ECLI:NL:TNORDHA:2018:4 Kamer voor het notariaat Den Haag 17-47

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2018:4
Datum uitspraak: 24-01-2018
Datum publicatie: 16-02-2018
Zaaknummer(s): 17-47
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Klagers verwijten de notaris het volgende: 1. het niet goed uitvoeren van het financieel niet verstandige testament van erflater, dat het notariskantoor zelf heeft opgesteld. Een andere notaris, notaris [R] heeft ontdekt dat er fouten zaten in de aangifte erfbelasting van erflater. Er was € 50.000,- teveel belasting betaald; 2. de opmerking tegen [G] dat hij een voorschot op zijn erfenis kan krijgen van € 200.000,-, zonder overleg met de echtgenote, terwijl de notaris volledig op de hoogte was van de problemen met [G] en zijn ouders over geld wat tot bedreigingen en geweld aan toe leidde. De notaris had zelf het testament opgesteld en wist dat het vermogen van [G] onder bewind zou komen te staan; 3. tijdens een bespreking vlak na het overlijden van [G] vertelde de notaris [I] tussen neus en lippen door dat zij zal moeten verhuizen om de erfbelasting te kunnen betalen; 4. boos en geïrriteerd reageren tegen [O] en notaris [R]. [O] is zeer onfatsoenlijk behandeld en te woord gestaan. Op aandringen van notaris [R] dat de notaris iets moest ondernemen richting de echtgenote of [A] is niets vernomen. Pas nadat de klacht was ingediend heeft de notaris de echtgenote een brief geschreven.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 24 januari 2018 inzake de klacht onder nummer 17-47 van:

[klagers]

hierna ook te noemen: klagers,

tegen

[notaris]

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, ingekomen op 25 juli 2017,

·         aanvullend klaagschrift, met bijlagen, ingekomen op 3 augustus 2017,

·         het antwoord van de notaris, met bijlagen,

·         e-mailbericht van klagers van 1 oktober 2017.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 november 2017. Daarbij waren aanwezig klagers en de notaris.

Ter zitting hebben [B] en [C] ingestemd met de klacht, zodat de Kamer ervan uitgaat dat de klacht door [A] mede namens hen is ingediend.

Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan de door klagers overgelegde pleitnotities gehecht.

Na de mondelinge behandeling hebben partijen de gelegenheid gekregen om nader tot elkaar te komen in een gesprek. Bij e-mailbericht van 20 december 2017 heeft mevrouw [A] de secretaris bericht dat klagers de klacht wensen te handhaven.

De feiten

Op 24 maart 2015 is de heer [X] (hierna te noemen: erflater) overleden. Erflater was gehuwd met mevrouw [B] (hierna te noemen: echtgenote). Erflater heeft voor het laatst over zijn nalatenschap beschikt bij testament van 3 juni 2013, verleden voor de notaris. Erflater heeft zijn echtgenote (voor 1/100e deel) en zijn kinderen [G] (hierna te noemen: [G]) en [A] (hierna te noemen: [A]) (voor het resterende deel, ieder voor de helft) benoemd tot zijn erfgenamen.

Op 5 februari 2017 is [G] overleden. Hij laat zijn echtgenote [C] (hierna te noemen: [I]) en hun twee kinderen achter als erfgenamen. [G] had een zogenoemd flextestament gemaakt.

Op 2 maart 2017 zijn [I] en [A] bij de notaris op kantoor langs geweest voor een bespreking in verband met het opstellen van een verklaring van erfrecht in verband met het overlijden van [G].

Op 26 mei 2017 zendt [O] van Capital Support Bewind & Executele B.V. een e-mailbericht aan de notaris met opmerkingen over de aangifte erfbelasting inzake erfenis van erflater met het verzoek fouten te corrigeren en een nadere aangifte erfbelasting te doen.

Bij e-mailbericht van 31 mei 2017 antwoordt de medewerker van de notaris, [L] dat het juist is dat het legaat van de kleinkinderen te laag is vastgesteld, dat er bezwaar zal worden ingediend tegen de aanslag erfbelasting en dat er na de beslissing door de inspecteur een (aanvullende) akte zal worden opgesteld. Verder bericht hij dat aangifte erfbelasting inzake de nalatenschap van [G] zal worden opgesteld, waarvoor hij nadere informatie vraagt.

Op 21 juni 2017 zendt [L] aan [O], in reactie op diens vraag van 20 minuten eerder of de aanslag al beschikbaar is, dat de aanvullende aangifte/bezwaar op 31 mei jl. aan de belastingdienst is verstuurd en dat de ontvangstbevestiging met dagtekening 6 juni 2017 van de belastingdienst is ontvangen.

Op 27 juni 2017 wordt een aantal aanslagen erfbelasting afgegeven inzake de nalatenschap van erflater.

Op 28 juni 2017 heeft de notaris de volgende brief aan de echtgenote gestuurd:

“(…)

Allereerst bied ik u mijn oprechte excuses aan met betrekking tot de recentelijk door notaris [R] van [naam notariskantoor en vestigingsplaats, vastgestelde onjuistheden bij de door mij en mijn kantoor verzorgde afwikkeling in de nalatenschap van wijlen uw echtgenoot, de heer [X].

Vast is komen te staan, dat bij de afwikkeling van deze nalatenschap door ons over het hoofd is gezien, dat ingevolge het door overlijden van uw echtgenoot van kracht geworden testament aan uw twee kleinzoons een (beduidend) hoger geldlegaat is vermaakt en dat u de erfbelasting die is verschuldigd door de overige erfgenamen – als geldlening – diende voor te schieten.

(…)

Het spreekt voor zich, dat wij onze herstelwerkzaamheden geheel kosteloos voor de erfgenamen verrichten.

(…)”.

Daarna wordt gecorrespondeerd over de aangifte erfbelasting inzake de nalatenschap van [G].

Ook zendt de notaris op 10 en 14 juli 2017 brieven van de belastingdienst door over het rekeningnummer waarop de betaling van de belastingteruggave moet plaatsvinden.

De klacht en het verweer van de notaris

Klagers verwijten de notaris het volgende:

1. het niet goed uitvoeren van het financieel niet verstandige testament van erflater, dat het notariskantoor zelf heeft opgesteld. Een andere notaris, notaris [R] heeft ontdekt dat er fouten zaten in de aangifte erfbelasting van erflater. Er was € 50.000,- teveel belasting betaald;

2. de opmerking tegen [G] dat hij een voorschot op zijn erfenis kan krijgen van € 200.000,-, zonder overleg met de echtgenote, terwijl de notaris volledig op de hoogte was van de problemen met [G] en zijn ouders over geld wat tot bedreigingen en geweld aan toe leidde. De notaris had zelf het testament opgesteld en wist dat het vermogen van [G] onder bewind zou komen te staan;

3. tijdens een bespreking vlak na het overlijden van [G] vertelde de notaris [I] tussen neus en lippen door dat zij zal moeten verhuizen om de erfbelasting te kunnen betalen;

4. boos en geïrriteerd reageren tegen [O] en notaris [R]. [O] is zeer onfatsoenlijk behandeld en te woord gestaan. Op aandringen van notaris [R] dat de notaris iets moest ondernemen richting de echtgenote of [A] is niets vernomen. Pas nadat de klacht was ingediend heeft de notaris de echtgenote een brief geschreven.

Voor zover het klachtonderdeel 1 en 4 betreft heeft de notaris het volgende aangevoerd. In mei 2013 heeft de notaris het concept van de testamenten van erflater en de echtgenote opgesteld aan de hand van een advies dat de afdeling estate planning van de “huisbank” van cliënten had uitgebracht. Aan de hand van het advies en na aanvullende informatie te hebben ingewonnen bij de relatiemanager van cliënten zijn de concepten naar hen gestuurd. Vervolgens heeft de notaris bij erflater en de echtgenote thuis uitvoerig de testamenten besproken en toegelicht. Bij die gelegenheid hebben erflater en de echtgenote aan de notaris bevestigd, dat zij de conform het verstrekte advies in deze testamenten opgenomen wilsbeschikkingen als hun wilsbeschikkingen wensten vast te leggen. Eerst daarna zijn de testamenten gepasseerd.

Op 26 mei 2017 werd het notariskantoor middels een e-mailbericht van een medewerker van Capital Support erop geattendeerd dat er bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater fouten zijn gemaakt. Het notariskantoor heeft daarna direct actie ondernomen om de fouten te herstellen. Al precies na één maand werd een nadere aanslag erfbelasting opgelegd door de belastingdienst, waarin de eerdere werd gecorrigeerd, wat resulteerde in een restitutie van de destijds teveel betaalde erfbelasting. Een dag later heeft de notaris een excuusbrief aan de echtgenote gestuurd. Op 10 juli 2017 heeft de notaris de echtgenote een brief gestuurd met onder meer het addendum op de eerder door de notaris gepasseerde akte van verdeling. Dit addendum kon pas worden opgesteld, nadat de belastingdienst de nadere aanslag erfbelasting had opgelegd. In het eerste concept van het addendum zijn in de namen van enkele familieleden tikfoutjes geslopen (waarvoor de notaris zich heeft verontschuldigd aan [A] die hem daarop wees), maar bleek de inhoud en strekking van deze overeenkomst wel volledig akkoord te zijn.

Voor zover het klachtonderdeel 2 betreft heeft de notaris het volgende aangevoerd. Het gesprek met [G] en [I] ging over het opstellen van testamenten voor hen, omdat [A] hen destijds had geadviseerd via de notaris testamenten te laten maken met een gelijke inhoud als die van erflater en de echtgenote, omdat [G] inmiddels van erflater had geërfd en testamenten als die van erflater en de echtgenote veel beter bij de stand van zijn vermogen zou passen. Tijdens het gesprek werd door [G] de vraag gesteld of het mogelijk was dat hij een deel van zijn vaderlijk erfdeel al uitgekeerd kon krijgen om aan te wenden voor (achterstallig) onderhoud aan zijn woning (meer in het bijzonder vernieuwing van keuken en badkamer). Gesproken werd toen over een beperkt bedrag. De notaris heeft toen gezegd dat als [G] diverse offertes zou hebben, de notaris wel wilde gaan praten met de echtgenote. De notaris heeft daarbij wel aangegeven en benadrukt dat het uitsluitend en alleen aan de echtgenote was om hierover te beslissen en dat Capital Support Bewind & Executele B.V. daarbij betrokken diende te worden, omdat zij het bewind voeren over zijn aandeel in de nalatenschap van erflater. De offertes heeft de notaris niet ontvangen, wat voor hem reden was om de echtgenote niet te benaderen. Dat [G] zelf contact heeft gezocht met de echtgenote en dat de echtgenote daar hinder van heeft ondervonden, betreurt de notaris ten zeerste maar kan hem niet worden aangerekend.

Voor zover het klachtonderdeel 3 betreft heeft de notaris het volgende aangevoerd. De sfeer die klagers schetsen over het gesprek van 2 maart 2017 doet geen recht aan hetgeen toen is besproken en de wijze waarop het gesprek is gevoerd met [I] en [A]. Tijdens dit één uur durende gesprek werd door de notaris onder meer de financiële situatie van het gezin (weduwe met twee kinderen van 19 en 17 jaar) geschetst. Hierbij kwam aan de orde de vraag of [I] en haar twee kinderen in hun levensonderhoud zouden kunnen blijven voorzien. Dit, omdat door het overlijden van [G] zijn maandelijkse toelage van de echtgenote vermoedelijk zou stoppen, terwijl er geen noemenswaardige andere inkomsten waren en de saldi op de bankrekeningen beperkt bleken. [I] had dit zelf ook bedacht en voorzag zelf al dat zij op termijn de (hypotheekvrije) woning (van € 600.000,-) zou moeten verkopen. De door klagers geciteerde woorden zijn niet door de notaris gezegd en passen volstrekt niet in de sfeer van het gesprek.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. 

Voor zover het klachtonderdeel 1 betreft overweegt de Kamer als volgt. Van de fout in de aangifte erfbelasting staat vast dat de notaris die heeft hersteld. Een dergelijke fout, die direct wordt hersteld, is geen grond voor het oordeel dat de notaris heeft gehandeld in strijd met de geldende tuchtnorm. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Voor zover de klacht betrekking heeft op de klachtonderdelen 2 en 3 overweegt de Kamer het volgende. Hetgeen klagers stellen over de woorden en de houding van de notaris, wordt door de notaris ontkend. In een dergelijk geval is het aan degene die het verwijt maakt om dat verwijt te onderbouwen. Daarvoor is door klagers niets bijgebracht. Derhalve is niet komen vast te staan dat de notaris de hem verweten of daarop gelijkende woorden heeft gezegd. Deze klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.

Voor zover het klachtonderdeel 4 betreft overweegt de Kamer als volgt. Klagers stellen dat [O] en notaris [R] onheus zijn bejegend door de notaris. Vast staat dat klagers geen redelijk belang hebben bij dit klachtonderdeel, nu zij zelf geen lijdend voorwerp zijn van de verwijten. Klagers kunnen dan ook niet worden ontvangen in dit klachtonderdeel. De Kamer merkt ten overvloede op dat uit het dossier ten aanzien van dat klachtonderdeel evenmin blijkt van een onbehoorlijke houding of onvertogen woorden van de zijde van de notaris.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart klagers niet-ontvankelijk in klachtonderdeel 4;

verklaart de klachtonderdelen 1, 2 en 3 ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. G.H.M. Smelt, voorzitter, A.A. Muilwijk-Schaaij, L.G. Vollebregt, P.H.B. Gorsira en E.S. Voskamp, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2018.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.