ECLI:NL:TNORARL:2017:8 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/311806 KL RK 16-133

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2017:8
Datum uitspraak: 13-03-2017
Datum publicatie: 20-03-2017
Zaaknummer(s): C/05/311806 KL RK 16-133
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Gezien de van belang zijnde omstandigheden komt klaagster in dit geval geen beroep toe op de uitzonderingsclausule van artikel 99 lid 15 Wna. De kamer ziet in deze zaak ook overigens geen redenen om de klacht van klaagster over het passeren van de in 1999 door haar ondertekende akte aan te merken als tijdig ingediend.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: C/05/311806 KL RK 16 - 133

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

XXX,

wonende te,

gemachtigde: mr. B.G. Baljet,

advocaat te Velsen - Zuid,

tegen

XXX,

oud-notaris te

gemachtigde: mr. T.P. Hoekstra,

advocaat te Amsterdam.

Partijen worden verder aangeduid als klaagster en de notaris.

1. De procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      een klachtbrief met bijlagen van 16 juni 2016 van klaagster

-      de brief van de secretaris van de kamer van 21 juni 2016

-      de brief van klaagster van 4 juli 2016

-      het verweerschrift van de notaris van 28 juli 2016

-      de beslissing van de voorzitter van de kamer van 4 augustus 2016 waarbij klaagster vanwege termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard in haar klacht.

-      het verzetschrift van klaagster van 11 augustus 2016

-      de brief met bijlagen van klaagster van 6 september 2016

-      de beslissing van de kamer van 14 oktober 2016 waarbij het verzet gegrond is verklaard

-      de brief met bijlagen van de notaris van 21 november 2016

-      de e-mail met bijlagen van klaagster van 5 december 2016

1.2 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden bij gelegenheid van de zitting van de kamer van 16 december 2016. Klaagster is verschenen in persoon, bijgestaan door haar advocaat. Ook de notaris is in persoon verschenen en bijgestaan door zijn advocaat. De advocaten van beide partijen hebben pleitnota’s overgelegd en dienovereenkomstig het woord gevoerd.

2. De feiten

2.1 De notaris heeft in 1999 ten behoeve van klaagster en haar echtgenoot, die destijds in de Verenigde Staten van Amerika verbleven, een akte van huwelijkse voorwaarden (hierna: de huwelijkse voorwaarden) opgesteld.

2.2 Het concept van de akte is door de notaris verzonden naar het Consulaat-Generaal der Nederlanden te New York, waar de akte op 13 april 1999 door de Consul, verbonden aan het Consulaat-Generaal, is gepasseerd.

2.3 Artikel 1 van de onder 2.1 en 2.2 bedoelde akte vermeldt: “Er zal tussen de echtgenoten geen gemeenschap van goederen, hoe ook genaamd, bestaan.”

2.4 Klaagster en haar echtgenoot zijn op 28 april 1999 in de Verenigde Staten van Amerika gehuwd.

3. De standpunten

3.1 In juli 2015 is tussen klaagster en haar echtgenoot overleg gevoerd over een door de echtgenoot aangekondigde echtscheiding.

3.2 In de echtscheidingsprocedure heeft de echtgenoot van klaagster zich op het standpunt gesteld dat klaagster als gevolg van de huwelijkse voorwaarden geen aanspraak kan maken op het vermogen van haar echtgenoot.

3.3 In de klachtbrief van klaagster van 16 juni 2016 en de nadere aanvulling daarop van

4 juli 2016 stelt klaagster dat zij eerst op 7 juli 2015 kennis heeft genomen van het feit dat de huwelijkse voorwaarden tot zogenaamde koude uitsluiting strekken.

Klaagster verwijt de notaris haar destijds niet te hebben voorgelicht over de inhoud en de strekking van de akte, met name op dit punt.

Klaagster heeft aangevoerd dat haar in 1999 voorafgaand aan de ondertekening van de akte huwelijksvoorwaarden geen concept akte is toegezonden. Klaagster stelt dat zij toen ook geen persoonlijk contact heeft gehad met de notaris. De akte is haar door de notaris op geen enkele wijze toegelicht. Ook is de akte voorafgaand aan het passeren daarvan door de Consul niet voorgelezen of toegelicht.

3.4 De notaris heeft de stellingen van klaagster gemotiveerd betwist en stelt zich op het standpunt dat klaagster wegens termijnoverschrijding niet in haar klacht kan worden ontvangen.

4. De beoordeling

4.1. Op grond van artikel 93 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De klacht heeft betrekking op de handelwijze van de notaris in verband met de inhoud van de akte van 13 april 1999. De notaris is inmiddels uit het ambt getreden. Ook oud-notarissen die niet meer als zodanig werkzaam zijn blijven aan tuchtrechtspraak onderworpen in verband met hun handelen of nalaten gedurende de tijd dat ze als zodanig werkzaam waren.

4.2 Nu de klacht niet eerder bij de kamer zijn ingediend dan op 16 juni 2016 dient de kamer eerst te beoordelen of de klacht ontvankelijk is. Artikel 99 lid 15 Wet op het notarisambt (Wna) bepaalt dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen.

Indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager kennis heeft kunnen nemen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de notaris waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard.

De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

4.3 Klaagster stelt dat zij de klacht binnen de klachttermijn heeft ingediend, nu zij pas op 7 juli 2015 kennis heeft genomen van het feit dat de huwelijkse voorwaarden tot zogenaamde koude uitsluiting strekken.

In de beslissing op het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer waarbij klaagster vanwege termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard is geoordeeld dat de notaris de stellingen van klaagster als verwoord in haar klaagschrift niet dan wel onvoldoende heeft weersproken, zodat in beginsel van de juistheid van de stellingen van klaagster moet worden uitgegaan.

Om deze redenen is in verzet geoordeeld dat onvoldoende vast staat dat klaagster ten tijde van het passeren van de akte van de thans verweten nalatigheid van de notaris al in 1999 op de hoogte is geweest.

4.4 De notaris stelt zich - thans onder overlegging van diverse documenten - op het standpunt dat klaagster de reden voor het aangaan van de huwelijkse voorwaarden en de omstandigheden waaronder dit gebeurde, onjuist en onvolledig weergeeft.

In de eerste plaats was er geen sprake van dat de aanstaande echtgenoot van klaagster een eigen onderneming zou gaan beginnen. Met de huwelijkse voorwaarden beoogden klaagster en haar aanstaande echtgenoot veeleer te regelen dat schenkingen dan wel erfenissen van de - financieel welgestelde - familie van klaagster niet in een eventuele huwelijksgemeenschap zouden vallen. Ook wenste de aanstaande echtgenoot van klaagster zijn vermogen te beschermen tegen de financiële gevolgen van de uitbundige levensstijl van klaagster.

De notaris stelt dat een en ander klaagster destijds duidelijk geweest moet zijn. De notaris wijst erop dat klaagster gezien haar afkomst uit een zakelijk milieu en gelet op haar verdere curriculum vitae in staat geacht mocht worden het risico van het fenomeen huwelijkse voorwaarden op juiste waarde te schatten.

De notaris stelt voorts dat klaagster destijds wel degelijk inzage heeft kunnen hebben in de concept voorwaarden en dat ook bij het passeren van de akte bij de Consul - hoewel de akte inderdaad niet volledig voorgelezen werd - wel degelijk aandacht moet zijn besteed aan de inhoud en de strekking van de overeengekomen huwelijkse voorwaarden.

4.5 Klaagster stelt zich onverminderd op het standpunt dat de notaris destijds tekort geschoten is in zijn Belehrungspflicht, dat de Consul de akte bij het passeren niet heeft voorgelezen en dat zij - bij het aangaan van de huwelijks voorwaarden juist zo kort voor haar huwelijk - erop heeft mogen vertrouwen dat haar destijds aanstaande echtgenoot de huwelijks voorwaarden zo zou regelen, dat deze enkel zouden dienen ter voorkoming van privé aansprakelijkheid.

Klaagster stelt dat zij een leek is op juridisch gebied en dat zij ook daarom geen notie had van de werking van de huwelijkse voorwaarden.

Klaagster was destijds bovendien zwanger en verliefd en er moest kort voor het huwelijk heel veel geregeld worden. Klaagster heeft zich ook daarom niet met het opstellen van de huwelijkse voorwaarden bemoeid. Afgesproken was dat haar aanstaande echtgenoot dat zou regelen.

4.6 Met het oog op de vraag die voorligt neemt de kamer vooral in aanmerking dat klaagster ter zitting met zoveel woorden heeft verklaard het regelen van de huwelijkse voorwaarden destijds bewust te hebben overgelaten aan haar (ex-)echtgenoot omdat zij zelf druk was met andere zaken. Klaagster wist dat zij door de huwelijkse voorwaarden beschermd zou worden tegen de eventuele negatieve financiële gevolgen van een eigen onderneming van haar (ex-)echtgenoot. Voor het overige vertrouwde klaagster erop dat zij en haar (ex-)echtgenoot alles zouden delen zoals afgesproken.

Tegen deze achtergrond komt de kamer niet toe aan de vraag of en zo ja in welke mate de notaris destijds aan zijn Belehrungspflicht heeft voldaan en evenmin of klaagster van de gestelde nalatigheid van de notaris op dit punt op de hoogte was of redelijkerwijze had kunnen zijn.

Klaagster heeft de akte in aanwezigheid van de Consul getekend en was zich er blijkens haar verklaring van bewust dat sprake was van huwelijkse voorwaarden. Voor zover klaagster - zoals zij stelt - het regelen van de inhoud van die huwelijkse voorwaarden aan haar echtgenoot heeft uitbesteed en erop heeft vertrouwd dat in de akte zou staan wat zij al dan niet met haar echtgenoot had afgesproken moet dat in de gegeven omstandigheden voor haar risico komen. Datgene waarvan klaagster mogelijk op de hoogte had kunnen zijn of wat klaagster redelijkerwijze eventueel bekend had kunnen zijn, heeft zij kennelijk niet willen weten.

Feiten of omstandigheden waaruit zou volgen dat de notaris dit had moeten begrijpen en compensatie had behoren te bieden voor de mogelijkheid dat deze keuze van klaagster volgde uit juridisch onkunde van klaagster en/of feitelijk overwicht van haar (ex-)echtgenoot zijn, gelet op hetgeen hierover over en weer aangevoerd, niet aannemelijk te achten.

Onder deze omstandigheden komt klaagster geen beroep toe op de uitzonderingsclausule van artikel 99 lid 15 Wna.

De kamer ziet in deze zaak ook overigens geen redenen om de klacht van klaagster over het passeren van de in 1999 door haar ondertekende akte aan te merken als tijdig ingediend.

4.7 Geoordeeld wordt daarom dat klaagster niet - ontvankelijk verklaard moet worden.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat:

5.1 Verklaart klaagster niet - ontvankelijk in haar klacht.

Deze beslissing is gegeven door mr. D.T. Boks, voorzitter,

mrs. F.E.J. Goffin, K.H.H.J. Kuhlmann, J.T.J. Heijstek en V. Oostra, leden, en ondertekend in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, op 13 maart 2017.

de secretaris                                                               de voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.