ECLI:NL:TNORSHE:2017:2 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2016/74

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2017:2
Datum uitspraak: 16-01-2017
Datum publicatie: 08-02-2017
Zaaknummer(s): SHE/2016/74
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht over o.a. onduidelijke formulering erfstelling. Op de notaris rust een zwaarwegende zorgplicht om al datgene te verrichten wat nodig is voor het intreden van de rechtsgevolgen die zijn beoogd met de rechtshandeling. De wensen van een testateur dienen te worden geïnventariseerd en overeenkomstig de bedoeling dient een uiterste wilsbeschikking te worden geredigeerd. Mede gelet op het vertrouwen dat de deelnemers aan het rechtsverkeer moeten kunnen stellen in een notariële akte, geldt de bedoelde verplichting jegens alle belanghebbenden - waaronder klaagster - en niet slechts jegens de partijen bij de in de notariële akte opgenomen rechtshandelingen. Deze zwaarwegende zorgplicht brengt mee dat de bewoordingen van een uiterste wilsbeschikking duidelijk dienen te zijn. Naar het oordeel van de kamer zijn de bewoordingen van de in het onderhavige testament opgenomen erfstelling niet duidelijk genoeg en niet ondubbelzinnig; de formulering in kwestie kan in redelijkheid ook anders gelezen worden dan zij blijkbaar bedoelt uit te drukken. Klacht is op dit punt gegrond. Maatregel van waarschuwing. Voor het overige is klacht ongegrond.

Klachtnummer    : SHE/2016/74 (voorheen SHE/2016/17)

Datum uitspraak : 16 januari 2017

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’S-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht

van

[…] (verder: klaagster), wonende te […],

tegen

notaris mr. […] (verder: notaris), gevestigd te […].

1.           De procedure

1.1.        Bij brief van 18 februari 2016 heeft klaagster een klacht geformuleerd tegen de notaris.

Deze klacht is op 22 februari 2016 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (verder: de kamer).

1.2.        De notaris heeft op de klacht geantwoord.

1.3.        Vervolgens zijn klaagster en de notaris uitgenodigd voor een gesprek op 25 april 2016 met

mr. W.M. Weerkamp, plaatsvervangend voorzitter van de kamer. Zowel klaagster als de notaris waren hierbij aanwezig.

1.4.        Bij voorzittersbeslissing van 2 mei 2016 heeft mr. W.M. Weerkamp de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

1.5.        Tegen deze beslissing is klaagster bij brief van 11 mei 2016 in verzet gekomen. Bij brief van

1 juni 2016 heeft klaagster de gronden van haar verzet aangevuld.

1.6.        De kamer heeft het verzet behandeld ter zitting van 15 augustus 2016. Verschenen is klaagster.

1.7.        Bij beslissing van 19 september 2016 heeft de kamer het verzet gegrond verklaard en bepaald dat de zaak verder in behandeling zal worden genomen.

1.8.        De verdere behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 14 december 2016. Verschenen is klaagster, bijgestaan door advocaat mr. […]. Voorts is de notaris verschenen, vergezeld door zijn kantoorgenoot mr. […]. Zij hebben hun standpunten toegelicht.

2.           De feiten

2.1.        Op 9 januari 2014 is de heer […] (hierna: erflater) overleden. Erflater heeft bij testament van 26 februari 2013 over zijn nalatenschap beschikt. Dit testament is voor de notaris verleden. In voormeld testament staat - onder meer en voor zover hier relevant - het volgende vermeld:

3. Erfstelling en legaat

“Erfstelling

Ik benoem tot mijn erfgenamen, samen en voor gelijke delen:

- de kinderen van mijn broer [A](…), samen en voor gelijke delen;

- de kinderen van mijn broer [B](…), samen en voor gelijke delen;

- de kinderen van mijn zus [C](…), samen en voor gelijke delen;

- de kinderen van mijn broer [D](…), samen en voor gelijke delen.

(…).”

De heer [A], de heer [B] en mevrouw [C] hebben ieder twee

kinderen. De heer [D] heeft vijf kinderen, waaronder klaagster.

3.                          De klacht en het verweer

3.1.        Klaagster stelt zich op het standpunt dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld.

Klaagster verwijt de notaris dat hij de in het testament van erflater van 26 februari 2013 opgenomen erfstelling onduidelijk heeft geformuleerd. Klager voert in dit verband aan dat zowel in de aanhef van de erfstelling als bij ieder liggend streepje “samen en voor gelijke delen” staat vermeld. Hierdoor is niet duidelijk of klaagster erfgenaam is voor 1/11e deel of 1/20e deel. Door deze onduidelijkheid zijn de verhouding binnen de familie ernstig verstoord geraakt.

Klaagster stelt zich op het standpunt dat zij 1/11e deel erfgenaam is. Zij verwijst in dit verband naar het advies van prof mr. [X] van 30 mei 2016 over de uitleg van de erfstelling. Prof. mr. [X] heeft op grond van de voorliggende feiten geconcludeerd dat de neven en nichten van erflater ieder voor een gelijk deel, dus 1/11e deel, erfgenaam zijn.

Klaagster verwijst voorts naar de aanslag erfbelasting waarin klaagster is aangeslagen voor 1/11e deel. Klaagster voert aan dat een specialistisch team van de belastingdienst de erfstelling heeft beoordeeld en heeft besloten dat de neven en nichten van erflater ieder voor een gelijk deel, dus 1/11e deel, erfgenaam zijn. Vervolgens heeft een aantal erfgenamen bezwaar gemaakt tegen dat besluit, welk bezwaar is afgewezen. Hiertegen is geen beroep aangetekend, aldus klaagster.

Deze uitleg rijmt, aldus klaagster, ook met het feit dat de heer [D] - broer van erflater en tevens vader van klaagster - jarenlang heeft gefungeerd als zorgverlener voor erflater en door erflater als executeur is benoemd.

Klaagster verwijt de notaris voorts een onzorgvuldige handelwijze na het overlijden van erflater.

Zij voert in dat verband het volgende aan. Na het overlijden verkeerden de erfgenamen in de veronderstelling dat zij ieder voor een gelijk deel, dus 1/11e deel, erfgenaam zijn. Ruim een half jaar later heeft de notaris aangegeven dat dat niet het geval was. Hierdoor heeft de notaris voor verdeeldheid tussen de erfgenamen gezorgd. Klaagster stelt voorts dat de notaris aanvankelijk heeft erkend dat hij de erfstelling duidelijker had kunnen formuleren en dat hij zich gaandeweg op het standpunt heeft gesteld dat de erfstelling in het testament voldoende duidelijk is en onomstotelijk vaststaat. De notaris is aan dit standpunt blijven vasthouden ook nadat klaagster de zienswijze van prof. mr. [X] en de belastingdienst aan de notaris heeft voorgehouden. Deze houding is - gezien de inhoud van het testament - ongepast, aldus klaagster. Zij vindt dat de notaris zich terughoudend had moeten opstellen. Ook heeft de notaris eerst aangegeven dat hij geen dossier had en heeft hij een dag later aangegeven dat hij wel een dossier had, maar dat klaagster dat niet mocht inzien vanwege zijn geheimhoudingsplicht. In een later stadium heeft klaagster via één van de erfgenamen de uitnodiging gekregen om de aantekeningen uit het dossier in te zien. Klaagster stelt voorts dat de notaris ongepaste uitlatingen heeft gedaan zoals “U respecteert de wens van erflater niet” en haar sterk het gevoel heeft gegeven enkel op geld uit te zijn. Klaagster stelt tot slot dat de notaris diverse malen met enkele erfgenamen over de inhoud van het testament heeft gesproken en gecorrespondeerd. Zo is er in de civiele procedure een e-mailbericht in het geding gebracht waaruit blijkt dat de notaris reeds op

9 oktober 2014 met één van de erfgenamen heeft gecorrespondeerd over de inhoud van het testament. De notaris heeft daarmee de schijn van partijdigheid gewekt.

3.2.        De notaris voert verweer tegen de klacht over de onduidelijke formulering van de erfstelling. Hij stelt zich op het standpunt dat de erfstelling duidelijk is, te weten: er zijn zes erfgenamen die ieder voor 1/8e deel erfgenaam zijn en er zijn 5 erfgenamen - waaronder klaagster - die ieder voor 1/20e deel erfgenaam zijn. Volgens de notaris dient de nalatenschap in vier gelijke delen, namelijk in vier groepen, te worden verdeeld en dient elke groep erfgenamen vervolgens in gelijke delen te worden verdeeld. De notaris voert in dit verband het volgende aan. Erflater heeft in het najaar van 2009 het notariskantoor benaderd voor het opmaken van een nieuw testament. Eind december 2009 heeft er een bespreking op het notariskantoor plaatsgevonden. Het testament is in april 2010 getekend in verband met een ziekenhuisopname van erflater. De kandidaat-notaris heeft het dossier behandeld en het concepttestament opgemaakt. Bij het tot stand komen van het testament is heer [D] de contactpersoon geweest. Met hem is regelmatig e-mailcontact geweest. Hij is echter niet bij het ondertekenen van het testament aanwezig geweest. De heer [D] is tevens executeur. De notaris heeft het testament bij het passeren daarvan uitvoerig met erflater doorgenomen en daarbij uitleg gegeven over hetgeen is geregeld in het testament en de gevolgen daarvan. De notaris heeft daarvan aantekening gemaakt in het dossier. In april 2012 is er een levenstestament opgemaakt en op

26 februari 2013 is het testament van 2010 gewijzigd in die zin dat uitsluitend twee legaten zijn toegevoegd.

De notaris voert voorts verweer tegen de klacht over zijn handelwijze na het overlijden van erflater. Hij voert in dit verband het volgende aan. De executeur heeft het notariskantoor kort na het overlijden van erflater benaderd voor het opmaken van een verklaring van executele. Er heeft vervolgens een bespreking op het notariskantoor plaatsgevonden waarin de notaris het testament met de executeur heeft doorgenomen en waarin de notaris informatie heeft verstrekt over de taken van de executeur.

De notaris heeft voorgesteld dat het notariskantoor de erfgenamen zou informeren over hun erfgenaamschap en de executele. De executeur heeft toen aangegeven dat hij dat zelf wilde doen en  dat hij al een bespreking met de erfgenamen had gepland. In de zomer van 2014 heeft de notaris contact gehad met de executeur, omdat er onduidelijkheid over de erfdelen was ontstaan.

De executeur had de erfgenamen meegedeeld dat alle erfgenamen ieder voor een gelijk deel erfgenaam zijn. Enkele erfgenamen hebben, nadat de inhoud van het testament op hun verzoek aan hen was uitgelegd, de executeur hierop aangesproken. Vervolgens heeft er een bespreking met de executeur

op het notariskantoor plaatsgevonden. Na de zomervakantie heeft er nog een bespreking op het notariskantoor plaatsgevonden waarbij naast de executeur ook klaagster aanwezig was. De notaris heeft toen aangegeven dat in zijn ogen de formulering van de erfstelling duidelijk was en dat dit ook de bedoeling van erflater was. De notaris heeft aangegeven dat er meerdere mogelijkheden zijn om een dergelijke erfstelling te formuleren en dat verschillende notarissen ook verschillende formuleringen gebruiken. De notaris heeft ook aangegeven dat de formulering van de erfstelling nog duidelijker zou kunnen, maar dat de in dit testament gebruikte formulering in zijn ogen duidelijk genoeg was. Klaagster vond echter dat de notaris moest toegeven dat de gebruikte formulering fout was. Dat heeft de notaris niet gedaan. Op dat moment heeft de notaris geen inzage gegeven in het dossier, omdat dat naar zijn mening op gespannen voet zou staan met zijn geheimhouding. De notaris heeft de volgende dag nog wel telefonisch contact gezocht met de executeur om aan te geven dat hij het jammer vond dat het gesprek een vervelende toon had en om aan te geven dat uit de aantekeningen bij het dossier uit 2009/2010 dat hij na het gesprek nogmaals uit het archief had gehaald duidelijk de bedoeling van erflater bleek. De notaris had het dossier nogmaals uit het archief gehaald, omdat hij er absoluut zeker van wilde zijn dat hij niks over het hoofd had gezien. De notaris heeft vervolgens in het najaar van 2014 op verzoek van de executeur een bespreking met de erfgenamen op het notariskantoor gepland om te kijken of de ontstane impasse kon worden doorbroken. Hierbij waren de meeste erfgenamen aanwezig. De notaris heeft iedereen de ruimte gegeven om vragen te stellen en zijn of haar mening kenbaar te maken. Volgens de notaris is hij toen op beledigende wijze door klaagster en de executeur benaderd. Enkele erfgenamen hebben de notaris tijdens deze bespreking gevraagd of zij het dossier mochten inzien. De notaris had deze vraag al verwacht en had daarom voorafgaand aan de bespreking contact gehad met het juridisch bureau van de KNB. Het juridisch bureau van de KNB had de notaris geadviseerd hiermee terughoudend om te gaan. Dit heeft de notaris tijdens de bespreking ook aangegeven. Vanwege de impasse tussen de erfgenamen heeft de notaris zich toch bereid verklaard inzage te geven in een deel van het dossier, te weten de aantekeningen. Klaagster heeft hierop aangegeven dat zij geen vertrouwen heeft in de echtheid van de aantekeningen. In februari 2015 heeft één van de erfgenamen gevraagd om alsnog de aantekeningen te mogen inzien waarop de notaris heeft aangegeven dat dat mogelijk is voor zowel haar als de andere erfgenamen. Deze erfgenaam heeft vervolgens de andere erfgenamen op de hoogte gesteld. Klaagster heeft hierop het notariskantoor benaderd. De notaris heeft vervolgens klaagster en de executeur per e-mail uitgenodigd om bij de inzage aanwezig te zijn dan wel zelf een afspraak te maken. Ter zitting heeft de notaris nog aangegeven dat hij zich niet herkent in de door klaagster geschetste handelwijze. Voor wat betreft de beweerde schijn van partijdigheid merkt de notaris nog op dat één van de erfgenamen op het gratis spreekuur is geweest met vragen over de erfstelling, welke vragen de notaris heeft beantwoord.

4.           De beoordeling

4.1.        Op grond van artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan

het tuchtrecht onderworpen. De kamer dient de handelwijze van de notaris te toetsen aan de in

dat artikel omschreven tuchtnorm.

klachtonderdeel 1

4.2.        De kamer overweegt met betrekking tot de klacht over de onduidelijke formulering van de erfstelling als volgt. Op de notaris rust een zwaarwegende zorgplicht om al datgene te verrichten wat nodig is voor het intreden van de rechtsgevolgen die zijn beoogd met de rechtshandeling. De wensen van een testateur dienen te worden geïnventariseerd en overeenkomstig de bedoeling dient een uiterste wilsbeschikking te worden geredigeerd. Mede gelet op het vertrouwen dat de deelnemers aan het rechtsverkeer moeten kunnen stellen in een notariële akte, geldt de bedoelde verplichting jegens alle belanghebbenden - waaronder klaagster - en niet slechts jegens de partijen bij de in de notariële akte opgenomen rechtshandelingen. Deze zwaarwegende zorgplicht brengt mee dat de bewoordingen van een uiterste wilsbeschikking duidelijk dienen te zijn. Naar het oordeel van de kamer zijn de bewoordingen van de in het onderhavige testament opgenomen erfstelling niet duidelijk genoeg en niet ondubbelzinnig; de formulering in kwestie kan in redelijkheid ook anders gelezen worden dan zij blijkbaar bedoelt uit te drukken. De kamer acht dit klachtonderdeel dan ook gegrond.

klachtonderdeel 2

4.3.        De kamer overweegt met betrekking tot de klacht over de handelwijze van de notaris na het overlijden van erflater als volgt. Anders dan klaagster is de kamer van oordeel dat aan de notaris niet kan worden tegengeworpen dat de erfgenamen ruim een half jaar van een verkeerde veronderstelling zijn uitgegaan. De notaris heeft immers de executeur kort na het overlijden van erflater aangeboden om de erfgenamen te informeren over hun erfgenaamschap, van welk aanbod de executeur geen gebruik heeft gemaakt. De enkele omstandigheid dat de notaris vragen heeft beantwoord die een van de erfgenamen tijdens het gratis spreekuur heeft gesteld rechtvaardigt niet de conclusie dat sprake is van het wekken van de schijn van partijdigheid. Voor het overige lopen de lezingen van partijen over hetgeen tussen partijen is besproken sterk uiteen. Nu de feitelijke toedracht - wat is er al dan niet toegezegd - onvoldoende kan worden vastgesteld, zal de kamer dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

Conclusie

4.4.        Gelet op het voorgaande zal de kamer klachtonderdeel 1 gegrond verklaren. De kamer acht ter zake hiervan de maatregel van waarschuwing passend en geboden. De kamer zal klachtonderdeel 2 ongegrond verklaren.

5.           De beslissing

5.1.        verklaart klachtonderdeel 1 gegrond en legt de notaris ter zake hiervan de maatregel van waarschuwing op;

5.2.        verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, mr. P.M. Knaapen, rechterlijk lid, mr. L.J.M. Teunissen, notaris lid, mr. M.A.M. Kessels, plaatsvervangend notaris lid, en mr. G.A.M. van Lith, plaatsvervangend belasting lid.

Uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2017 door mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.