ECLI:NL:TNORARL:2017:45 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden 2017/61

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2017:45
Datum uitspraak: 07-11-2017
Datum publicatie: 09-11-2017
Zaaknummer(s): 2017/61
Onderwerp:
  • Overig
  • Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met ontzetting uit het ambt
Inhoudsindicatie: Door het handelen van de notaris zijn de belangen van derden en het vertrouwen van de maatschappij, dat aan het notariaat toevertrouwde gelden in veilige handen zijn, in ernstige mate geschaad. Daarnaast is sprake geweest van het door de notaris onjuist weergeven van de financiële posities in DiginBFT en van een negatieve bewaringspositie. Met zijn handelen heeft de notaris er blijk van gegeven dat hij niet heeft begrepen wat er van een goed notaris wordt verwacht en is sprake geweest van een opeenstapeling van ernstig verwijtbaar handelen van de notaris. Ontzetting uit het ambt van notaris.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: C/05/320578 / KL RK 17/61

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

Het Bureau Financieel Toezicht, gevestigd te Utrecht,

tegen

[…],

voorheen notaris te […],

gemachtigde:[…].

Partijen worden hierna klager en notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

- de klachtbrief, met bijlagen, van 18 mei 2017

- het verweer van de notaris, met bijlagen, van 13 juli 2017.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 13 oktober 2017 behandeld. Klager heeft zich doen vertegenwoordigen door drs. H. Mannessen RA en mr. R. Wisse. De notaris is in persoon verschenen.

2. De feiten

2.1 Op het kantoor van de notaris zijn enkele nalatenschappen in behandeling geweest waarin de erven de nalatenschap hebben verworpen of waarin de afwikkeling de nodige tijd vergde. In twee van die nalatenschappen is de notaris opgetreden als vereffenaar.

2.2 In de nalatenschappen (hierna ook: boedeldossiers) bestond voor de notaris de mogelijkheid om betalingen te doen van de ervenrekeningen.

2.3 Op de derdengeldenrekening van de notaris bevonden zich onder meer gelden van een vijftal door klager genoemde nalatenschappen. Deze nalatenschappen worden hierna aangeduid als nalatenschap of boedeldossier a, b, c, d en e.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klager heeft aan de hand van verkregen informatie van de Belastingdienst geconstateerd dat de notaris geld van een ervenrekening heeft aangewend voor het betalen van op zijn eigen naam gestelde (privé)aanslagen inkomstenbelasting. Ook is gebleken dat door de notaris sedert 2010 onttrekkingen zijn gedaan vanaf de algemene derdengeldenrekening van het notariskantoor en dat vanaf deze derdengeldenrekening op eigen naam gestelde (privé)aanslagen inkomstenbelasting, zorgverzekeringswet en motorrijtuigenbelasting zijn betaald, alsmede op naam van de echtgenote van de notaris gestelde aanslagen kinderopvang.

3.2 Klager geeft aan dat in vijf boedeldossiers, voor een totaalbedrag van € 109.170,= , onrechtmatige betalingen zijn verricht. Deze onrechtmatige betalingen hadden betrekking op de volgende onderdelen:

I. Betalingen van persoonlijke (privé)aanslagen van de notaris (en/of zijn echtgenote).

II. Privébetalingen ten behoeve van derden.

III. Het in rekening brengen van te hoge declaraties.

3.3 Met betrekking tot I en II geeft klager aan dat in alle vijf boedeldossiers (a tot en met e) sprake was van betaling van persoonlijke aanslagen en in twee boedels (a en b) sprake was van (privé)betalingen aan derden. Klager heeft in dit verband het volgende geconstateerd.

3.4 Boedel a betreft een door de erfgenamen verworpen nalatenschap waarin de notaris optrad als vereffenaar. Deze boedel werd door de notaris buiten zijn administratie gehouden. In ieder geval voor wat betreft de bankrekeningen van de boedel. In de boedel was sprake van overboekingen naar een privérekening van de notaris en van privébetalingen aan derden. Zo is aan de Belastingdienst in totaal € 26.777,= betaald voor persoonlijke aanslagen. Daarnaast zijn privébetalingen aan derden tot een bedrag van € 2.715,= gedaan. Ook is uit deze boedel een aanslag erfbelasting van € 49.443,= betaald die blijkens de omschrijving de boedel e betreft.

3.5 Uit boedel b, waarin de notaris benoemd was tot vereffenaar, is een persoonlijke aanslag inkomstenbelasting ten bedrage van € 958,= voldaan. Ook zijn drie privébetalingen aan derden voldaan tot een bedrag van in totaal € 2.948,=.

3.6 De onjuiste onttrekkingen uit boedel c betreffen vier betalingen van elk € 399,= aan de Belastingdienst van persoonlijke aanslagen in de periode september tot en met december 2011.

3.7 Uit boedel d zijn in 2013 en 2014 vier bedragen onttrokken voor betaling van persoonlijke aanslagen aan de Belastingdienst voor in totaal € 17.514,=.

3.8 In de boedel e heeft negen keer, tot in totaal € 27.806,=, een onttrekking plaatsgevonden voor betaling van persoonlijke aanslagen aan de Belastingdienst.

3.9 Ter zake van III heeft klager aangegeven dat in alle vijf boedels declaraties van de notaris zijn aangetroffen die relatief hoog zijn, dan wel niet zijn onderbouwd. In de boedel a is volgens klager een bedrag van € 21.054,= ten onrechte overgeboekt naar de privérekening van de notaris voor niet verrichte werkzaamheden. Bovendien is daarover geen BTW afgedragen. In boedel b zijn in september 2014 en in maart 2015 facturen verstuurd voor niet verrichte of niet onderbouwde werkzaamheden van in totaal € 7.802,=. In de overige boedels zijn de declaraties niet afgestemd met de werkzaamheden. Vooralsnog is daar geen bedrag als onterechte onttrekking voor opgenomen.

3.10 Klager stelt zich op het standpunt dat de notaris met de onder I, II en III genoemde handelingen het bepaalde in artikel 25 van de Wet op het notarisambt (Wna), alsmede artikel 2 van de Administratieverordening heeft overtreden.

3.11 Naast het voorgaande stelt klager zich op het standpunt dat de financiële posities van de notaris in strijd waren met het bepaalde in artikel 23 Wna. Klager geeft aan dat de bevindingen in 2015 hebben geleid tot een gesprek met de notaris op 16 november 2015. Daarbij werd de afspraak gemaakt dat per 30 juni 2016 sprake diende te zijn van een substantiële verbetering van de liquiditeitspositie en solvabiliteit en dat na afloop van deze termijn door klager een nader financieel onderzoek zou worden verricht. Het nadien verrichte onderzoek heeft echter een dergelijke verbetering niet laten zien. Het rapport van 24 april 2017 geeft aan dat sprake is van een negatieve kantoorliquiditeit en kantoorsolvabiliteit. Ook is sprake van een negatieve liquiditeit en solvabiliteit in privé. Bovendien is geconstateerd dat de posities aanmerkelijk slechter zijn dan door de notaris is verantwoord via DiginBFT.

3.12 Met betrekking tot de bewaringspositie van de notaris geeft klager aan dat ten gevolge van een betaalincident sprake is geweest van een negatieve bewaringspositie ter hoogte van € 71.977,=. Dit bewaringstekort heeft bestaan van 31 augustus 2016 tot 2 september 2016. Hiermee heeft de notaris in strijd met het bepaalde in artikel 23 lid 1 en artikel 25 lid 3 Wna gehandeld, alsmede het bepaalde in artikel 13 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 (Vbg 2011) en artikel 2 van de Administratieverordening.

3.13 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover dat nodig is voor de beoordeling van de klacht, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. In artikel 93 lid 2 van de Wna is bepaald dat notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen die niet meer als zodanig werkzaam zijn, aan de tuchtrechtspraak onderworpen blijven ter zake van enig in het eerste lid bedoeld handelen of nalaten gedurende de tijd dat zij als zodanig werkzaam waren.

De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Bij het namens de notaris ontvangen verweer is als bijlage een toelichting/verweer van de notaris zelf ontvangen. De notaris geeft daarin onder meer aan dat hij het betreurt dat de incidenten hebben plaatsgevonden. De notaris maakt ook gewag van twee boedels die nog gecontroleerd zouden moeten worden op mogelijke onregelmatigheden. De kamer laat dit buiten beschouwing omdat de kamer zich dient te beperken tot de klachten zoals die zijn ingediend.

4.3 De kamer stelt vast dat de notaris in zijn verweer niet heeft weersproken dat de door klager genoemde onterechte overboekingen uit de vijf genoemde boedels hebben plaatsgevonden. Het gaat daarbij om privéverplichtingen van de notaris aan derden, om het betalen van privéaanslagen van de Belastingdienst en om een betaling van een aanslag in een boedel die is betaald uit een andere boedel. De notaris heeft daarover nog toegelicht dat dit nodig was omdat betaling uit de juiste boedel niet meer mogelijk was vanwege de door hem uit die boedel onttrokken gelden. Gelet op genoemde bevindingen heeft de notaris onmiskenbaar tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het bepaalde in onder meer de door klager genoemde artikelen 23 en 25 Wna is overtreden.

4.4 Daarnaast is door de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld met de declaraties in de genoemde boedels. Klager heeft geconstateerd dat sprake is van onterechte declaraties en van te hoge declaraties. Het verweer van de notaris dat in een enkel geval nog niet alle uren werden verantwoord brengt daar geen wijziging in nu dit verweer niet afdoende is gemotiveerd.

4.5 Met betrekking tot het verwijt van klager aan de notaris dat er van 31 augustus 2016 tot 2 september 2016 sprake is geweest van een negatieve bewaringspositie ter hoogte van € 71.977,= (zie 3.12) is de kamer van oordeel dat ook daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. De gelden van cliënten op de derdengeldenrekening dienen altijd volledig aanwezig en beschikbaar te zijn. Deze waarborg voor cliënten mag op geen enkele wijze worden aangetast. Met genoemd betaalincident heeft de notaris, in strijd met het bepaalde in artikel 23 lid 1 en artikel 25 lid 3 Wna, alsmede het bepaalde in artikel 13 Vbg 2011 en artikel 2 van de Administratieverordening, zijn verantwoordelijkheid en verplichting in ernstige mate veronachtzaamd.

4.6 Voor zover de notaris hierover heeft opgemerkt dat dit incident al eerder met klager werd besproken en afgesloten en dat hij erop vertrouwde dat daarover geen klacht zou worden ingediend, brengt dit geen wijziging in het voorgaande. Het staat klager vrij om niet of niet direct tot het indienen van een klacht over te gaan. In dit verband is van belang dat niet gebleken is van toezeggingen of (onredelijke) termijnen op grond waarvan dit klachtonderdeel niet meer aan de kamer kon worden voorgelegd.

4.7 Ter zake van de door klager genoemde gedraging van de notaris dat hij in DiginBFT een onjuiste, te positieve, voorstelling van zaken heeft gegeven van zijn financiële posities is de kamer van oordeel dat ook daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. De notaris heeft daarmee in ernstige mate miskend dat deze handelwijze de controlerende en toezichthoudende taak van klager ontoelaatbaar wordt gefrustreerd. Deze opgave dient volledig betrouwbaar en realistisch te zijn, omdat alleen op die wijze klager zijn taken in dit verband op de juiste wijze, in het belang van de notaris en in het belang van het notariaat in het algemeen, kan uitoefenen.

4.8 Gelet op het voorgaande zal de kamer de klacht in al haar onderdelen gegrond verklaren.

4.9 Op de gegrondverklaring van een klacht, past in beginsel een tuchtrechtelijke reactie. De kamer acht in dit verband van belang dat sprake is van bijzonder verwijtbaar handelen door de notaris, welk handelen volledig was gericht op zijn eigen belangen. De kamer rekent de notaris zwaar aan dat sprake is van het ontvreemden van gelden. Door het handelen van de notaris zijn de belangen van derden en het vertrouwen van de maatschappij, dat aan het notariaat toevertrouwde gelden in veilige handen zijn, in ernstige mate geschaad. Er was op geen enkele wijze sprake van de zorg die cliënten en derden van een notaris mochten verwachten. Deze nalatigheid, deze grove schending van vertrouwen, raakt de kern van het notariaat.

Daarnaast is sprake geweest van het door de notaris onjuist weergeven van de financiële posities in DiginBFT en van een negatieve bewaringspositie. Het door de notaris genoemde aspect dat zijn zorg voor zijn medewerkers een rol heeft gespeeld kan geenszins als rechtvaardiging voor zijn handelen worden gezien. Zorg voor zijn medewerkers zou juist hebben moeten leiden tot het nalaten van de gewraakte handelingen. Niet kan worden ingezien hoe het voldoen van persoonlijke verplichtingen uit een boedel bijdraagt aan de zorg voor het kantoor. Wat hier ook van zij, met zijn handelen heeft de notaris er blijk van gegeven dat hij niet heeft begrepen wat er van een goed notaris wordt verwacht en is sprake geweest van een opeenstapeling van ernstig verwijtbaar handelen van de notaris.

De kamer ziet in het voorgaande dan ook aanleiding om de notaris de tuchtmaatregel van ontzetting uit het ambt van notaris op te leggen.

4.10 Mitsdien wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart de klacht gegrond;

- legt de notaris de tuchtmaatregel van ontzetting uit het ambt van notaris op.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.M.S. Kuipers, voorzitter, mrs. F.E.J. Goffin, J.T.J. Heijstek, H.J. Hettema en H. Quispel, leden, en in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman, secretaris, door mr. M.J. Blaisse als voorzitter in het openbaar uitgesproken op 7 november 2017.

de secretaris de voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Postad