ECLI:NL:TAHVD:2016:28 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 150044

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2016:28
Datum uitspraak: 01-02-2016
Datum publicatie: 03-02-2016
Zaaknummer(s): 150044
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beklag artikel 13 Advocatenwet ongegrond. Verzoek aanwijzing van een advocaat voor het geven van een second opinion over de mogelijkheid van het instellen van cassatieberoep. Aangezien de cassatietermijn is verstreken heeft klager geen belang bij aanwijzing van een advocaat voor een cassatieadvies dan wel beroep in cassatie.    

Beslissing

van 1 februari 2016   

in de zaak 150044

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement […], verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per e-mail van 26 augustus 2015 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 27 augustus 2015 heeft klager zich beklaagd over de afwijzing.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 27 augustus 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de brief van de deken aan het hof van 12 oktober 2015;

-    de e-mail met bijlagen van klager aan het hof van 11 november 2015.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 december 2015, waar klager is verschenen. De deken was kennisgeving afwezig. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

3.1     Bij e-mails van 25 augustus 2015 heeft klager de deken gevraagd hem een advocaat aan te wijzen voor het geven van een second opinion over de mogelijkheid van het instellen van cassatieberoep tegen het arrest van het Gerechtshof A van 2 juni 2015. Klager heeft dit verzoek gedaan nadat hij op 17 augustus 2015 van mr. K, advocaat te D, een negatief cassatieadvies had ontvangen.

3.2    In zijn brief van 26 augustus 2015, verzonden per e-mail, heeft de deken het verzoek om een advocaat aan te wijzen afgewezen op de grond dat artikel 13 Advocatenwet bedoeld is om de rechtzoekende een advocaat aan te bieden in de in dat artikel genoemde gevallen als de rechtzoekende zelf niet of niet tijdig een advocaat bereid kan vinden hem zijn diensten te verlenen en dat hiervan geen sprake is nu klager voor het verstrijken van de cassatietermijn (op 2 september 2015) een advocaat heeft gevonden die hem heeft geadviseerd, mr. K. Bovendien heeft klager geen, althans onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld, waaruit blijkt dat het door mr. K gegeven advies onjuist is of in strijd is met hetgeen een redelijk bekwaam advocaat zou kunnen of behoren te adviseren, noch is hem dat op andere wijze gebleken, aldus de deken.

3.3    In zijn e-mail van 27 augustus 2015 beklaagt klager zich over het feit dat de deken heeft geweigerd een advocaat aan te wijzen voor het geven van een second opinion over de mogelijkheid van het instellen van cassatieberoep.

3.4    Op 2 september 2015 is de termijn voor het instellen van cassatieberoep tegen het arrest van het Gerechtshof A verstreken. Er is niet door een cassatie-advocaat cassatieberoep ingesteld.

4    BEOORDELING

Klager verzoekt om aanwijzing van een advocaat voor het geven van een second opinion over de mogelijkheid van het instellen van cassatieberoep tegen het arrest van het Gerechtshof A van 2 juni 2015. Aangezien de cassatietermijn is verstreken heeft klager geen belang bij aanwijzing van een advocaat voor een cassatieadvies dan wel beroep in cassatie en dient het beklag dientengevolge ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van de rechtzoekende tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement […] van 26 augustus 2015 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A.B.A.P.M Ficq, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, R.H. Broekhuijsen en V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2016.

griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 1 februari 2016.