ECLI:NL:TNORSHE:2017:7 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2016/24

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2017:7
Datum uitspraak: 16-01-2017
Datum publicatie: 13-02-2017
Zaaknummer(s): SHE/2016/24
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Hebben personen die de erflater als versterferfgenaam stilzwijgend heeft onterfd maar aan wie wel een geldbedrag is gelegateerd, recht op een uittreksel van het testament dat naast het legaat óók de erfstellingen omvat? Ingevolge artikel 49 lid 1 Wna geeft de notaris afschriften dan wel uittreksels af aan degenen die een recht ontlenen aan de akte. Ingevolge artikel 49 lid 2 Wna wordt onder “degene die een recht ontleent aan een akte” begrepen “degene die door een uiterste wilsbeschikking een erfrechtelijke aanspraak heeft verloren”. Dat is hier het geval. Klager is door het testament immers niet langer versterferfgenaam. Daarbij geldt de restrictie “doch slechts ten aanzien van het desbetreffende onderdeel van die wilsbeschikking”. Vervolgens is de vraag of het uittreksel ook de erfstellingen omvat. In de literatuur zijn de meningen hierover verdeeld. Sommige schrijvers beantwoorden deze vraag bevestigend, zoals de hiervoor door klager aangehaalde auteur (pagina’s 218-219 van De Notariswet, auteur J.C.H. Melis, bewerkt door B.C.M. Waaijer). Daar staat tegenover dat andere schrijvers deze vraag voor de onterfde erfgenaam ontkennend beantwoorden, in welk verband de kamer verwijst naar Asser/Perrick, 4, 2013/424. De kamer maakt daarbij de kanttekening dat niet duidelijk is of deze zienswijze ook geldt voor een onterfde erfgenaam die wél een legaat krijgt. Nu in de literatuur verschillend wordt gedacht over de vraag of het uittreksel ook de erfstellingen omvat, kan niet worden gezegd dat de notaris op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is ongegrond. Het klachtonderdeel dat betrekking heeft op de voorbereiding van de notaris op het gesprek met klager is gegrond. Van een notaris mag worden verwacht dat hij de eerder door klager toegezonden brief voor de aanvang van het gesprek met klager had gelezen. Geen maatregel. Klacht voor het overige ongegrond.

Klachtnummer:      SHE/2016/24

Datum uitspraak:     16 januari 2017

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’S-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van

[…] (verder: klager), wonende te […],

tegen

notaris […] (verder: de notaris), gevestigd te […].

1.          De procedure

1.1.       Klager heeft bij brief van 6 april 2016 een klacht geformuleerd tegen de notaris. Deze klacht is op 6 april 2016 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (verder: de kamer).

1.2.       De notaris heeft op de klacht geantwoord.

1.3.       De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft de behandeling van de zaak verwezen

naar de volle kamer.

1.4.       De kamer heeft de klacht behandeld op 21 november 2016. Verschenen is klager. Hij heeft zijn standpunt toegelicht. De notaris is - hoewel behoorlijk opgeroepen - niet verschenen.

2.          De feiten

2.1.       Op 16 september 2015 is mevrouw […] (hierna: erflaatster) overleden. Erflaatster was bij haar overlijden ongehuwd en had geen kinderen. Klager is een neef van erflaatster. De vader van klager, tevens broer van erflaatster, is vooroverleden. Erflaatster heeft bij testament van 1 december 2010 over haar nalatenschap beschikt. Dit testament is voor de notaris verleden.

2.2.       Bij brief van 1 december 2015 heeft klager de notaris verzocht hem informatie te verstrekken. In deze brief staat het volgende vermeld:

   “ Op 16 september jl. overleed mijn tante, […]. Uit het Centraal Testamentenregister blijkt dat er op 1

      december 2010 een testamentaire akte door u is gepasseerd. Ik heb het vermoeden daarin vermeld te staan

       en zou u willen verzoeken dit aan mij te bevestigen middels het toesturen van de desbetreffende passage uit

       de akte.

       Daarnaast zou ik graag willen weten wie de erfgenamen zijn en of er een executeur is aangewezen.

       Gelet op de verslechterde lichamelijke en geestelijke gezondheid van mijn tante op het tijdstip van passeren

       heb ik, maar ook andere familieleden, enige zorg over de totstandkoming van genoemde akte. Mogelijk dat u

       die zorg kunt wegnemen. Ik zou u daarom willen vragen of u bereid bent om, met volledig respect

       mijnerzijds voor uw geheimhoudingsplicht, in een gesprek de gevolgde procedure toe te lichten. Als u deze

       dienst wilt leveren, dan ga ik ervan uit dat deze declarabel is.”

2.3.       Medio december 2015 heeft klager telefonisch contact gezocht met het notariskantoor, omdat klager geen reactie op zijn brief had ontvangen. Een medewerkster van het notariskantoor heeft klager meegedeeld dat hij zou worden teruggebeld door kandidaat-notaris mevrouw mr. […] (hierna: de kandidaat-notaris). Omdat klager niet werd teruggebeld, heeft klager zijn brief van 1 december 2015 nadien andermaal per e-mail verstuurd. Vervolgens heeft de kandidaat-notaris telefonisch contact opgenomen met klager en een gesprek met de notaris gepland op 23 december 2015.

2.4.       Op 23 december 2015 heeft er een gesprek plaatsgevonden op het notariskantoor. Aanwezig waren de notaris, klager en […], zijnde de oom van klager tevens broer van erflaatster. De notaris heeft tijdens dit gesprek aangegeven dat klager alleen recht heeft op het gedeelte van het testament waarin staat vermeld dat klager een legaat krijgt en dat de notaris geen informatie over de erfstellingen mag verstrekken. Voor informatie over de executeur verwijst de notaris naar de boedelnotaris. De notaris heeft tijdens dit gesprek voorts aangegeven dat hij in de tweede helft van januari 2016 het dossier zou bekijken en klager zou berichten of er bijzonderheden waren.

2.5.       Bij brief van 2 februari 2016 heeft de notaris klager een uittreksel van het testament toegezonden. In deze brief staat het volgende vermeld:

      “Op 23 december 2015 spraken wij over het overlijden van uw tante, […].

       Meer in het bijzonder gaf u te kennen inzage in haar testament te willen krijgen. Ik heb u uitgelegd dat u daar

       als legataris geen recht op heeft. Op een uittreksel van het testament heeft uw wel recht. U treft dit uittreksel

       in bijlage bij deze brief aan.

       Daarnaast wenste u van mij te weten hoe het met de verstandelijke vermogens van tante was gesteld ten

       tijde van het opmaken van haar testament in december 2010. Ik heb u tijdens ons gesprek verteld dat ik

       hierover in de voorbereiding op de bespreking met uw tante geen twijfels had. Cliënte was weliswaar

       verhuisd naar […] maar zij woonde niet op een gesloten afdeling. Verder had zij zelf de afspraak voor

       het bespreken en passeren van het testament gemaakt.

       Tijdens het gesprek is mij niks opgevallen waaruit ik zou kunnen afleiden dat tante non compos mentis zou

       zijn. Ook anderszins, bijvoorbeeld kijkend naar de beweegredenen om het testament te maken of kijkend naar

       de inhoud van het testament was er voor mij geen enkele reden om te denken dat tante niet willens en wetens

       haar testament heeft opgemaakt.

       In de weken nadien heb ik tante nog gesproken bij gelegenheid van het passeren van de akte van levering van

       haar woning. Ook daarbij geen reden voor twijfel.

       De koopovereenkomst was overigens in diezelfde tijd getekend en wel in oktober 2010. Kortom in deze

       maanden (oktober, november, december) hebben zowel de makelaar als ik, onafhankelijk van elkaar

       geconcludeerd dat tante wilsbekwaam was. Daaraan zou ik kunnen toevoegen dat men klaarblijkelijk ook bij

       […] destijds geen reden zag haar bijvoorbeeld op te nemen op de gesloten afdeling. In welk geval er

       uiteraard wel reden zou zijn om te twijfelen aan de verstandelijke vermogens van tante.

       Tot slot valt voor mij ook uit latere besprekingen met tante (in 2014) te herleiden dat zij destijds in december

       2010 geheel volgens haar eigen wil heeft gehandeld.”

Het uittreksel van het testament bevat - onder meer en voor zover hier relevant - informatie over het legaat aan klager (een geldbedrag van € 10.000,--) en informatie omtrent de persoon van de executeur.

Het uittreksel bevat geen informatie over de erfstellingen. Tevens heeft de notaris bij voormelde brief een declaratie bijgesloten van € 778,94.

2.6.       Bij brief van 18 februari 2016 heeft klager de brief van 2 februari 2016, het uittreksel uit het testament en de declaratie retour gezonden. Klager heeft daarbij aangegeven dat hij alleen een uittreksel wilde als dat uittreksel ook de erfstellingen zou bevatten. Klager heeft de notaris verzocht alsnog zo’n uittreksel toe te zenden en zo de notaris daaraan geen gehoor geeft, een uitleg te verstrekken waarom klager in de visie van de notaris daarop geen recht heeft.

Klager heeft daarbij voorts aangegeven dat hij niet van de notaris wilde weten of erflaatster in de visie van de notaris wilsbekwaam was, maar hoe de weg naar dat positieve antwoord is verlopen.

2.7.       Op 4 maart 2016 heeft de notaris een betalingsherinnering aan klager gezonden.

3.                      De klacht en het verweer

3.1.      Klager verwijt de notaris - zakelijk weergegeven - het navolgende:

1.    De notaris presenteert zijn notariskantoor niet juist en volledig, waardoor effectieve interactie problematisch wordt. Klager voert in dit verband het volgende aan:

a. op de website van het notariskantoor staan geen tarieven vermeld;

b. op de website van het notariskantoor staan geen algemene voorwaarden vermeld;

c. de klachtenregeling ontbreekt.

2.    De notaris gaat in zijn dienstverlening minder voortvarend te werk dan hij naar de buitenwereld communiceert.

3.    De notaris had zich onvoldoende voorbereid op het door de kandidaat-notaris geagendeerde gesprek op 23 december 2015 waardoor een doeltreffend gesprek werd gefrustreerd.

4.    De notaris heeft klager onjuist geïnformeerd en deze fout niet tijdig hersteld.

5.    De notaris is veel te snel geweest met het indienen van een declaratie.

6.    De notaris declareert in verhouding tot de door hem geleverde prestatie excessief en

schendt daarmee de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

7.    De notaris weigert ministerie, maar legt daarover geen verantwoording af.

8.    De notaris komt gedane toezeggingen niet na, in weerwil van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Klager verzoekt de kamer een geldboete op te leggen.

Ter zitting heeft klager klachtonderdeel 1 sub b ingetrokken.

3.2.      De notaris voert hiertegen verweer.

4.            De beoordeling

4.1.       Op grond van artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De kamer dient de handelwijze van de notaris te toetsen aan de in dat artikel omschreven tuchtnorm.

klachtonderdeel 1

4.2.      Klager verwijt de notaris in het eerste klachtonderdeel dat hij zijn notariskantoor niet juist en volledig presenteert, waardoor effectieve interactie problematisch wordt. Klager voert in dit verband aan dat op de website van het notariskantoor geen tarieven staan vermeld. Dit is, aldus klager, in strijd met artikel 10 lid 1 en 19 van de Verordening beroeps- en gedragsregels. Klager voert in dit verband voorts aan dat een klachtenregeling ontbreekt. Dit is, aldus klager, in strijd met artikel 2 van de Verordening klachten- en geschillenregeling.

4.3.      De notaris voert hiertegen verweer en stelt dat een notaris niet verplicht is om zijn tarieven op zijn website te publiceren. De notaris wijst er op dat via zijn website een offerte voor alle mogelijke werkzaamheden kan worden aangevraagd. Het offerteverzoek wordt onmiddellijk (automatisch) beantwoord. Voor wat betreft de klachtenregeling merkt de notaris op dat er een kantoorklachtregeling is. Het betreft de brochure van de KNB “spelregels voor notaris en consument”. Als klager daarom had gevraagd, had de notaris deze brochure aan klager doen toekomen, aldus de notaris.

4.4.      De kamer overweegt als volgt. Ingevolge artikel 10 van de Verordening beroeps- en gedragsregels dient een notaris cliënten tijdig en duidelijk voor te lichten over de financiële consequenties van zijn inschakeling. Deze verplichting brengt evenwel niet mee dat de tarieven op de website van de notaris moeten worden vermeld. Ingevolge artikel 2 Verordening klachten- en geschillenregeling draagt de notaris zorg voor een kantoorklachtenregeling. De notaris heeft aangegeven dat hij over een kantoorklachtenregeling beschikt. Aldus is voldaan aan artikel 2 Verordening klachten- en geschillenregeling. Gelet op het voorgaande is dit klachtonderdeel ongegrond.

klachtonderdeel 2

4.5.      Klager verwijt de notaris in het tweede klachtonderdeel dat hij in zijn dienstverlening minder voortvarend te werk gaat dan hij naar de buitenwereld communiceert. Klager stelt in dat verband dat hij al ruim vier maanden wacht op de levering van een wettelijk voorgeschreven dienst, terwijl op de website van het notariskantoor staat vermeld “snel en professioneel” en “Wel zorgen wij voor kwalitatief hoogwaardige dienstverlening. Tijd voor u. Deskundig advies. Snelle dienstverlening. Ervaar het zelf.”

4.6.      Het spijt de notaris dat hij geen professionele indruk op klager heeft achtergelaten.

4.7.      De handelwijze van de notaris dient te worden beoordeeld in het licht van de hiervoor in rechtsoverweging 4.1. omschreven tuchtnorm. De kamer overweegt dat klager bij brief van 1 december 2015 heeft verzocht hem informatie te verstrekken, dat op 23 december 2015 een gesprek met de notaris heeft plaatsgevonden en dat de notaris bij brief van 2 februari 2016 een uittreksel van het testament en nadere informatie over de totstandkoming van het testament heeft verstrekt. Naar het oordeel van de kamer had de notaris meer voortvarend kunnen handelen, maar de kamer acht een termijn van twee maanden in het onderhavige geval niet zodanig lang dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dat de notaris na 2 februari 2016 geen werkzaamheden meer heeft verricht valt hem niet te verwijten, nu klager de factuur van de notaris niet heeft betaald.

klachtonderdeel 3

4.8.      In het derde klachtonderdeel verwijt klager de notaris dat hij zich onvoldoende had voorbereid op het door de kandidaat-notaris geagendeerde gesprek op 23 december 2015 waardoor een doeltreffend gesprek werd gefrustreerd. Klager stelt in dit verband dat de notaris de brief van klager aan het begin van het gesprek begon te lezen alsof hij die toen pas voor het eerst zag. Klager betoogt dat van een notaris mag worden verwacht dat hij zich zorgvuldig voorbereidt op een gesprek en alle relevante stukken vooraf heeft gelezen.

4.9.      De notaris voert hiertegen verweer en stelt dat het gesprek in de drukste week van het jaar plaatsvond.

4.10.     De kamer acht dit klachtonderdeel gegrond. Van een notaris mag worden verwacht dat

hij de brief van klager van 1 december 2015 voor de aanvang van het gesprek van 23 december 2015 had gelezen.

klachtonderdeel 4

4.11.    Klager verwijt de notaris in het vierde klachtonderdeel dat hij klager onjuist heeft geïnformeerd en deze fout niet tijdig heeft hersteld. Klager betoogt in dit verband dat de notaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij alleen een informatieplicht heeft jegens testamentaire erfgenamen. Klager stelt zich op het standpunt dat ook wettelijke erfgenamen recht hebben op informatie over de erfstellingen. Klager verwijst in dat verband naar artikel 49 lid 2 Wna

en pagina’s 218-219 van De Notariswet, auteur J.C.H. Melis, bewerkt door B.C.M. Waaijer.

4.12.    De notaris voert hiertegen verweer en stelt zich op het standpunt dat klager geen recht heeft

op informatie over de erfstellingen.

4.13.    De kamer overweegt als volgt. De vraag ligt voor of personen die de erflater als versterferfgenaam stilzwijgend heeft onterfd maar aan wie wel een geldbedrag is gelegateerd, recht hebben op een uittreksel van het testament dat naast het legaat óók de erfstellingen omvat.

Ingevolge artikel 49 lid 1 Wna geeft de notaris afschriften dan wel uittreksels af aan degenen die een recht ontlenen aan de akte. Ingevolge artikel 49 lid 2 Wna wordt onder “degene die een recht ontleent aan een akte” begrepen “degene die door een uiterste wilsbeschikking een erfrechtelijke aanspraak heeft verloren”. Dat is hier het geval. Klager is door het testament immers niet langer versterferfgenaam. Daarbij geldt de restrictie “doch slechts ten aanzien van het desbetreffende onderdeel van die wilsbeschikking”. Vervolgens is de vraag of het uittreksel ook de erfstellingen omvat. In de literatuur zijn de meningen hierover verdeeld.

Sommige schrijvers beantwoorden deze vraag bevestigend, zoals de hiervoor door klager aangehaalde auteur. Daar staat tegenover dat andere schrijvers deze vraag voor de onterfde erfgenaam ontkennend beantwoorden, in welk verband de kamer verwijst naar Asser/Perrick, 4, 2013/424. De kamer maakt daarbij de kanttekening dat niet duidelijk is of deze zienswijze ook geldt voor een onterfde erfgenaam die wél een legaat krijgt.

Nu in de literatuur verschillend wordt gedacht over de vraag of het uittreksel ook de erfstellingen omvat, kan niet worden gezegd dat de notaris op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

De beoordeling over de omvang van zijn geheimhoudingsplicht ligt primair bij de notaris. De notaris neemt zelf de beslissing of de inhoud van een akte als vertrouwelijk heeft te gelden. Wanneer klager het niet eens is met (de omvang van) de informatie die hij van de notaris heeft gekregen, kan hij dit geschil aan de civiele rechter voorleggen. Als daar in het concrete geval aanleiding toe bestaat kan de civiele rechter een notaris die openheid weigert onder omstandigheden veroordelen eventueel onder nader te stellen voorwaarden openheid te geven. Gelet op het voorgaande zal de kamer de klacht ongegrond verklaren.

klachtonderdeel 5

4.14.    In het vijfde klachtonderdeel verwijt klager de notaris dat hij veel te snel is geweest met het indienen van een declaratie. Klager stelt in dit verband dat de notaris hem niet tijdig en duidelijk heeft voorgelicht over de financiële gevolgen. Hieronder valt ook het op correcte wijze publiceren van de tarieven en het wijzen op het maximumtarief. De notaris heeft dit allemaal nagelaten en vanuit het niets een factuur opgemaakt.

4.15.    De notaris voert hiertegen verweer. De notaris stelt dat klager zowel in zijn brief van 1 december 2016 als tijdens het gesprek uitdrukkelijk heeft aangegeven dat de kosten bij klager konden worden gedeclareerd. Voorts stelt de notaris dat hij tijdens het gesprek zijn uurloon bekend heeft gemaakt. Het maximumtarief is niet van toepassing, aldus de notaris. De notaris merkt voorts op dat klager geenszins blijk gaf armlastig te zijn. Als dat het geval zou zijn geweest, zou hij klager zeker tegemoet zijn gekomen in de kosten, aldus de notaris.

4.16.    De kamer stelt voorop dat het op de weg van de notaris ligt om de financiële consequenties van zijn inschakeling schriftelijk vast te leggen. De klacht ziet echter op de snelheid waarmee de notaris zijn declaratie heeft ingediend. Deze klacht is ongegrond. Op voorhand heeft klager de notaris laten weten zich ervan bewust te zijn dat het door de notaris te verrichten werk declarabel was. De notaris heeft de opdracht uitgevoerd en tegelijkertijd met het verstrekken van de uitkomst van deze opdracht aan klager, heeft hij de declaratie aangeboden. Niet valt in te zien waarom deze declaratie te snel zou zijn ingediend.

klachtonderdeel 6

4.17.    De notaris declareert in verhouding tot de door hem geleverde prestatie excessief en

schendt daarmee de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Klager stelt in dit verband dat hij om een uittreksel en een gesprek heeft verzocht. Het uittreksel is onvolledig en de notaris was tijdens het gesprek onvoldoende voorbereid. Klager voert nog aan dat een uittreksel uit de burgerlijke stand

-  bijvoorbeeld een overlijdensakte - in de gemeente waarin de notaris is gevestigd € 12,80 (inclusief BTW) bedraagt.

4.18.    De notaris voert hiertegen hetzelfde verweer als bij klachtonderdeel 5.

4.19.     De kamer overweegt met betrekking tot het verwijt dat de declaratie van € 778,94

onredelijk hoog is als volgt. Voor declaratiegeschillen tot € 10.000,‑‑ geldt de Geschillenregeling Notariaat. De kamer verwijst in dit verband naar artikel 55 lid 2 Wna in samenhang met artikel 5 Verordening Klachten- en geschillenregeling en artikel 2 Reglement Geschillencommissie Notariaat. De kamer kan een declaratiegeschil slechts toetsen in het licht van de in artikel 93 lid 1 Wna omschreven tuchtnorm. De door klager gestelde feiten en omstandigheden rechtvaardigen niet de conclusie dat de wijze van declareren onbetamelijk is. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

klachtonderdeel 7

4.20.    Voorts verwijt klager de notaris dat hij zijn ministerie heeft geweigerd, maar daarover geen verantwoording heeft afgelegd. Klager wijst in dit verband op de in artikel 21 lid 1 Wna neergelegde ministerieplicht.

4.21.    De notaris voert hiertegen verweer en stelt zich op het standpunt dat hij wél heeft voldaan aan zijn ministerieplicht. Zodra klager de openstaande declaratie heeft betaald, zal de notaris zijn ministerieplicht verder vervullen. De notaris is bereid een betalingsregeling met klager te treffen.

4.22.    De notaris heeft zich reeds in het gesprek van 23 december 2015 op het standpunt gesteld dat klager geen recht heeft op informatie omtrent de erfstellingen, omdat klager is onterfd. De notaris is nadien niet op zijn standpunt teruggekomen. De kamer acht de op 23 december 2015 door de notaris gegeven onderbouwing van zijn standpunt voldoende. Zoals hiervoor al is overwogen ligt de beoordeling van de omvang van de geheimhoudingsplicht van de notaris primair bij de notaris zelf. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

klachtonderdeel 8

4.23.    Tot slot verwijt klager de notaris dat hij gedane toezeggingen niet is nagekomen

in weerwil van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Klager stelt in dit verband dat na afronding van de dossierscan in de tweede helft van januari 2016 er verder zou worden gesproken. Ook zou de discussie over de erfstellingen verder gevoerd kunnen worden.

4.24.     De kamer constateert dat de lezingen van partijen over hetgeen tijdens de bespreking van

23 december 2016 is afgesproken, uiteenlopen. Nu de feitelijke toedracht - wat is er al dan niet toegezegd - onvoldoende kan worden vastgesteld, zal de kamer dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

overig

4.25.    Ter zitting heeft klager verzocht te bepalen dat de notaris binnen twee weken aan klager dient te verstrekken een kopie van de minuutakte waarbij de passages die geen betrekking op de rechtspositie van klager onleesbaar worden gemaakt dan wel een uittreksel van de akte waarin de erfstelling, de executeur en het legaat van klager staan vermeld. Voorts heeft klager verzocht een redelijke prijs vast te stellen voor de door de notaris met betrekking tot de totstandkoming van het testament verstrekte informatie. Op de zitting is klager al meegedeeld dat dergelijke verzoeken het bestek van de tuchtrechtprocedure te buiten gaan. De kamer zal hier dan ook geen gevolg aan geven.

conclusie

4.26.    Gelet op het voorgaande zal de kamer het derde klachtonderdeel gegrond verklaren. De kamer acht dit evenwel niet zwaarwegend genoeg om een maatregel op te leggen. De kamer zal de klacht voor het overige ongegrond verklaren.

5.         De beslissing

verklaart het derde klachtonderdeel gegrond zonder oplegging van een maatregel;

verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, mr. P.M. Knaapen, plaatsvervangend rechterlijk lid, mr. J.L.G.M. Mertens, notaris lid, mr. S. Lettinga, plaatsvervangend notaris lid, en mr. R.J.M.G. Oostveen, plaatsvervangend belasting lid.

Uitgesproken door mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 januari 2017 in aanwezigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.