting voor de rechterlijke macht' zou hebben door in de civiele procedure niet te verschijnen, is geen klacht die valt onder de bescherming van de Wet BIG. Klager kan in die klacht niet worden ontvangen.

5.7

Ter zake van klachtonderdeel 6 wordt als volgt overwogen. Het dossier van verweerder over de behandeling van klager voldoet niet aan de daaraan in redelijkheid te stellen eisen, zoals door verweerder ter zitting ook wel is erkend/onderkend. Er is geen melding gemaakt van informatie die gegeven is bij de intake, niet blijkt of er sprake is van informed consent en zo ja, waar die op gebaseerd is. Noch de gegeven informatie, noch de keuzes die al dan niet aan klager zijn voorgelegd zijn terug te vinden.

De aard en frequentie van de consulten blijkt niet duidelijk, niet alle contactmomenten, laat staan de aard en inhoud daarvan, zijn geregistreerd. Voorts staan er zaken genoteerd die evident niet op de behandeling van klager staan maar mogelijk als 'standaard' zijn opgenomen. Ook de geboortedatum van klager is niet juist genoteerd. Dat verweerder niet aan zijn dossierplicht heeft voldaan kan hem tuchtrechtelijk worden aangerekend. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

5.8

Nu de klachten in vorenstaande zin deels gegrond zijn, dient het college een maatregel op te leggen. Hoewel verweerder eerder tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd heeft gekregen en in zoverre van recidive sprake is, is het college van oordeel dat nu ook deze klachten dateren uit dezelfde periode en deels dezelfde onderwerpen betreffen als in eerdere procedures aan de orde waren, met een berisping kan worden volstaan.

6.    DE BESLISSING

Het college berispt verweerder.

Aldus gedaan door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mr. dr. E. Plomp, lid-jurist,

J. Dam, R. Rowel en R.T. Thomson, leden-tandartsen, in tegenwoordigheid van

mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op

4 november 2016 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van

mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.