ECLI:NL:TNORAMS:2018:20 Kamer voor het notariaat Amsterdam 645467 / NT 18-17

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2018:20
Datum uitspraak: 09-08-2018
Datum publicatie: 21-08-2018
Zaaknummer(s): 645467 / NT 18-17
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De kamer overweegt het volgende. In het samenlevingscontract zijn klager en zijn ex-partner overeengekomen dat zij - als gevolg van ieders aandeel naar evenredigheid in de woning - een vordering (gelijk aan het meerdere) op elkaar verkrijgen, indien blijkt dat de ander meer heeft bijgedragen dan waartoe hij of zij op grond van dat aandeel gehouden is. Uit de door klager overgelegde stukken blijkt dat door hem in 2013 een vraag is gesteld aan de notaris met betrekking tot de mogelijke aanpassing van dit samenlevingscontract. Wat de precieze inhoud van die vraag is geweest, is evenwel niet duidelijk geworden. Evenmin kan op basis van de door klager overgelegde stukken worden vastgesteld dat klager (en zijn ex-partner) ter zake een opdracht aan de kandidaat-notaris hebben verstrekt. Daarbij is van belang dat de kandidaat-notaris per 1 maart 2016 is gedefungeerd als zogenoemde ‘zware waarnemer’ van het protocol van oud-notaris mr. [B] en dat hij sinds die datum daarom ook geen toegang tot de administratie meer heeft. Ter zitting heeft de kandidaat-notaris, net als tegenover de rechtbank, verklaard geen concrete herinnering aan deze zaak te hebben, wat de kamer, anders dan klager, niet onaannemelijk voorkomt. Niet kan dan ook worden vastgesteld dat de kandidaat-notaris (onjuist) heeft geadviseerd, nog daargelaten de vraag of de door klager gewenste wijzigingen ook conform de wens van de ex-partner van klager waren. Immers, uit de door klager overgelegde stukken blijkt niet van door zijn ex-partner zelf uitgesproken wens om het bedrag van € 50.000,- te schenken.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 9 augustus 2018 in de klacht met nummer 645467 / NT 18-17 van:

[Klager],

wonende te [woonplaats],

klager ,

raadsman: mr. B. Wernik,

tegen:

[Kandidaat-notaris[,

kandidaat-notaris te [vestigingsplaats],

de kandidaat-notaris .

1. Ontstaan en loop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

- klaagschrift met bijlagen van 26 maart 2018;

- verweerschrift van 15 mei 2018.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 12 juni 2018 zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman, en de kandidaat-notaris verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd. Klager heeft op de mondelinge behandeling een kopie van een samenlevingsovereenkomst van 1 februari 2013 en een kopie van een e-mail van

2 oktober 2013 overgelegd. Beide producties zijn in het dossier gevoegd. Uitspraak is bepaald op 9 augustus 2018.

2. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

  1. Op 1 februari 2013 heeft mr. [notaris A], notaris te [vestigingsplaats], een akte houdende een samenlevingscontract (hierna: het samenlevingscontract) gepasseerd, waarin klager en zijn toenmalige partner, mevrouw [C] (hierna: de ex-partner van klager), hun vermogensrechtelijke verhouding hebben geregeld. Klager heeft met zijn ex-partner van 1 januari 2013 tot medio 2015 een gemeenschappelijke huishouding gevoerd.
  2. In artikel 6.2 en 6.3 van het samenlevingscontract is - samengevat - bepaald dat alle investeringen, kosten en lasten met betrekking tot de gemeenschappelijke woning, die niet onder de kosten van de huishouding vallen, voor rekening van beide partners komen naar evenredigheid van hun aandeel in die woning, terwijl zij ook ieder in die verhouding delen in de gevolgen van een waardevermeerdering of waardevermindering van die woning. Als de partners niet naar evenredigheid van hun aandeel in de gemeenschappelijke woning bijdragen in bedoelde investeringen, kosten en lasten of als de partners voor de aanschaf van die woning niet in overeenstemming met deze verhouding uit eigen middelen bijdragen of hebben bijgedragen, ontstaat voor degene die meer bijdraagt dan waartoe hij op grond van zijn aandeel gehouden is, een vordering op de andere partner gelijk aan dat meerdere.
  3. Op een door klager overgelegde kopie van het samenlevingscontract is een aantal woorden - kennelijk door klager zelf - handmatig doorgestreept en zijn bij artikel 6 in de kantlijn onder meer de woorden “bij einde samenwoning alles 50/50” geschreven.
  4. Bij e-mail van 2 oktober 2013 heeft klager aan [D] (hierna: [D]), medewerkster van het notariskantoor te [vestigingsplaats] bij welk kantoor de kandidaat-notaris destijds optrad als waarnemer in het protocol van de door de kamer geschorste notaris mr. [B], geschreven, voor zover van belang: “Zoals net besproken stuur ik je een mail inzake de overdracht van huis d.d. 30 dec a.s. (Prijs 510.000,=) en tevens de vraag om ons samenlevingscontract te veranderen. Dit heeft te maken met 1 item, te weten: dat wat wij individueel inbrengen in de gemeenschap, dat dit eigendom blijft indien we uit elkaar gaan. Wij willen dit nu schrappen en overeenkomen dat al ons geld/spullen etc.. 50/50 eigendom is ongeacht wie het heeft ingebracht. (..)”
  5. Op 30 december 2013 is de leveringsakte gepasseerd ten aanzien van de woning aan [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning) na (gezamenlijke) aankoop door klager en zijn ex-partner.
  6. Klager heeft met zijn ex-partner na beëindiging van hun relatie een geschil gekregen over een bedrag van € 50.000,-, dat volgens klager ten tijde van de levering van de woning door zijn ex-partner aan hem zou zijn geschonken, terwijl het volgens haar geen schenking, maar een lening betrof.
  7. Bij e-mail van 8 juli 2015 heeft [D] desgevraagd aan klager bericht dat (destijds), na overleg met de kandidaat-notaris, is besloten dat het aanpassen van het samenlevingscontract niet nodig was.
  8. Op 21 september 2017 is de kandidaat-notaris door de rechtbank Noord-Holland als getuige gehoord in de juridische procedure die klager tegen zijn ex-partner had aangespannen in verband met de door hem gestelde schenking. De kandidaat-notaris heeft daarbij verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat partijen bij hem op kantoor zijn geweest.
  9. Op 21 februari 2018 heeft de rechtbank Noord-Holland geoordeeld dat sprake was van een geldlening.

3. De klacht

Klager verwijt de kandidaat-notaris -  kort samengevat - het volgende.

De kandidaat-notaris heeft klager ten tijde van de levering verkeerd geadviseerd.

Klager en zijn ex-partner hadden een samenlevingscontract en meenden dat dat gewijzigd diende te worden in verband met de beoogde schenking van

€ 50.000,- van haar ten behoeve van de aankoop van de woning. Volgens de kandidaat-notaris was een wijziging van het samenlevingscontract echter niet nodig indien dat bedrag eerst op de rekening van klager zou worden gestort en vervolgens van die rekening zou worden overgeboekt op de rekening van de notaris, aldus klager. Bij het passeren van de akte zou de kandidaat-notaris de ex-partner van klager er nog op hebben gewezen dat zij het geld kwijt zou zijn indien de relatie tot een einde zou komen.

Na beëindiging van de relatie beweerde de ex-partner van klager echter dat het bedrag van € 50.000,- geen schenking maar een lening betrof. Tot verbazing van klager (omdat het naar zijn mening toch geen alledaagse zaak was) beriep de kandidaat-notaris zich als getuige ten overstaan van de rechter toen op zijn verschoningsrecht en kon hij zich opeens niets meer herinneren. Ter onderbouwing van zijn stellingen wijst klager op de door hem overgelegde correspondentie voorafgaand aan het passeren van de leveringsakte en het – van zijn commentaar voorziene – overgelegde exemplaar van het samenlevingscontract.  

4. Het verweer

De kandidaat-notaris heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de kandidaat-notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 De raadsman van klager heeft ter zitting van 12 juni 2018 verklaard dat de kern van de klacht er op ziet dat de kandidaat-notaris zich niet, althans niet voldoende, heeft vergewist van de herkomst van de gelden voor de aankoop van de woning door klager en zijn ex-partner. De kandidaat-notaris had, alvorens tot passeren over te gaan, bij zowel klager als de ex-partner van klager moeten verifiëren of het door de ex-partner ingebrachte bedrag van € 50.000,- als een schenking of als een lening diende te worden beschouwd, en had schriftelijk moeten vastleggen wat de bedoeling van partijen was.

5.3 De kamer overweegt het volgende.

In het samenlevingscontract zijn klager en zijn ex-partner overeengekomen dat zij - als gevolg van ieders aandeel naar evenredigheid in de woning - een vordering (gelijk aan het meerdere) op elkaar verkrijgen, indien blijkt dat de ander meer heeft bijgedragen dan waartoe hij of zij op grond van dat aandeel gehouden is.

Uit de door klager overgelegde stukken blijkt dat door hem in 2013 een vraag is gesteld aan de notaris met betrekking tot de mogelijke aanpassing van dit samenlevingscontract. Wat de precieze inhoud van die vraag is geweest, is evenwel niet duidelijk geworden. Evenmin kan op basis van de door klager overgelegde stukken worden vastgesteld dat klager (en zijn ex-partner) ter zake een opdracht aan de kandidaat-notaris hebben verstrekt.

Daarbij is van belang dat de kandidaat-notaris per 1 maart 2016 is gedefungeerd als zogenoemde ‘zware waarnemer’ van het protocol van oud-notaris mr. [B] en dat hij sinds die datum daarom ook geen toegang tot de administratie meer heeft. Ter zitting heeft de kandidaat-notaris, net als tegenover de rechtbank, verklaard geen concrete herinnering aan deze zaak te hebben, wat de kamer, anders dan klager, niet onaannemelijk voorkomt.

Niet kan dan ook worden vastgesteld dat de kandidaat-notaris (onjuist) heeft geadviseerd, nog daargelaten de vraag of de door klager gewenste wijzigingen ook conform de wens van de ex-partner van klager waren. Immers, uit de door klager overgelegde stukken blijkt niet van door zijn ex-partner zelf uitgesproken wens om het bedrag van € 50.000,- te schenken.

5.4 Voor zover klager de kandidaat-notaris verwijt dat hij heeft nagelaten schriftelijk vast te leggen wat de bedoeling van partijen met betrekking tot het door de ex-partner ingebrachte bedrag van € 50.000,- was, wordt overwogen dat zowel het vastleggen van een geldlening als het doen van een schenking niet verplicht bij notariële akte plaatsvindt, maar ook zonder tussenkomst van een notaris bij een onderhandse akte kan worden gedaan. Nu niet kan worden vastgesteld dat klager ter zake een opdracht aan de kandidaat-notaris heeft verstrekt, kan aan hem in dit verband geen verwijt worden gemaakt.

Op grond van het voorgaande acht de kamer de klacht dan ook ongegrond.

5.5 Ook overigens zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken dat de kandidaat-notaris in onderhavig geval niet zorgvuldig zou hebben gehandeld, zodat o p grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. S.P. Pompe, voorzitter, T.H. van Voorst Vader, J.D.M. Schoonbrood, A.M.J.M. Ploumen en L.G. Vollebregt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Land-Smorenburg, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2018.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).