ECLI:NL:TNORARL:2017:40 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/314369/KL RK 17 - 1 C/05/316906/KL RK 17 - 24

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2017:40
Datum uitspraak: 06-09-2017
Datum publicatie: 21-09-2017
Zaaknummer(s):
  • C/05/314369/KL RK 17 - 1
  • C/05/316906/KL RK 17 - 24
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Blijkens het testament zijn de executeurs in verband met de betaling van schulden bevoegd de door hen beheerde goederen van de nalatenschappen te gelde te maken. De toestemming van de erven is daarvoor niet vereist en ook overleg is niet nodig. De executeurs zijn derhalve enkel zelfstandig bevoegd om goederen te gelde te maken voor zover dat nodig is ter voldoening van de schulden van de nalatenschap. De kamer is van oordeel dat de notaris in zijn advies deze beperking onvoldoende onder de aandacht van de executeurs heeft gebracht.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: C/05/314369 / KL RK 17-1 en C/05/316906 / KL RK 17-24

beslissing van de kamer voor het notariaat van

op de klacht van

[…],

wonende te […],

klaagster,

tegen

mr. […],

notaris te […].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-          de klacht, met bijlagen, van 12 januari 2017;

-          het verweer, met bijlage, van de notaris van 7 februari 2017;

-          de aanvullende klacht, met bijlagen, van 4 maart 2017;

-          het aanvullende verweer van de notaris van 30 maart 2017;

-          het e-mailbericht, met bijlagen, van klaagster van 2 juli 2017.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 12 juli 2017 behandeld, waarbij zijn verschenen klaagster enerzijds en de notaris anderzijds.

2. De feiten

2.1 Op 14 januari 2015 is de heer […], vader van klaagster, overleden. Zijn echtgenote, mevrouw […], was reeds op 29 augustus 2014, overleden.

2.2 De ouders van klaagster hebben bij testament over hun nalatenschap beschikt. In beide testamenten zijn hun acht kinderen tot erfgenamen benoemd en is de wettelijke verdeling van toepassing verklaard.

2.3 In hun testamenten zijn hun zoons de heer [A] en de heer [B] tot executeurs benoemd. Zij hebben hun benoeming aanvaard.

De taak van de executeurs is in beide testamenten als volgt beschreven:

De executeur heeft tot taak de goederen van de nalatenschap te beheren en de schulden van de nalatenschap te voldoen die tijdens diens beheer uit die goederen moeten worden voldaan, zoals het afgeven van legaten, het nakomen of uitvoeren van overeenkomsten en de voldoening van de kosten van mijn begrafenis of crematie, van eventuele taxatie- en boedelkosten en van de erfbelasting die ten laste komen van erfgenamen of legatarissen. In verband met de betaling van de schulden is de executeur bevoegd de door hem/haar beheerde goederen van mijn nalatenschap te gelde te maken. De executeur behoeft over de keuze en de te gelde making niet in overleg te treden met de erfgenamen en hun toestemming daarvoor is ook niet vereist.

2.4 De nalatenschappen waren ruim positief en bestonden uit onder meer een woning te […], een chalet te […], een effectenportefeuille en banktegoeden.

2.5 Op verzoek van de executeurs heeft de notaris op 17 februari 2015 een verklaring van executele en op 5 maart 2015 een verklaring van erfrecht en executele afgegeven.

In de verklaring van erfrecht en executele is onder meer het volgende vermeld:

Interne bepalingen executele

(…)

Overleg/toestemming

De executeur hoeft aldus omtrent de keuze van de te gelde te maken goederen en de wijze van tegeldemaking niet in overleg te treden met de erfgenamen.

2.6 In haar brief van 20 maart 2015 heeft mr. […] van ARAG namens één van de erfgenamen de executeurs erop gewezen dat zij als executeurs alleen de taak hebben de nalatenschap te beheren en klaar te maken voor verdeling en dat verdelen en het verkopen van effecten niet is toegestaan.

2.7 Klaagster en twee andere erfgenamen hebben in het voorjaar van 2015 een kort geding aangespannen tegen de executeurs. Zij hebben onder meer gevorderd de executeurs te verbieden ten aanzien van de nalatenschappen andere daden dan die van beheer te plegen. Aanleiding voor deze vordering was dat de executeurs volgens de eiseres in de procedure beschikkingshandelingen hadden verricht waartoe zij niet zonder instemming van alle erven bevoegd waren, zoals het te gelde maken van verschillende beleggingsportefeuilles en aandelen zonder dat dit noodzakelijk was om de schulden van de nalatenschap te voldoen, het verwijderen van inboedelgoederen en het inzetten van het verkooptraject van het chalet.

De voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft in zijn vonnis in kort geding van 20 mei 2015 deze vordering grotendeels toegewezen en daartoe onder meer het volgende overwogen:

Nu onweersproken is gebleven dat het te gelde maken van de vermogensbestanddelen tot nu toe niet noodzakelijk was voor het voldoen van schulden van de nalatenschap en zonder instemming van alle erven heeft plaatsgevonden, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat gedaagden in hun hoedanigheid als executeurs verder zijn gegaan dan hun bevoegdheden reikten.

2.8 In antwoord op een brief van klaagster, heeft de notaris in zijn brief van 11 maart 2016 klaagster onder meer het volgende bericht:

(…) De executeurs verzochten mij duidelijkheid te geven over de invulling van hun taak en bevoegdheden. (…) Als notarieel jurist heb ik expliciet de vraag gekregen hoe het testament en de daarmee corresponderende wettekst geïnterpreteerd moest worden.

Waren de executeurs zelfstandig bevoegd te beschikken (externe bevoegdheid) over de goederen der nalatenschap? Mijn conclusie was en is dat zij dit konden. (…) Uw stellingname dat de executeurs niet zelfstandig (extern) beschikkingsbevoegd waren is derhalve niet juist. (…)

3. De klacht en het verweer

3.1 Zoals door klaagster ter zitting is erkend, is de kern van de klacht dat de notaris de executeurs onjuist heeft geadviseerd, waardoor zij hebben gehandeld alsof zij onbeperkt zelfstandig beschikkingsbevoegd waren.

De notaris heeft ten onrechte de executeurs er niet op gewezen dat zij alleen goederen uit de nalatenschappen zonder instemming van de erven te gelde konden maken voor zover dat nodig was voor de betaling van schulden van de nalatenschap. Hierdoor voelden de executeurs zich vrij in hun handelen. Ter zitting heeft klaagster hier desgevraagd aan toegevoegd dat de executeurs daadwerkelijk meer goederen uit de nalatenschap te gelde hebben gemaakt dan nodig was om de erfbelasting te kunnen betalen.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De notaris heeft als verweer het volgende aangevoerd.

Hij heeft volledig onafhankelijk en neutraal de executeurs bijgestaan met zijn visie op wetsartikelen die betrekking hebben op de nalatenschap en de executeur in het bijzonder. Zijn visie is dat de executeurs zelfstandig beschikkingsbevoegd zijn ingevolge artikel 4:145 Burgerlijk Wetboek. Deze zogenaamde externe bevoegdheid kent geen beperking. Wel dient een executeur de erfgenamen te informeren. De nalatenschappen waren ruim positief, maar de erfbelasting diende te worden voldaan. Verkoop van bepaalde bezittingen moest plaatsvinden en de overige erfgenamen zijn daarover uitgebreid geïnformeerd.

4.3 De kamer stelt vast dat voor de bevoegdheden van de executeurs bepalend is hetgeen daarover in het testament is vermeld. Blijkens het testament zijn de executeurs in verband met de betaling van schulden bevoegd de door hen beheerde goederen van de nalatenschappen te gelde te maken. De toestemming van de erven is daarvoor niet vereist en ook overleg is niet nodig.

De executeurs zijn derhalve enkel zelfstandig bevoegd om goederen te gelde te maken voor zover dat nodig is ter voldoening van de schulden van de nalatenschap. De kamer is van oordeel dat de notaris in zijn advies deze beperking onvoldoende onder de aandacht van de executeurs heeft gebracht. Ook de tekst van de verklaring van erfrecht en executele is onvoldoende duidelijk over de beschikkingsbevoegdheid van de executeurs. Zeker omdat de notaris wist dat het een omvangrijke nalatenschap met weinig schulden betrof, had het op zijn weg gelegen om de executeurs er nadrukkelijk op te wijzen dat zij alleen ter betaling van schulden zelfstandig beschikkingsbevoegdheid waren.

Doordat de notaris de executeurs over hun bevoegdheden onvoldoende duidelijk heeft geïnformeerd, zijn zij op het verkeerde been gezet. De executeurs zijn zonder instemming van de overige erfgenamen meer uit de nalatenschapsboedel gaan verkopen dan noodzakelijk was en enkele erfgenamen, waaronder klaagster, hebben een kort gedingprocedure moeten voeren om dit handelen van de executeurs een halt toe te roepen.

4.4 De notaris is in zijn advisering tuchtrechtelijk verwijtbaar tekortgeschoten. De klacht zal dan ook gegrond worden verklaard. Mede gelet op de gevolgen van de onjuiste advisering acht de kamer de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart de klacht gegrond;

- legt de notaris op de maatregel van waarschuwing.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, voorzitter,

mr. M.J. Blaisse, mr. W.J. Hordijk,  mr. J.G.T.M. Castrop en A. Roesink-Kragt, leden, en in tegenwoordigheid van mr. W.E. Markus-Burger, secretaris, door mr. M.J. Blaisse in het openbaar uitgesproken op 6 september 2017.

De secretaris

De voorzitter