ECLI:NL:TAHVD:2016:39 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 150050

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2016:39
Datum uitspraak: 12-02-2016
Datum publicatie: 15-02-2016
Zaaknummer(s): 150050
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Herziening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzoek om herziening van de beslissing van het hof op het verzet van verzoekster tegen de beslissing van de voorzitter van het hof.  Tegen een beslissing van het hof is in de Advocatenwet geen gewoon rechtsmiddel opengesteld. De Advocatenwet voorziet evenmin in de mogelijkheid van herziening. Bij uitzondering kan anders worden geoordeeld, doch uitsluitend indien en voor zover mocht blijken dat bij de behandeling van het hoger beroep geen sprake is geweest van een eerlijk proces. Deze uitzondering is echter beperkt tot die gevallen waarin een verweerder aan wie een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, een beroep kan doen op schending van fundamentele rechtsbeginselen. DIt betekent dat alleen door een advocaat en niet door een klager, zoals in casu het geval, om herziening kan worden gevraagd. Verzoekster is het niet eens met de beslissing van het hof doch daarvoor is het rechtsmiddel van herziening niet gegeven. Verzoeker is niet-ontvankelijk in haar verzoek tot herziening.

Beslissing

van 12 februari 2016

in de zaak 150050

naar aanleiding van het verzoek tot herziening van:

verzoekster

1    DE BESLISSING WAARVAN HERZIENING WORDT VERZOCHT

De Voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch heeft bij beslissing van 11 juli 2014, onder nummer L166-2014, aan partijen toegezonden op 15 juli 2014, de klacht van verzoekster tegen mr. S als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. 

Bij beslissing van 9 maart 2015, eveneens onder nummer L 166-2014, aan partijen toegezonden op 9 maart 2015, heeft de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 11 juli 2014 ongegrond is verklaard.

De Voorzitter van het Hof van Discipline (verder: het hof) heeft bij beslissing van 20 april 2015, onder nummer 7477, aan partijen toegezonden op 20 april 2015, klaagster kennelijk niet ontvankelijk geoordeeld in haar hoger beroep en dat hoger beroep op die grond afgewezen.

Op het door verzoekster tegen voormelding beslissing ingestelde verzet heeft het hof bij beslissing van 24 augustus 2015, eveneens onder nummer 7477, het verzet van klaagster ongegrond verklaard. 

Het hof heeft het verzoek mondeling behandeld ter openbare zitting van 18 december 2015, waar verzoekster is verschenen.

2    HET VERZOEK TOT HERZIENING

2.1    Het verzoek, gedateerd 2 september 2015, waarbij verzoekster het hof om herziening verzoekt van bovengenoemde beslissing van 24 augustus 2015, is op 3 september 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de brief van verzoekster aan het hof van 3 september 2015;

-    de brief van verzoekster aan het hof van 4 september 2015;

-    de brief van verzoekster aan het hof van 8 september 2015;

-    de brief van verzoekster aan het hof van 10 september 2015;

-    de brief van verzoekster aan het hof van 23 september 2015

-    de brief van de griffier van het hof aan verzoekster van 21 september 2015;

-    de brief van verzoekster aan het hof van 23 september 2015;

-    de e-mail tevens brief van verzoekster aan het hof van 24 september 2015;

-    de e-mail tevens brief van verzoekster aan het hof van 25 september 2015;

-    de e-mail tevens brief verzoekster aan het hof van 25 september 2015;

-    het faxbericht van mr. S aan het hof van 12 oktober 2015;

-    de e-mail tevens brief van verzoekster aan het hof van 21 oktober 2015;

-    de e-mail tevens brief van verzoekster aan het hof van 21 oktober 2015;

-    de brief van verzoekster aan het hof van 22 oktober 2015;

-    de e-mail van verzoekster aan het hof van 23 oktober 2015;

-    de brief van verzoekster aan het hof van 24 oktober 2015;

-    de brief van verzoekster aan het hof van 28 oktober 2015;

-    de e-mail tevens brief van verzoekster aan het hof van 14 november 2015;

-    de e-mail tevens brief van verzoekster aan het hof van 17 november 2015.

2.3    Het hof heeft de brieven en e-mails die verzoekster aan het hof heeft toegestuurd met daarin het verbod deze door te sturen naar mr. S, geweigerd en ter zitting aan verzoekster terug gegeven en daarbij aan verzoekster meegedeeld dat mr. S inzage dient te hebben in alle correspondentie die verzoekster in de onderhavige zaak aan het hof zendt, zodat mr. S daar desgewenst op kan reageren. Indien het hof dat niet zou doen, zou er sprake zijn van schending van het beginsel van hoor en wederhoor.  Het hof heeft voorts de brief van verzoekster van 1 december 2015 geweigerd omdat deze is toegezonden binnen 15 dagen vóór de zitting.

3    BEOORDELING

3.1    Verzoekster heeft aan haar herzieningsverzoek ten grondslag gelegd dat het hof  fundamentele rechtsbeginselen heeft geschonden. Het hof begrijpt de stellingen van verzoekster aldus dat de beslissing van het hof 24 augustus 2015 onrechtmatig en niet gemotiveerd is aangezien het hof op 5 oktober 2007 een andersluidende beslissing heeft genomen.

3.2    Het hof stelt voorop dat tegen een beslissing van het Hof van Discipline in de Advocatenwet geen gewoon rechtsmiddel is opengesteld. De Advocatenwet voorziet evenmin in de mogelijkheid tot herziening van een uitspraak van de tuchtrechter.

3.3    Bij uitzondering kan hierover anders worden geoordeeld, doch uitsluitend indien en voor zover mocht blijken dat bij de behandeling van het hoger beroep geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Deze uitzondering is echter volgens vaste rechtspraak van dit hof beperkt tot die gevallen waarin een verweerder aan wie een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, een beroep kan doen op schending van fundamentele rechtsbeginselen. Dat betekent dat in een dergelijk geval alleen door een advocaat herziening van een beslissing van het hof kan worden gevraagd en niet door een klaagster zoals in het onderhavige geval.

3.4    Uit het herzieningsverzoek en uit de onder 2.2 genoemde brieven blijkt dat verzoekster het kennelijk niet eens is met de beslissing van het hof van 24 augustus 2015, doch daarvoor is het rechtsmiddel van herziening niet gegeven.

3.5    Het voorgaande betekent dat het onderhavige verzoek niet in behandeling kan worden genomen en dat verzoekster in haar verzoek niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot herziening van de beslissing van het Hof van Discipline van 24 augustus 2015, gewezen onder nummer 7477.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, A.R. Sturhoofd, F.A.M. Knüppe en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2016.

griffier    voorzitter                          

De beslissing is verzonden op 12 februari 2016.