ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG0861 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.238

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG0861
Datum uitspraak: 20-01-2011
Datum publicatie: 21-01-2011
Zaaknummer(s): C2009.238
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De dochter van klagers was onder toezichtgesteld bij Bureau Jeugdzorg (BJZ). In het kader van die ondertoezichtstelling heeft de gz-psycholoog onderzoek verricht naar de dochter van klagers. De klachten van klagers houden in dat de gz-psycholoog ten onrechte: a)      haar onderzoek heeft uitgevoerd zonder schriftelijke toestemming van de ouders, die immers met het gezag waren belast, b)      geen compleet overzicht heeft gestuurd van ontvangen documentatie, c)      geen informatie heeft gegeven over de gebruikte onderzoeksmethode, d)      heeft geweigerd de onderzoeksvragen van de ouders te beantwoorden, e)      heeft geweigerd klagers afschrift van een concept-rapport toe te zenden, f)       heeft geweigerd de inzichten van de ouders na lezing van het concept-rapport in dat rapport te vermelden, g)      uitspraken over de ouders doen terwijl tijdens het onderzoek niet met de ouders is gesproken en ook niet na het onderzoek, h)      heeft geweigerd vragen van de ouders te beantwoorden. Het RTG heeft de klacht in alle onderdelen afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klagers.  

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 63 Wet BIG, in de zaak onder nummer C2009.238 ingediend door :

                                               A. en B., wonende te C., verzoekers, gemachtigde: D..

1.         Verloop van de procedure

            1.1 A. en B. - hierna verzoekers - hebben op 31 oktober 2007 bij het Regionaal        Tuchtcollege te Zwolle tegen E. - hierna de gz-psycholoog - een klacht ingediend.    Bij beslissing van 25 juni 2009, onder nummer 231/2007 heeft dat College de klacht         afgewezen.

            1.2 De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal             Tuchtcollege van 5 oktober 2010, waar zijn verschenen klagers, bijgestaan door D.           voornoemd, en de gz-psycholoog, bijgestaan door mr.drs. P.A. de Zeeuw.

            1.3 Ter terechtzitting van 5 oktober 2010 hebben verzoekers het College mondeling   gewraakt, waarna de voorzitter de zitting voor onbepaalde tijd heeft geschorst en     partijen heeft medegedeeld dat zij nader over de wraking zullen worden geïnformeerd.

            1.4 De leden van het College hebben bij brief van 28 oktober 2010 de wrakingskamer           te kennen gegeven dat zij niet berusten in de wraking en dat zij niet gehoord wensen   te worden.

            1.5 Bij brief van 28 oktober 2010 heeft het Centraal Tuchtcolege aan verzoekers        medegedeeld dat de behandeling van het wrakingsverzoek zal plaatsvinden op

            16 november 2010 om 16:00 uur en zijn verzoekers tevens geïnformeerd over de       samenstelling van de wrakingskamer.

            1.6 Bij faxbericht d.d. 14 november 2010 hebben verzoekers vervanging van lid-jurist            mr. G.P.M. van den Dungen en de secretaris mr. H.J. Lutgert gevraagd, met de      toevoeging dat indien aan dit verzoek geen gevolg wordt gegeven dit verzoek dient te     worden gelezen als een schriftelijke wraking van de wrakingskamer van het Centraal             Tuchtcollege. Naar aanleiding van dit verzoek heeft mr. E.J. van Sandick in de            wrakingskamer plaatsgenomen. De secretaris mr H.J. Lutgert was reeds eerder           vervangen door mr. D. Brommer. 

            1.7 Verzoekers hebben op 16 november 2010 telefonisch contact opgenomen met het           Centraal Tuchtcollege, waarbij hen is medegedeeld dat mr. Van den Dungen en

            mr. Lutgert geen zitting hebben in de wrakingskamer. Vervolgens hebben verzoekers bij faxbericht d.d. 16 november 2010 te 14:14 uur om aanhouding van de behandeling         van het wrakingsverzoek gevraagd, omdat het Centraal Tuchtcollege de vervangende             samenstelling van de wrakingskamer niet tijdig aan verzoekers heeft medegedeeld.

            1.8 Op 16 november te 16:00 uur heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek ter    openbare terechtzitting behandeld. Verzoekers noch hun gemachtigde zijn verschenen.

2.         Het wrakingsverzoek

            2.1 In het kader van de behandeling in hoger beroep van een klacht tegen de

            gz-psycholoog aangaande een door de gz-psycholoog uitgebrachte rapportage over de           dochter van klagers, hebben verzoekers het Centraal Tuchtcollege bij faxbericht

            d.d. 22 september 2010 verzocht de door de gz-psycholoog bij verweerschrift in        beroep overlegde brieven (productie 4) uit het dossier te verwijderen. Volgens    verzoekers zijn deze stukken valselijk gereproduceerd. Verzoekers hebben in dit    verband gesteld dat zij in het bezit zijn van de originele brieven, waaruit onder meer     blijkt dat de door de gz-psycholoog opgemaakte rapportage van het psychologisch             onderzoek van hun dochter op een andere datum aan verzoekers is toegestuurd dan de         als productie 4 door de gz-psycholoog overgelegde stukken aangeven. Ter                 terechtzitting van 5 oktober 2010 hebben verzoekers hun verzoek om betreffende       stukken uit het dossier te verwijderen, mondeling herhaald.

            2.2 Nadat de voorzitter had medegedeeld dat de betreffende stukken niet uit het         dossier kunnen worden verwijderd omdat ze daarvan inmiddels deel uitmaken, maar    dat het College – indien daartoe aanleiding bestaat – de documenten al dan niet in hun   beoordeling kunnen meewegen en de gz-psycholoog desgevraagd had toegelicht dat   de gestelde verschillen in data verband hielden met de verwerking van      correspondentie in de computer bij de instelling die de brieven heeft aangemaakt,        hebben verzoekers aanhouding van de behandeling van de zaak verzocht teneinde het             College te laten beslissen op het (herhaalde) verzoek om de stukken uit het dossier te verwijderen. Verzoekers hebben daarbij aangegeven dat wanneer dit niet zou     gebeuren, zij het College partijdig zouden achten.

            2.3 Toen het College vervolgens na een korte schorsing tot het oordeel kwam dat de litigieuze brieven niet uit het dossier worden verwijderd, omdat ze inmiddels deel    uitmaakten van het dossier en dat het College wel de mogelijkheid heeft om de      stukken bij de beoordeling van de zaak terzijde te stellen of eventueel nader    onderzoek in te stellen, hebben verzoekers het College ter terechtzitting mondeling       gewraakt.

3.         Beoordeling van het aanhoudingsverzoek

3.1 Het verzoek om de behandeling van het wrakingsverzoek aan te houden omdat het Centraal Tuchtcollege de vervangende samenstelling van de wrakingskamer niet tijdig aan verzoekers heeft medegedeeld, wordt niet gehonoreerd. Er bestaat geen wettelijk voorschrift op grond waarvan het Centraal Tuchtcollege is gehouden de namen van de (vervangende) leden van een wrakingskamer voorafgaande aan de terechtzitting aan partijen mee te delen, noch is een dergelijk voorschrift in de jurisprudentie ontwikkeld.

4.         Beoordeling van het wrakingsverzoek

            4.1 Een lid van het Centraal Tuchtcollege moet uit hoofde van zijn aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die          een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat het lid jegens een partij             een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een partij dienaangaande   bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

4.2 Het is aan partijen in een tuchtprocedure te bepalen welke stukken zij aan het dossier willen toevoegen als volgens hen van belang voor de beoordeling van de klacht of het hoger beroep. Het Reglement van het Centraal Tuchtcollege bepaalt in artikel 11 nader dat stukken waarop partijen zich tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep willen beroepen, tot uiterlijk 14 dagen voor die behandeling bij het Centraal Tuchtcollege kunnen worden ingediend. Stukken die binnen die 14 dagen worden ingediend, kunnen worden geweigerd. Dit geval deed zich hier niet voor. Tegen deze achtergrond getuigde de enkele beslissing van het College de brieven niet uit het dossier te verwijderen omdat deze brieven inmiddels deel uitmaken van het dossier, geenszins van vooringenomenheid van het College. Voorts valt zonder nadere toelichting van verzoekers, die ontbreekt, voor de wrakingskamer evenmin in te zien dat het (de leden van) het College anderszins aan onpartijdigheid ontbreekt of dat ten aanzien van hen de schijn van partijdigheid is gewekt. De gestelde partijdigheid moet dan ook als een subjectief oordeel aan de zijde van (de gemachtigde van) verzoekers worden gekwalificeerd. Dat is onvoldoende om toewijzing van het verzoek te rechtvaardigen.

4.3 Het vorenstaande leidt de wrakingskamer tot de conclusie dat het verzoek tot wraking als ongegrond moet worden afgewezen.

4.4 Het wrakingsverzoek tegen de secretaris moet worden afgewezen, reeds omdat de wet de mogelijkheid van het wraken van de secretaris niet kent.

4.5 Ingevolge het bepaalde in artikel 63 Wet BIG juncto artikel 513 Wetboek van Strafvordering wordt een volgend verzoek om wraking van de leden van het College niet in behandeling genomen, tenzij feiten en omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan verzoekers bekend zijn geworden.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                   wijst af het verzoek tot aanhouding;

                                   wijst het verzoek tot wraking van de leden van het College af;

                                   bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak wordt voortgezet                                   in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen                                    van het verzoek tot wraking;

                                   beveelt dat de secretaris van de wrakingskamer onverwijlde                            mededeling doet aan verzoekers, de leden van het College en de                           gz-psycholoog.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

mrs. M. Zandbergen en E.J. van Sandick, leden-juristen en dr. T.J.M. Tobé en

dr. R. Heijligenberg, leden-beroepsgenoten en mr. D. Brommer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 januari 2011, door mr. A.H.A. Scholten, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.