ECLI:NL:TNORAMS:2018:10 Kamer voor het notariaat Amsterdam 640040/NT 17-83 643305/NT 18-8 64095/NT 17-87

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2018:10
Datum uitspraak: 08-05-2018
Datum publicatie: 09-05-2018
Zaaknummer(s):
  • 640040/NT 17-83
  • 643305/NT 18-8
  • 64095/NT 17-87
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met ontzetting uit het ambt
Inhoudsindicatie: Het feit dat sprake is van een langdurige negatieve bewaringspositie (met een negatieve bewaringspositie van € 2.210.161 op 8 december 2017), van bewuste (voortdurende) onttrekking van derdengelden (zelfs nadat de notaris door de voorzitter bij wijze van ordemaatregel was geschorst), vervalsing van bankafschriften (onder meer om een negatieve bewaringspositie te verhullen) en het ten onrechte (laten) overboeken van gelden aan zichzelf (klachtonderdeel 1) is reeds voldoende om tot het oordeel te komen dat de notaris uitermate laakbaar heeft gehandeld (in strijd met het bepaalde in de artikelen 23, 24, 25 Wna, 2 en 13 Vbg 2011 en 2 Administratieverordening). Waar ieder van de hiervoor genoemde feiten op zich al een ontzetting uit het ambt rechtvaardigt, is deze maatregel des te meer passend en geboden indien acht geslagen wordt op de combinatie van deze feiten, het raffinement waarmee zij gepleegd zijn en hun ernst, omvang en duur.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 8 mei 2018 in de klachten met nummers 640040/NT 17-83 en 643305/NT 18-8 van:

  1. Bureau Financieel Toezicht (hierna: het BFT) ,

en in de klacht met nummer 640945/NT 17-87 van:

  1. Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna: de KNB)

tegen:

mr. [naam notaris],

notaris te [plaats],

(hierna: de notaris) .

1. Ontstaan en loop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

· In de zaak met nummer 640040/NT 17-83:

- klaagschrift met bijlagen van 8 december 2017;

- beslissing van de voorzitter op grond van artikel 106 van de Wet op het notarisambt (Wna) van 8 december 2017;

- ter zitting van de kamer van 21 december 2017 door het BFT overgelegde aantekeningen;

- beslissing van de kamer van 4 januari 2018 op grond van artikel 27 lid 1 tweede volzin Wna, waarin de door de voorzitter opgelegde ordemaatregelen zijn bekrachtigd;

- aanvullende producties van het BFT bij brief van 1 februari 2018.

· In de zaak met nummer 640945/NT 17-87:

- klaagschrift met bijlagen van 20 december 2017.

· In de zaak met nummer 643305/NT 18-8:

- klaagschrift met bijlagen van 13 februari 2018.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 13 maart 2018 zijn verschenen: namens het BFT: mrs. A.T.A. Tilleman, Y. Oortwijn-Schilthuizen en drs. R.C.G. Ootes en namens de KNB: mr. W.J. Geselschap. De notaris is niet verschenen. De notaris werd aanvankelijk bijgestaan door mr. G.J. van Oosten; op 6 maart 2018 heeft de raadsman de kamer bericht niet langer in deze zaak voor de notaris te zullen optreden. Het BFT heeft ter zitting (beknopte) aantekeningen overgelegd. Uitspraak is bepaald op heden.

2. De feiten en de klachten

Vooraf

2. 1 De eerste klacht, van 8 december 2017, betreft het hebben van een negatieve bewaringspositie en het (bewust) verstrekken van onjuiste informatie aan het BFT. Door gebruikmaking van een niet bestaande (want opgeheven) derdengeldrekening en vervalste bankrekeningafschriften heeft de notaris over de jaren 2015 tot en met 2017 gefingeerde saldi aan het BFT gepresenteerd waardoor de indruk werd gewekt dat zijn bewaringspositie positief was.

In de tweede klacht, van 13 februari 2018, heeft het BFT de eerste klacht aangevuld (in het eerste klachtonderdeel) en tevens uitgebreid met een aantal andere klachtonderdelen. De kamer behandelt die klachtonderdelen hierna afzonderlijk, na vermelding van de feiten die op dat klachtonderdeel betrekking hebben. De klacht van de KNB van 20 december 2017 haakt aan bij het derde klachtonderdeel van de tweede klacht van het BFT en zal daarom daaronder worden behandeld.

Klachtonderdeel 1. Langdurige negatieve bewaringspositie zoals gebleken uit nader onderzoek, onjuiste informatieverstrekking aan het BFT (vervalste bankafschriften) (A); onttrekkingen aan de derdengeldrekening (door overboekingen) op 8 december 2017 (B) en een onterechte vrijval van overdrachtsbelasting (C)

Feiten

2.2 Op 18 december 2014 heeft de notaris zijn kwaliteitsrekening bij de Rabobank [plaats], de derdengeldrekening met nummer [nummer], opgeheven. De Rabobank heeft de opzegging bevestigd op 19 december 2014. De derdengeldrekening (hierna: de opgeheven Rabo-derdengeldrekening) is blijkens het laatste rekeningafschrift van 22 december 2014 (met volgnummer 0520) op een saldo van € 0 afgesloten.

2.3 Op 30 november 2015 heeft de notaris voor een bedrag van € 11.602 aan oude posten overdrachtsbelasting ten gunste van het exploitatieresultaat laten vrijvallen.

2.4 Op 31 maart 2016 heeft de notaris voor een bedrag van € 52.028 overdrachtsbelasting, die als derdenschuld op de balans stond, laten vrijvallen ten gunste van het exploitatieresultaat.

2.5 Op 19 oktober 2016 heeft financieel consultant mevrouw [naam] (hierna: [de consultant]) aan de administratrice van het notariskantoor [naam] (hierna: het notariskantoor), mevrouw [naam] (hierna: [de administratrice]), de kwartaalcijfers van het kantoor gezonden, waaruit bleek dat de bewaringspositie aan het eind van het derde kwartaal van 2016 ongeveer € 115.000 negatief was (bijlage 8 klaagschrift 8/12/17).

2.6 In een e-mailbericht van 30 november 2016 heeft [de consultant] aan [e-mailadres] en aan de notaris (met kopie aan [de administratrice]) geschreven: “Bij deze ontvangen jullie de bewaringspositie per heden. Zoals jullie kunnen zien is deze nu ruim € 170.000 negatief. Ik moet jullie er dan ook op wijzen dat een negatieve bewaringspositie gemeld dient te worden aan het BFT en dat deze z.s.m. aangezuiverd dient te worden.”

2.7 Op 8 december 2016 heeft een medewerker van het notariskantoor van de notaris een telefoongesprek gevoerd met een medewerker van de Rabobank over de opgeheven Rabo-derdengeldrekening. Dit gesprek heeft later tot aangifte (2.12) van de Rabobank geleid.

2.8 In een e-mailwisseling van 21 april 2017 met [de administratrice] heeft de heer [naam] (hierna: [X]) geschreven: “Begreep van [voornaam oud-notaris A] en [voornaam notaris] dat [voornaam notaris] eventueel nog een correctie van 180k op de bewaringspositie had, heb jij daar nog wat van gehoord, weet jij daar iets van? Van wanneer is de laatste mutatie van de Rabo waar [voornaam notaris] zo nu en dan bijstort?” [De administratrice] heeft daarop geantwoord: “Ik weet van niets (…) Laatste afschrift van rabo die ik heb is van 6 jan 2017 dit betreft rente bijschrijving. Laatste storting op 27 dec. van € 65.000,--”

2.9 Vervolgens heeft [X] in een e-mailbericht op dezelfde dag aan [e-mailadres] en aan de notaris geschreven: “Geven jullie nog aan [voornaam administratrice] door wat er evt gecorrigeerd moet worden en blijkbaar hebben wij nog niet alle dagafschriften van de Rabo. Woensdag wil ik de stukken versturen naar [naam]. Dus voor die tijd moeten de ontbrekende mutaties zijn verwerkt.” Vervolgens heeft [X] dit bericht doorgezonden aan [de administratrice]: “Zie onderstaande mail van mij aan [voornaam notaris] en [voornaam oud-notaris A], heb jij al wat van heb vernomen?”

2.10 In een e-mailbericht van 28 april 2017 heeft [X] aan de notaris bericht: “Het bedrag dat wij nu boekhoudkundig als te kort hebben staan is 217K, om een redelijk overschot te hebben zou 220K overgemaakt moeten worden. Overigens zijn de (meeste) banken maandag gesloten, de storing moet dus morgen al zichtbaar zijn.”

2.11 In een e-mailbericht van 27 juni 2017 heeft [de consultant] geschreven: “Bij deze de huidige bewaring per heden. Moet meer dan 2 ton bij.”

2.12 Op 28 juli 2017 heeft de Rabobank aangifte gedaan tegen de notaris van het opmaken/tonen/gebruiken van een vals of vervalst bankrekeningafschrift.

2.13 Op 1 september 2017 heeft de Rabobank ([plaats]) de bancaire relatie met de notaris opgezegd met ingang van 1 november 2017: “Op 29 maart 2017 heeft u een gesprek gehad met collega’s van Rabobank [plaats] naar aanleiding van een incident dat daar heeft plaats gevonden. In een brief van Rabobank [plaats] bent u op 5 april 2017 geïnformeerd over de mogelijke gevolgen voor de bancaire relatie. (..) Besloten is dat het hierboven vermelde incident dermate ernstig is dat de bancaire relatie met u wordt opgezegd en alle onder 1 genoemde producten en diensten worden beëindigd.”

2.14 Tijdens het toezichtsbezoek van het BFT op 19 september 2017, heeft de notaris ter onderbouwing van de berekening van een (positieve) bewaringspositie afschriften van de opgeheven Rabo-derdengeldrekening aan het BFT gegeven, met afschriftdatum 06/01/2016 (bijlage 2A-6, klaagschrift 8/12/17), afschriftdatum 06/01/2017 (bijlage 2B-6, klaagschrift 8/12/17 ) en afschriftdatum 06/07/2017 (bijlage 2C-7, klaagschrift 8/12/17).

2.15 In een e-mailbericht van 25 september 2017 heeft [e-mailadres] aan de notaris geschreven: “…of jij dat geld al weer retour had gestort. Het moet verwerkt zijn voordat BFT er donderdag weer is anders is je bewaring negatief.”

2.16 Op 7 december 2017 heeft het BFT vernomen dat de Rabobank op 28 juli 2017 aangifte had gedaan tegen de notaris.

2.17 Op 8 december 2017 te 13:30 uur heeft de voorzitter de notaris telefonisch gehoord op het verzoek van het BFT om een ordemaatregel op te leggen op grond van artikel 106 Wna. De voorzitter heeft de notaris vervolgens geschorst in de uitoefening van het ambt met ingang van 8 december 2017 te 14:00 uur. Eveneens is bij die beslissing de notaris de toegang (zonder toestemming van de waarnemer) tot zijn kantoor ontzegd, alsmede de toegang tot de (kwaliteits)-rekening(en) en de computersystemen.

2.18 Op 8 december 2017 heeft de ING-bank (hierna: ING) in opdracht van de door de voorzitter (met ingang van 8 december 2017 te 14:00 uur) benoemde ‘zware’ waarnemer in het protocol, notaris [naam], de derdengeldrekening van het notariskantoor bij de ING (‘[naam notariskantoor] kwaliteitsrekening’, hierna: ING-derdengeldrekening) geblokkeerd. Tot 8 december 2017 te 14:00 uur was naast de notaris alleen kandidaat-notaris mr. [naam] (hierna: [de kandidaat-notaris]) als betaalbevoegd bij de bank aangemeld.

2.19 Op 8 december 2017 zijn bij de ING (zoals blijkt uit de e-mail van de ING aan het BFT van 27 december 2017 (bijlage 6, klaagschrift 8/12/17) op onderstaande tijden de volgende vijf overboekingen geplaatst:

- om 12:42: uur: € 2.000 van de ING-derdengeldrekening naar ‘[naam kantoor]’ (hierna: de ING-kantoorrekening);

- om 14:42 uur: € 116.000 van de ING-derdengeldrekening naar de ING- kantoorrekening;

- om 15:42 uur: € 100.000 van de ING-kantoorrekening naar ING-rekening ‘[notaris privé]’;

- om 15:42 uur: € 9.502,24 van de ING-kantoorrekening naar het rekeningnummer van ‘Warehouse for men/Huurklerken B.V.’ (gebruikt door de uit het ambt ontzette notaris mr. [A]);

- om 15:42 uur: € 6.066,96 van de ING-kantoorrekening naar het rekeningnummer van ‘Keizerrijk Praktijk B.V.’ (gebruikt door de uit het ambt ontzette notaris

mr. [A]).

2.20 Op 8 december 2017 heeft het BFT in het notariskantoor een map met 26 (valse) afschriften van de opgeheven Rabo-derdengeldrekening aangetroffen (bijlage 13, klaagschrift 13/2/18):

- het (eerste) afschrift van 30 december 2014, met volgnummer 0520, vermeldt als ‘nieuw saldo’ € 560.000;

- het afschrift van 6 oktober 2016, met volgnummer 0536, vermeldt een vorig saldo van € 1.091.966,96 en een nieuw saldo van € 1.093.604,91.

- het afschrift van 16 november 2016, met volgnummer 0537, vermeldt een bijschrijving van € 50.000 ‘Inzake retour lening [A]’, een vorig saldo van 1.091.966,06 en een nieuw saldo van € 1.141.966,96;

- het afschrift van 30 december 2016, met volgnummer 0539, vermeldt een privéstorting van de notaris van € 65.000 en een (nieuw) saldo van € 1.206.966,96;

- het afschrift van 9 april 2017, met volgnummer 0542, vermeldt een privéstorting van de notaris van € 251.372,22 en een (nieuw) saldo van € 1.461.277,13;

- het afschrift van 21 juli 2017, met volgnummer 0544, vermeldt een privéstorting van de notaris van € 65.000 en een (nieuw) saldo van € 1.528.103,73;

- het (laatste) afschrift van 6 oktober 2017, met volgnummer 0545, vermeldt een bedrag aan creditrente van € 1.910,13 en een (nieuw) saldo van € 1.530.013,86.

2.21 De kamer voor het notariaat heeft op 4 januari 2018 de beslissing van de voorzitter van 8 december 2017 bekrachtigd.

Klacht

2.22 klachtonderdeel 1A. langdurige negatieve bewaringspositie; onjuiste informatieverstrekking aan het BFT (valse bankafschriften)

Alle mutaties op de opgeheven rekening in de periode van 30 december 2014 tot en met 6 oktober 2017 zijn conform de vervalste bankafschriften vastgelegd in de administratie; het saldo van de opgeheven rekening is (telkens) meegenomen in de berekening van de (gefingeerd positieve) bewaringspositie in het per kwartaal door de notaris aan het BFT verstrekte overzicht. Het BFT heeft echter geconstateerd dat in feite sprake was van een (langdurige) negatieve bewaringspositie. De bewaringspositie bedroeg op 31 december 2014 € 502.329 negatief. Op 30 september 2017 was de bewaringspositie € 1.891.775 negatief; op 8 december 2017 was deze € 2.210.161 negatief.

2.23 klachtonderdeel 1B. onttrekking aan de derdengeldrekening door boekingen op 8 december 2017

De notaris is door de voorzitter van de kamer geschorst op 8 december 2017 vanaf 14:00 uur. In de middag van 8 december 2017 heeft een vijftal boekingen van de derdengeldrekening plaatsgevonden. [De kandidaat-notaris] heeft aan het BFT verklaard dat hij die betalingen tussen 13:00 uur en 13:30 uur heeft geaccordeerd en daadwerkelijk betaald. Hij was op 8 december 2017 tot 14:00 uur waarnemer in het protocol van de notaris. Uit gegevens die de ING-bank heeft verstrekt, blijkt echter dat vier boekingen van de ING-derdengeldrekening na 14:00 uur hebben plaatsgevonden.

[De kandidaat-notaris] noch de notaris waren vanaf dat tijdstip bevoegd om over de ING-derdengeldrekening te beschikken. De notaris heeft, wetende van een bewaringstekort en van zijn schorsing met ingang van 14:00 uur, gelden onttrokken aan de ING-derdengeldrekening.

2.24 klachtonderdeel 1C. een onterechte vrijval van overdrachtsbelasting

Als de notaris gelden heeft waarvan hij niet weet aan welke partij deze toebehoren, dient hij dit uit te zoeken. Die gelden mag hij niet aan zichzelf boeken. De vrijval van de derdenschuld overdrachtsbelasting (zowel op 30 november 2015 als op 31 maart 2016) heeft tot gevolg dat de derdenschuld te laag, en daarmee de bewaringspositie voor een bedrag van € 63.630 te hoog is vastgelegd.

2.25 Het BFT concludeert dat de notaris heeft gehandeld in strijd met artikel 23 lid 1 en artikel 25 lid 3 Wet op het notarisambt (Wna) alsmede met artikel 2 en 13 Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 (Vbg 2011) en artikel 2 Administratieverordening.

Klachtonderdeel 2. Onvoldoende onderzoek bij een vaststellingsovereenkomst; meewerken aan een constructie die mogelijk belangen van derden schaadt (tweemaal een betaling van € 180.000 )(A) en vervolgens een vervalste e-mail sturen (alsof een cliënt een lening verstrekt) om hiermee een bewaringstekort te verbloemen (B)

Feiten

2.26 Op 31 december 2015 heeft de notaris de akte tot levering gepasseerd (bijlage 14), waarbij een horecacomplex aan de [straat en plaats] (hierna: horecacomplex [Y] of het horecacomplex) is geleverd door de curator (de heer [naam]) in het faillissement van de heer [naam] (hierna: [C]) aan [*] Vastgoed B.V. (vertegenwoordigd door [namen B.V.’s] (directeuren respectievelijk de heren [namen]).

Ook heeft de notaris een akte van hypotheek gepasseerd, waarbij de FGH Bank N.V. een hypotheekrecht verkreeg op het horecacomplex ten laste van [*]Vastgoed B.V. Volgens het dossier zijn de heer [D] (hierna: [D]) via [D] Holding B.V. en de heer [E](hierna: [E]) via [$] Vastgoed B.V. de uiteindelijk belanghebbenden (Ultimate Beneficial Owners (UBO’s) van [*] Vastgoed B.V. (bijlage 15).

Op 4 januari 2016 is de levering financieel afgewikkeld.

2.27 In een e-mailbericht van 21 november 2016 heeft de notaris aan [de kandidaat-notaris] verzocht een raamwerk voor een vaststellingsovereenkomst op te stellen (bijlage 20): “Morgen zal ik [D] en [E] on 13 uur op kantoor ontvangen. Het gaat om het volgende: in het kader van aankoop is met [F] …. destijds een nadere Ovk gesloten, Deze dient nu ontbonden te worden. Men wil in de ontbindingsovk als grond hebben staan, dat men vergeten is FGH te informeren. [F] wordt uitgekocht. Of bedrag in de akte moet komen hoor ik morgen. Zou jij vast een raamwerk van vaststelling Ovk kunnen maken? Ik wil geen doss nr, kantoorlogo erop. Dank.”

2.28 Diezelfde dag heeft de notaris in de cc een e-mail (bijlage 17) van [D] ontvangen, waarin deze aan [E] het nummer van de ING-derdengeldrekening doorgeeft en meldt dat hij inmiddels € 180.000 heeft overgeboekt. [D] meldt de notaris: “Ha [voornaam notaris], de totale som is € 350.000,- voor het rectificeren (..)” [D] Holding B.V. en [naam] Vastgoed B.V. hebben ieder op 22 november 2016 € 180.000 op de ING-derdengeldrekening gestort (bijlage 16).

2.29 Op 22 november 2016 is een vaststellingsovereenkomst ondertekend (bijlage 18), waarin is vermeld dat in januari 2016 [*] Vastgoed B.V. en mevrouw [F] (hierna: [F]), toenmalig (levens)partner van [C], een akte houdende economische eigendomsoverdracht hebben ondertekend betreffende het l/3de onverdeeld aandeel (in economische zin) in het horecacomplex voor een koopprijs van € 315.315,60, welke koopprijs tegen schuldigerkenning is omgezet in een geldlening.

In het dossier horecacomplex heeft het BFT de overdrachtsakte aangetroffen: deze is op 24 maart 2016 ondertekend door partijen (bijlage 19).

2.30 Volgens de vaststellingsovereenkomst wensten [*] Vastgoed B.V. en [F] de bedoelde economische eigendomsoverdracht te ontbinden wegens het ontbreken van de toestemming van de hypotheekhouder de FGH Bank N.V. Voor de ontbinding diende [*] Vastgoed B.V. € 350.000 als vergoeding aan [F] te voldoen.

2.31 In het dossier horecacomplex [Y] heeft het BFT een bericht van [F] van 29 maart 2017 (bijlage 26) aangetroffen:

“Beste [voornaam notaris],

Zoals vandaag telefonisch besproken bevestig ik je hierbij dat je het bedrag dat je ten gunste van mij in depot houdt voor [Y] (ruim 2,5 ton) tijdelijk geheel kunt

aanwenden voor het saldo op je rekeningen. Als zodanig leen ik je dit bedrag gedurende maximaal een maand zoals je zelf al aangaf. Is dit mailtje zo voldoende? Hoop dat je hiermee geholpen bent. Laat je me wel even weten zodra je het bedrag weer hebt teruggestort op het dossier? Heb jij trouwens nog iets gehoord van die kopers van de woning aan de [naam straat]? (..)”

2.32 Op 30 maart 2017 stond volgens de financiële kaart van dossier horecacomplex [Y] nog een saldo open van € 347.900 ten gunste van [F].

2.33 Op 10 april 2017 heeft [de administratrice] aan de notaris op diens verzoek (bijlage 23) een overzicht van de financiële kaart gestuurd.

2.34 In een e-mailbericht van 11 april 2017 heeft de notaris aan [de administratrice] bericht:

“Ik kreeg door: Er moet vandaag betaling naar [G]. Ad € 26.527,78 ten laste van dossier [Y]. Heb jij zijn banknummer?”

[De administratrice] heeft daarop geantwoord: “Nee maar dat heeft [A] vast wel”

[De administratrice] heeft later aan het BFT verklaard dat met [A] [de uit het ambt ontzette notaris A] wordt bedoeld.

Nog diezelfde dag heeft de notaris aan [de administratrice] gemaild (bijlage 24) dat hij zijn nota’s toch eens moest betalen en haar om het nummer van praktisch debiteurenbeheer gevraagd. Vervolgens heeft de notaris aan [de administratrice] doorgegeven dat de omschrijving is: ‘Aflossing lening. [bankrekeningnummer [G]].’ Volgens de financiële kaart is op 11 april 2017 het bedrag van € 26.527,78 ten laste van het dossier horecacomplex [Y] en ten gunste van [G] geboekt.

2.35 Op 3 mei 2017 is volgens de financiële kaart een bedrag van € 70.000,- van het dossier horecacomplex [Y] overgeboekt naar dossier 2017.160226. Blijkens een e-mailbericht van dezelfde dag (bijlage 25) heeft de notaris daartoe als volgt de opdracht aan [de administratrice] gegeven:

“Er zal een geldlening groot € 70.000,- plaatsvinden inzake de zaak van morgenmiddag ([naam] koopt). Deze zal worden verstrekt uit dossier [Y]. De nadere

essentialia van de lening ontvang ik nog. Kun jij alvast 70.000 van het ene naar het andere dossier overzetten?”

2.36 Op 23 juni 2017 heeft de notaris een faxbericht van curator [naam] (bijlage 22) ontvangen, waarin de curator (onder meer) schrijft dat hij bij de behandeling door de notaris van de akte van levering van 31 december 2015 heeft gemeld dat hij er bezwaar tegen had indien er aan [C] of zijn entourage (geldelijke) toezeggingen zouden worden gedaan, dat hij een verklaring heeft laten opstellen en dat de notaris dit wist. De curator schrijft te hebben vernomen dat de notaris zijn medewerking heeft verleend aan een transactie met betrekking tot het horecacomplex waarbij [F] is betrokken. Volgens de curator heeft [F] echter geen enkele ervaring met vastgoedtransacties en is het naar zijn mening buiten twijfel dat zij hierbij in feite voor [C] heeft gehandeld als stroman en op deze wijze gelden of inkomsten die in de boedel hadden moeten vloeien er buiten zijn gehouden. De curator heeft verder gemeld dat hij beslag heeft laten leggen op het depot: “Gaarne verzoek ik u mij omgaand te laten weten of dit beslag doel heeft getroffen. (..) Mocht het geld zijn doorbetaald, dan verneem ik gaarne aan wie en op welke rekening.”

2.37 In een e-mailbericht van 19 juli 2017 (bijlage 21) aan zijn accountant, [naam], heeft de notaris geschreven dat [F] één van de drie oorspronkelijke

kopers is van het horecacomplex en dat wegens een onderlinge twist tussen de drie kopers is overeengekomen dat [F] is uitgetreden als koper, waarvoor zij een

bedrag heeft ontvangen dat in depot staat.

2.38 Het BFT heeft in het dossier horecacomplex [Y] een e-mailbericht van [F] aangetroffen met datum 19 juli 2017 (bijlage 27), met exact dezelfde tekst als het eerdere bericht op 29 maart 2017.

Bij navraag aan [F] door de waarnemer in het protocol van de notaris (naam) op 22 januari 2018, heeft [F] aan de waarnemer het volgende geschreven (bijlage 28): “Naar aanleiding van ons telefoongesprek van vanmorgen. Doe ik u hierbij de vaststellingsovereenkomst toekomen. De inhoud spreekt voor zich. En hieruit kunt u opmaken dat het hier een bedrag van 350k betreft. Waarvan er in 2017 250k naar de [curator] is overgemaakt. De exacte datum hiervan weet ik niet omdat de [notaris] dit heeft afgesproken met de [curator] en mijn (toen) advocaat [naam]. Van de 100k die nog over was zijn twee facturen betaald aan mijn advocaat [naam] (zie eerdere mail van mij). Het restant staat nog in depot bij [de notaris]. De mail die u mij vandaag toegestuurd heeft als vermeende mail die ik aan

[de notaris] zou hebben gestuurd met daarin een goedkeuring dat ik 250k van de 350k aan de [notaris] zou lenen, is de grootste onzin. Ik heb met de [notaris] nog nooit over dit onderwerp gesproken. Ook het adres [naam straat en nummer] die in de mail staat vermeld is mij onbekend of enig contact met een makelaar over dit adres. Bovendien staat er als afzender e-mail adres. [F-f]@hotmail.com.

Mijn e-mail adres is [F_f]@hotmail.com Dus deze mail is niet van mij afkomstig.(..)

Klacht

Klachtonderdeel 2A. onvoldoende onderzoek vaststellingsovereenkomst; meewerken aan een constructie die mogelijk belangen van derden schaadt (tweemaal een betaling van € 180.000 )

2.39 In het dossier horecacomplex [Y] ontbreken nota’s of afrekeningen van de transacties vanaf 5 januari 2016. Ook heeft het BFT in het dossier geen aantekeningen (bijvoorbeeld van het gesprek met de heren [D] en [E] op 22 november 2016), notities of stukken aangetroffen waaruit de opdrachtverstrekking voor de transacties na 5 januari 2016 blijkt of waaruit blijkt dat de notaris of een medewerker (concept-)stukken naar partijen stuurt of hen informeert. Daarnaast blijkt niet uit het dossier dat de notaris heeft geverifieerd of de geldlening, zoals in de economische eigendomsoverdracht genoemd, is afgelost of nog bestaat en op basis waarvan de ontbindingsvergoeding van € 350.000 voor [F] is gebaseerd.

2.40 Het BFT heeft de volgende tegenstrijdigheden vastgesteld:

In de eerste plaats blijkt uit de akte van levering van 31 december 2015 dat sprake is van twee kopers (middels [*] Vastgoed B.V.). De derde persoon, [F], wordt later via een economische eigendomsoverdracht mede-eigenaar. Aan zijn accountant heeft de notaris echter verklaard dat de drie kopers van het hotel door onderlinge twist hebben besloten één van hen uit te kopen.

Ten tweede is niet de onderlinge twist, zoals door de notaris gemeld aan de accountant, maar het ontbreken van de toestemming van de hypotheekhouder

FGH Bank B.V. op het horecacomplex de (in de vaststellingsovereenkomst genoemde) officiële reden van de ontbinding.

Uit het dossier blijkt verder op geen enkele wijze of de notaris nadere vragen heeft gesteld of nader onderzoek heeft gedaan naar de beweegredenen van partijen de transacties aan te gaan. De reden waarom de notaris zijn kandidaat-notaris opdracht heeft gegeven geen dossiernummer aan te maken en geen logo te vermelden op de stukken is niet duidelijk. Uit het dossier blijkt ook niet dat [F] op de hoogte is van de overboeking van 3 mei 2017 en/of dat zij daartoe opdracht heeft gegeven.

2.41 Omdat het hotel uit een faillissement is verkocht door de curator aan [*] Vastgoed B.V. en [F] (voormalig (levens)partner van de failliet) daarom hoogst waarschijnlijk niet in beeld mocht zijn, zoals ook blijkt uit de brief van de curator van 23 juni 2017, had de notaris moeten vermoeden dat de inhoud van de akte van levering van 31 december 2015 en/of van de vaststellingsovereenkomst van 22 november 2016 waarvoor zijn tussenkomst is ingeroepen, in strijd is met de waarheid. Hij heeft immers zelf aan zijn accountant meegedeeld dat er drie kopers van het complex waren, in plaats van twee genoemd in de akte van levering, en hij heeft verklaard dat één van hen door onderlinge twist uittrad in plaats van als gevolg van het ontbreken van de toestemming van de bank, zoals genoemd in de vaststellingsovereenkomst. Dit zijn andere verklaringen dan in de akte van levering en de vaststellingsovereenkomst zijn opgenomen. Zeer waarschijnlijk is sprake van een schijnhandeling en heeft de notaris meegewerkt aan een Paulianeuze handeling door partijen.

2.42 Al deze feiten en omstandigheden hadden voor de notaris voldoende redenen moeten zijn om (nader) onderzoek te verrichten naar het motief en de reden van partijen om deze transacties aan te gaan en onderzoek te verrichten naar de ontbindingsvergoeding en de relatie tot de eerder afgesproken geldlening.

Mogelijk is daardoor de positie van derden, waaronder crediteuren, geschaad.

Door niet voldoende onderzoek te doen en niets hierover vast te leggen, heeft de notaris zichzelf in de positie gebracht geen goede afweging meer te kunnen maken om te beoordelen of hij nog wel zijn diensten kon verlenen. Hij is te veel als verlengstuk opgetreden van partijen, waarbij hij zijn eigen taak, waaronder zijn

onderzoeksplicht en zwaarwegende zorgplicht, nader had moeten invullen en moeten vastleggen. Daarmee heeft hij in strijd gehandeld met artikel 17 Wna en artikel 11 Vbg 2011. Eerst na nader onderzoek was het voor hem mogelijk geweest een goede afweging te maken of hij op grond van artikel 21 lid 2 juncto artikel 6 Vbg 2011 zijn diensten had moeten weigeren.

Door het ontbreken van aantekeningen van besprekingen en/of telefoongesprekken van de transacties na 5 januari 2016, waarvan duidelijk is dat één gesprek in ieder geval op 22 november 2016 heeft plaatsgevonden met de heren [D] en [E], en het ontbreken van correspondentie na 5 januari 2016 waarbij de notaris of een medewerker partijen informeert of stukken toestuurt, beschikt de notaris niet over een deugdelijk ingericht dossier, hetgeen in strijd is met artikel 17 Wna en de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 februari 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:265.

Klachtonderdeel 2 B. Vervalste e-mail(s)

2.43 De e-mails van 29 maart 2017 en 19 juli 2017 zijn valselijk door de notaris dan wel in opdracht van hem opgesteld. Dit heeft net voor de afsluiting van het eerste kwartaal plaatsgevonden, waardoor de notaris zijn bewaringspositie positief heeft kunnen doen voorkomen, terwijl deze in feite negatief was. De notaris heeft zijn accountant bewust onjuist geïnformeerd met als doel het verkrijgen van de vereiste samenstellingsverklaring voor de indiening van de cijfers bij het BFT (bijlage 29). Ook heeft de notaris daarmee het BFT doelbewust foutief geïnformeerd.

Met het vervalsen van het e-mailbericht van [F]en het onterecht opvoeren van haar tegoed als lening aan hem heeft de notaris gehandeld in strijd met artikelen 23, 25 en artikel 93 lid 1 Wna alsmede artikel 2 Vbg 2011.

Klachtonderdeel 3. Het laten werken van ontzette notarissen op het notariskantoor en van een kandidaat-notaris aan wie de waarnemingsbevoegdheid is ontzegd (klacht KNB)

Feiten

2.44 Voor en op het notariskantoor heeft de notaris oud-notarissen mrs. [A] (hierna: [A]) en [naam] (hierna: [B]) laten werken. Beiden zijn uit het ambt van notaris ontzet, op 19 december 2013 respectievelijk 27 maart 2015. [A] heeft zich naar gerelateerde contacten voorgedaan als [naam]. Uit e-mailwisselingen van eind november 2014 en eind maart 2015 tussen [A] en de notaris (bijlagen 32 en 33) blijkt dat de notaris naast een maandelijks bedrag van € 9.502,24 (inclusief btw) voor ‘geleverde notariële diensten’ ook maandelijks fee en aflossingen heeft overgemaakt aan bankrekeningen die gecontroleerd worden door [A] (ongeveer € 10.000 per maand aan Keizerrijk B.V.), voor het aflossen van de (langlopende) schulden van [A].

2.45 [B] heeft gewerkt onder de naam [naam], zoals blijkt uit drie e-mailberichten, gedateerd 18 april 2017, 4 november 2017 en 11 december 2017 (bijlage 34). [B] heeft facturen gezonden vanuit zijn onderneming [naam] Consultancy. Volgens verklaring van [de administratrice] heeft [B] op 1 december 2017 gefactureerd vanuit de onderneming [naam] Assistance, een eenmanszaak van mevrouw [naam](bijlage 35).

2.46 Ook heeft kandidaat-notaris mr. [naam] (hierna: [H]) vanaf 1 juni 2017 als freelancer werkzaamheden verricht voor de notaris. In een e-mail van

6 december 2017 heeft hij daarvan melding gedaan aan de ledenadministratie van de KNB. Bij beslissing van 27 april 2010 is [H] door de kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Zutphen de bevoegdheid om waar te nemen voor onbepaalde duur ontzegd, op grond van het onttrekken van gelden uit nalatenschappen.

Klacht

2.47 Op grond van de Beleidsregel integere beroepsuitoefening is het een notaris niet toegestaan om personen in dienst te nemen of op enige andere wijze samen te werken met personen die, als gevolg van een tuchtrechtelijke of gerechtelijke uitspraak, het ambt van notaris niet meer mogen bekleden of niet meer als toegevoegd of waarnemend notaris mogen optreden. De uit het ambt ontzette oud-notarissen mrs. [A] en [B] zijn werkzaam geweest voor en op het notariskantoor.

Ook door het verstrekken van opdrachten aan [H], een kandidaat-notaris aan wie voor onbepaalde tijd de bevoegdheid tot waarnemen is ontzegd, heeft de notaris niet gehandeld zoals een goed notaris betaamt. Daarbij komt nog dat de tuchtrechtelijke veroordeling van [H] eveneens betrekking had op het verduisteren en misbruiken van derdengelden. De notaris heeft blijkbaar geen bezwaar gezien in dit handelen van [H] om toch met hem – in strijd met de beleidsregel – een samenwerking aan te gaan.

Klachtonderdeel 4. Gebreken in de financiële- en zakenadministratie

Feiten

2.48 Het BFT heeft vastgesteld dat in de administratie van het notariskantoor de gehele zakenadministratie (sub-administratie) tot en met het boekjaar 2015 ontbreekt. De administratie over de jaren 2016 en 2017 is ondoorzichtig: die administratie bestaat uit veel correctieboekingen in het memoriaal, creditbedragen die als negatief debet worden geboekt, boekingen van grote bedragen met een summiere omschrijving (correctie, opschoning, declaratie verrekenen, afboeken).

2.49 Op 14 juli 2014 wordt volgens het bankafschrift met nummer 135 van de ING-derdengeldrekening € 560.000,- bijgeboekt met als omschrijving ‘Rixos Limited Hamrain Centre as per brief dated 03 07 2014’ (bijlage 36). Door de notaris of door één van zijn medewerkers is op het afschrift handmatig het dossiernummer 152092 erbij genoteerd.

2.50 Op 16 juli 2014 wordt volgens het bankafschrift nummer 137 van ING-derdengeldrekening € 410.000,- bijgeboekt met als omschrijving ‘Rixos Limited Hamrain Centre 2ND installment as per e mail from 03 07 2014’ (bijlage 38). Ook daar staat met de hand het dossiernummer 152092 bij genoteerd.

2.51 Op 13 februari 2015 heeft de heer [naam], op dat moment de boekhouder van de notaris, per e-mail een kopie van bankafschrift 135 van de ING-derdengeldrekening waaruit de bijschrijving op 14 juli 2014 van € 560.000 blijkt met de volgende tekst naar de notaris gestuurd (bijlage 37):

“[voornaam notaris], Zie bijlage.

De brief die daarbij hoort (zie omschrijving) heb ik niet in mijn bezit.

[naam]”

2.52 Het bedrag van € 560.000 komt overeen met het bedrag dat als ‘nieuw saldo’ is vermeld op het vervalste eerste dagafschrift van de opgeheven Rabo-derdengeldrekening met volgnummer 0520, gedateerd 30 december 2014.

Daarnaast komt het bedrag overeen met het bedrag genoemd in de beslissing van de

kamer van 13 oktober 2016 (ECLI:NL:TNORAMS:2016:32) dat op 5 september 2012 vanaf de ING-derdengeldrekening van (voormalig) kantoor [naam] is gestort op een bankrekening van of bij Castrum Financial Services S.A. te Luxemburg en ingevolge de verklaring van de notaris in die zaak op 14 juli 2014 op de ING-derdengeldrekening is teruggestort.

2.53 In de jaarrekening 2016 is een negatieve post (in feite een bate) ‘overige algemene kosten’ van € 153.973 opgenomen. Uit de administratie blijkt dat de post als volgt kan worden gespecificeerd:

- Vrijval derdenschuld overdrachtsbelasting (bate) € 52.028

- Schonen voorziening (bate) € 23.904

- Schonen kadaster (bate) € 92.174

- Diverse afboekingen, schoningen (bate) € 18.056

- Boetes belastingdienst (last) € 25.508

- Overige kosten (last) € 6.681

Klacht

2.54 Uit de door het BFT geconstateerde feiten blijkt dat de notaris in strijd met de artikelen 1, 3 en 4 van de Administratieverordening heeft gehandeld.

2.55 Door in zijn jaarrekening van 2016 de in de feiten genoemde posten te presenteren als ‘overige algemene kosten’ heeft de notaris een onjuist en onvolledig beeld geschetst van de financiële feiten.

De notaris heeft het BFT desgevraagd niet kunnen aantonen welke ratio bestaat voor de baten ‘schonen kadaster’ voor een bedrag van € 92.174 en ‘schonen voorziening’ voor een bedrag van € 23.904.

De post ‘diverse afboekingen, schoningen’ van € 18.056 is het gesaldeerde bedrag van € 62.884 lasten en € 80.940 baten. Desgevraagd heeft de notaris niet kunnen aantonen waarop deze ‘diverse afboekingen, schoningen’ zijn gebaseerd.

2.56 De vervalste afschriften van de opgeheven Rabo-derdengeldrekening geven in de administratie en in de ingediende cijfers bij het BFT, naast een foutieve bewaringspositie, ook een onjuist beeld van andere posten in het vermogen en resultaat, zoals bijvoorbeeld:

• door de zogenaamd op die rekening ontvangen bedragen van [A] wordt de schuld van het notariskantoor aan [A] voor € 170.000 te hoog vastgesteld;

• door de door de notaris zogenaamd op die rekening geboekte bedragen, wordt de schuld van de notaris (privé) aan het notariskantoor voor € 481.372 te laag vastgesteld;

• door de zogenaamde overboeking van Nationale Nederlanden op die rekening (afschrift van 15 december 2015, met volgnummer 0530), wordt in de jaarrekening 2015 en 2016 onterecht een gefingeerde lening bij Nationale Nederlanden voor een bedrag van € 75.000 opgevoerd.

3. De beoordeling

3.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

3.2 De notaris heeft, hoewel daartoe door de kamer in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk noch mondeling verweer gevoerd. De kamer heeft aan de hand van de door het BFT en de KNB overgelegde stukken de feitelijke onderbouwing van de klachten geverifieerd en gaat, mede gelet op het feit dat de inhoud van die stukken niet is weersproken door de notaris, bij de beoordeling uit van de juistheid daarvan.

3.3 De kamer is van oordeel dat de klachten (in alle onderdelen) gegrond zijn.

De kamer deelt het standpunt van het BFT en de KNB dat het maatschappelijk belang bij een betrouwbaar notariaat en de rechtszekerheid door het handelen van de notaris in zeer ernstige mate zijn geschaad.

3.4 Het feit dat sprake is van een langdurige negatieve bewaringspositie (met een negatieve bewaringspositie van € 2.210.161 op 8 december 2017), van bewuste (voortdurende) onttrekking van derdengelden (zelfs nadat de notaris door de voorzitter bij wijze van ordemaatregel was geschorst), vervalsing van bankafschriften (onder meer om een negatieve bewaringspositie te verhullen) en het ten onrechte (laten) overboeken van gelden aan zichzelf (klachtonderdeel 1) is reeds voldoende om tot het oordeel te komen dat de notaris uitermate laakbaar heeft gehandeld (in strijd met het bepaalde in de artikelen 23, 24, 25 Wna, 2 en 13 Vbg 2011 en 2 Administratieverordening). Waar ieder van de hiervoor genoemde feiten op zich al een ontzetting uit het ambt rechtvaardigt, is deze maatregel des te meer passend en geboden indien acht geslagen wordt op de combinatie van deze feiten, het raffinement waarmee zij gepleegd zijn en hun ernst, omvang en duur.

3.5 Daar komen nog bij de door het BFT vastgestelde onduidelijkheden en onzorgvuldigheden in het dossier horecacomplex [Y] en de, blijkens het bericht van [F] aan de waarnemer op 22 januari 2018, door de notaris vervalste e-mails in dit dossier (klachtonderdeel 2). Daarmee is komen vast te staan dat de notaris heeft gehandeld in strijd met de artikelen 17, 21, 23 25 Wna en de artikelen 2 en 6 Vbg 2011.

3.6 Eveneens heeft de notaris in strijd gehandeld met de Beleidsregel integere beroepsuitoefening door het tewerkstellen van twee uit het ambt ontzette notarissen en een kandidaat-notaris aan wie de bevoegdheid is ontzegd om waar te nemen (klachtonderdeel 3).

3.7 Ten slotte is komen vast te staan dat de notaris heeft gehandeld in strijd met de artikelen 1,3 en 4 Administratieverordening door geen toereikende zaken- en dossieradministratie te voeren waaruit (onder meer) de financiële status van die zaken blijkt. Daarbij heeft de notaris niet alleen een onvolledig, maar ook een onjuist beeld geschetst van de financiële feiten (klachtonderdeel 4).

3.8 Tevens staat vast dat aan de notaris sinds 2012 verschillende tuchtmaatregelen zijn opgelegd (een waarschuwing in 2012, een berisping in 2015, een schorsing in 2016 en een schorsing in 2017). De laatste schorsing, van zes maanden, betrof de uitspraak van de kamer van 13 oktober 2016 (ECLI:NL:TNORAMS:2016:32), waaraan het BFT in zijn klacht refereert (zie de feiten onder 2.52).

3.9 Voor nieuwe tuchtzaken, ingediend na 1 januari 2018, geldt dat de uitspraak van de kamer, indien de klacht gegrond wordt verklaard en de kamer een maatregel oplegt, tevens kan inhouden een veroordeling van de notaris in de kosten van de behandeling van de tuchtzaak. De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 sub b Wna, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak 643305/NT 18-8 zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 3.500,00. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen zes weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer door overmaking ervan op een nader door het LDCR te Utrecht aan de notaris op te geven rekeningnummer.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

- verklaart de klachten gegrond;

- legt de notaris de maatregel van ontzetting uit het ambt op;

- bepaalt dat de secretaris van de kamer, nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, aan de notaris bij aangetekende brief de datum zal mededelen waarop de opgelegde maatregel van kracht wordt;

- veroordeelt de notaris tot betaling van de proceskosten van € 3.500,00, op de wijze en binnen de termijn als hiervoor onder 3.9 bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.H. Schotman, J.P. van Harseler, E.H. Huisman en L.G. Vollebregt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2018.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).