ECLI:NL:TADRSGR:2017:263 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-235/DH/RO-b

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2017:263
Datum uitspraak: 18-12-2017
Datum publicatie: 22-12-2017
Zaaknummer(s): 17-235/DH/RO-b
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij. Klager sub 1 had een nog niet onherroepelijke machtiging tot verkoop van de echtelijke woning. Verweerder heeft appel ingesteld. Verweerder heeft de kopers van de woning in kennis gesteld van de mogelijke gevolgen van een succesvol appel. Dit is tuchtrechtelijk toelaatbaar, de klacht is ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 18 december 2017

in de zaak 17-235/DH/RO-b

naar aanleiding van de klacht van:

klager sub 1

en

klager sub 2

tezamen aangeduid als klagers

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 19 mei 2016 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 17 maart 2017 met kenmerk R 2017/15 cij/mb, door de raad ontvangen op 20 maart 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 november 2017 in aanwezigheid van klagers en verweerder, vergezeld van zijn gemachtigde [mr. H]. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49, lid 2 Advocatenwet alsmede van de brief met bijlagen van klagers d.d. 27 september 2017 en de brief met bijlagen van de gemachtigde van verweerder d.d. 20 oktober 2017.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Klager sub 1 is al geruime tijd de advocaat van klager sub 2. In die hoedanigheid heeft hij namens klager sub 2 een verzoek ingediend ex artikel 3:174 BW, inhoudende dat de rechtbank klager sub 2 machtigt de voormalige echtelijke woning zonder de medewerking van zijn ex-echtgenote aan een derde te kunnen verkopen en leveren.

2.2    Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking d.d. 15 juli 2015 heeft de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, aan klager sub 2 de gevraagde machtiging verleend voor de periode vanaf de datum van de beschikking tot en met 1 december 2015.

2.3    Klager sub 2 heeft op 8 september 2015 een koopovereenkomst gesloten met twee derden (“de kopers”). De levering was bepaald op 14 december 2015.

2.4    De ex-echtgenote heeft bij appelschrift d.d. 15 oktober 2015 tegen de beschikking d.d. 15 juli 2015 hoger beroep ingesteld. Zij heeft zich in die procedure laten bijstaan door verweerder en zijn kantoorgenoot [mr. S].

2.5    Bij e-mail van 15 oktober 2015 heeft verweerder zich per e-mail tot de kopers gewend en hen – voor zover van belang – het volgende bericht:

“Hierbij informeer ik u dat de uitspraak d.d. 15 juli 2015 waarbij aan [klager sub 2] een machtiging is verleend niet onaantastbaar is. Bijgaand zend ik u het appelschrift dat heden door mij bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd ingediend (…) Ik zal het kadaster verzoeken dit appelschrift in te schrijven in het daartoe aangehouden register zodat iedere notaris, hypotheekhouder en overige belanghebbende hiervan kennis kan nemen.

Ik wijs erop dat een succesvolle appelprocedure voor mijn cliënte zal betekenen dat achteraf bezien nimmer een machtiging voor [klager sub 1] heeft bestaan, zodat de verkoop, en de overdracht op basis van deze machtiging nietig zal zijn. Ook na het transport zal mijn cliënte eigenaresse zijn van het aan haar toebehorende aandeel zoals hierboven nader omschreven.

Uit de koopovereenkomst maak ik op dat u de koopprijs met een hypothecaire lening wenst te financieren. In dat licht verzoek ik u onverwijld de hypothecair financier van dit bericht op de hoogte te stellen. Zulks mede in het licht van artikel 16.1 sub b Koopovereenkomst waarin een financieringsvoorbehoud is opgenomen dat op 16 oktober 2015 (morgen!) afloopt.”

2.6    Op 25 oktober 2015 heeft verweerder ook telefonisch contact met de kopers gehad.

2.7    Verweerder heeft klager sub 2 verzocht te bevestigen dat de levering van de woning zal worden uitgesteld tot door het hof eindarrest is gewezen. Daarbij is aangekondigd dat wanneer de gevraagde bevestiging zou uitblijven, een executiegeschil  wordt gestart.

2.8    Klager sub 2 heeft op 25 november 2015 de levering van de woning aan de kopers vervroegd naar 26 november 2015.

2.9    In de nacht van 25 op 26 november 2015 hebben verweerder en [mr. S] een kort geding procedure bij de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht geëntameerd, strekkende tot – zakelijk weergegeven – schorsing van de tenuitvoerlegging van de beschikking van 15 juli 2015 en een verbod voor klager sub 2 om de woning aan de kopers te (doen) leveren. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden in de ochtend van 26 november 2015.

2.10    Bij vonnis van 26 november 2015 heeft de rechtbank de vorderingen van de ex-echtgenote van klager sub 2 afgewezen.

2.11    Op 26 november 2015 heeft klager sub 2 de woning aan kopers geleverd.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij de grens van het betamelijke heeft overschreden. Meer in het bijzonder doordat hij door het sturen van een e-mail één dag voor het aflopen van het financieringsvoorbehoud de kopers onder zware druk heeft gezet om niet tot levering over te gaan en contact met hen heeft opgenomen. Met zijn handelwijze heeft verweerder volgens klagers getracht de uitvoering van een rechterlijke uitspraak te frustreren, de kopers onder druk te zetten en heeft hij een onjuiste en onware uitspraak gedaan over de bevoegdheid van klager sub 2 om te verkopen en te leveren. 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt voorop dat de klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij, zodat de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf geldt dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goed dunkt. Deze vrijheid is echter niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn of indien de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een doel wordt gediend.

5.2    Naar het oordeel van de raad kan het handelen van verweerder de toets aan het hiervoor geformuleerde criterium doorstaan. Evident is dat verweerder beoogde de belangen van zijn cliënte te dienen. De door hem gedane uitlatingen over de verkoopbevoegdheid van klager sub 2 kunnen in dit licht niet worden geduid als feiten waarvan hij weet of kon weten dat zij in strijd met de waarheid waren, doch dienen veeleer te worden gezien als juridische stellingen, ingenomen in een discussie en bedoeld om de andere partij tot andere inzichten te brengen. Dat verweerder hierbij ontoelaatbare druk op de kopers zou hebben uitgeoefend is niet gebleken. Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt immers niet dat kopers zich door de uitlatingen van verweerder daadwerkelijk onder druk gezet hebben gevoeld. In elk geval hebben deze hen er niet van weerhouden de woning af te nemen of geleid tot het stellen van nadere, voor klager sub 2 nadelige voorwaarden aan de koop. Gelet hierop hebben klagers derhalve geen zelfstandig belang bij hun klacht. Wanneer de kopers zich onheus bejegend voelen door verweerder, is het aan hen om daarover een klacht in te dienen. Dat hebben zij niet gedaan.

5.3    Gelet op het voorgaande is de klacht naar het oordeel van de raad ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens en H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2017.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 december 2017 verzonden.