ECLI:NL:TADRAMS:2015:218 Raad van Discipline Amsterdam 15-063A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:218
Datum uitspraak: 07-09-2015
Datum publicatie: 24-09-2015
Zaaknummer(s): 15-063A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij ongegrond. Geen sprake van ongeoorloofde druk.

Beslissing van 7 september 2015

in de zaak 15-063A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 12 maart 2015 met kenmerk 4014-0786, door de raad ontvangen op 12 maart 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 juni 2015 in aanwezigheid van de echtgenoot van klaagster, bijgestaan door haar advocaat, en van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de genoemde brief van de deken aan de raad;

- van de stukken 1 tot en met 10 genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder staat de ex-echtgenoot van klaagster bij in een geschil betreffende echtscheiding en alimentatie dat tussen klaagster en haar echtgenoot speelt sinds 2004. Klaagster behoort tot de Koninklijke Familie.

2.3 Naar aanleiding van een op 1 oktober 2014 in het weekblad Privé verschenen artikel heeft verweerder namens zijn cliënt bij brief van 14 oktober 2014 aan klaagster onder meer geschreven:

Cliënt maakte mij opmerkzaam op een artikel in de Privé van 1 oktober jl. met als titel “Prinses [naam klaagster]’s eigen verhaal: “Ik belandde bijna in de schuldsanering …”. In dat artikel worden aan u uitspraken toegedicht als zou u de helft van beweerdelijk door cliënt veroorzaakte schulden hebben voldaan. (…) Bij deze verzoek ik u, en zonodig sommeer ik u aldus, om mij omgaand opgave te doen van de beweerdelijk door u verrichte betalingen onder opgave van degenen aan wie u, wanneer, welk bedrag heeft voldaan, alsmede mij daarvan de onderliggende bewijsstukken te verstrekken.

(…) De stelling dat u bijna in de schuldsanering terecht was gekomen kan ik om die reden maar moeilijk plaatsen en om die reden, en vanwege het weekblad waarin het artikel voorkomt, vraag ik mij dan ook af of u dergelijke uitspraken wel gedaan heeft, zoals die aan u worden toegedicht. Dat zou dan ook ten aanzien van de beweerdelijke aflossingen kunnen gelden. In dat geval heeft cliënt er belang bij van u te vernemen of u dergelijke uitspraken op die wijze heeft gedaan en zo nee, welke uitspraken u dan wel heeft gedaan. In dat geval verzoek ik u, en zonodig sommeer ik u aldus, om mij daaromtrent omgaand te informeren.

Mocht ik ter zake niet tot tevredenheid van cliënt van u vernemen, dan behoudt cliënt zich het recht voor om deze brief in de openbaarheid te brengen.

2.4 In een (internet) artikel van NRC op 21 oktober 2014 is een drietal brieven van verweerder en van de advocaat van klaagster gepubliceerd, waaronder de brief van 14 oktober 2014 (zie hiervoor 2.3).

2.5 Bij brief van 21 oktober 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) in zijn brief van 10 oktober 2014 aan klaagster ongeoorloofde druk op klaagster heeft uitgeoefend door te dreigen met openbaarmaking van dezelfde brief;

b) voornoemde brief ook daadwerkelijk openbaar heeft gemaakt, nu de brief is gepubliceerd in een op 21 oktober 2014 verschenen (internet) artikel van NRC.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

4.2 Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel neemt de raad, in lijn met de vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline, tot uitgangspunt dat de advocaat een ruime mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal het handelen van verweerder aan die maatstaf toetsen.

4.3 Klaagster verwijt verweerder dat hij in zijn brief van 10 oktober 2014 ongeoorloofde druk op haar heeft uitgeoefend door te dreigen met openbaarmaking van die brief. Die ongeoorloofde druk bestond er volgens klaagster uit dat verweerder ondanks het feit dat hij ermee bekend is dat klaagster ten aanzien van de kwestie met haar ex-echtgenoot liever niet in de media verschijnt, heeft gedreigd om de brief openbaar te maken indien een inhoudelijke reactie zou uitblijven.

4.4 Verweerder heeft de klacht betwist en toegelicht dat hij al geruime tijd de belangen van zijn cliënt behartigt en dat over de jaren de ervaring is opgedaan dat geregeld allerhande uitspraken over zijn cliënt in de media worden gedaan. Indien daarnaar vervolgens navraag wordt gedaan, komt er nooit een antwoord, aldus verweerder. In oktober 2014 werd zijn cliënt opnieuw geconfronteerd met een door klaagster aan het weekblad Privé gegeven interview waarin allerlei (beweerdelijke) uitspraken werden gedaan die zijn cliënt betreffen. Naar aanleiding van dit artikel heeft zijn cliënt hem gevraagd navraag te doen, waarop verweerder de gewraakte brief heeft geschreven. Volgens verweerder heeft hij daarbij oog gehad voor de belangen van klaagster door vooraf kenbaar te maken dat zijn cliënt bij uitblijven van een reactie via de media zou reageren, zulks overigens nadat verweerder hem had afgeraden om ter zake een kort geding te entameren.

De raad acht goed voorstelbaar dat de gewraakte passage op klaagster vervelend is overgekomen. Dat brengt echter nog niet mee dat haar klacht tegen verweerder gegrond is. De gewraakte passage dient te worden bezien in het licht van de door verweerder geschetste context en de voorgeschiedenis van de zaak. In die context is begrijpelijk dat verweerders cliënt belang had bij een weerwoord. Door vooraf aan te kondigen dat zijn cliënt zich daartoe mogelijk tot de media zou wenden, heeft verweerder,  getoetst aan de hiervoor in 4.2 beschreven maatstaf, naar het oordeel van de raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.5 Met klachtonderdeel b verwijt klaagster verweerder dat hij zijn brief van 10 oktober 2014 daadwerkelijk openbaar heeft gemaakt. Volgens verweerder heeft niet hij, maar zijn cliënt de brief openbaar gemaakt. Klaagster heeft deze stelling onvoldoende weersproken, zodat de raad daarvan uitgaat. De stelling is bovendien aannemelijk omdat verweerder juist heeft aangekondigd dat zijn cliënt – en niet hij – zich het recht voorbehield om de brief openbaar te maken. Het klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. R. Lonterman, A.G. van Marwijk Kooy, B.J. Sol, J.J. Trap, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 september 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 7 september 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster 

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl