ECLI:NL:TNORARL:2017:15 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/310413 KL RK 16/120

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2017:15
Datum uitspraak: 18-04-2017
Datum publicatie: 11-08-2017
Zaaknummer(s): C/05/310413 KL RK 16/120
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Voor zover de notaris heeft aangevoerd dat de klacht niet ontvankelijk zou zijn omdat klager spreekt van smaad, volgt de kamer de notaris niet. Het feit dat, in zijn algemeenheid gesteld, een civiele procedure over smaad mogelijk is, neemt niet weg dat het hier aan de orde zijnde klachtrecht de mogelijkheid biedt om te klagen: "ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt".

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: C/05/310413 / KL RK 16/120

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

[…],

wonende te […],

tegen

[…],

notaris te […].

Partijen worden hierna klager en notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1  Het verloop van de procedure blijkt uit

-       de klachtbrief, met bijlagen, van 26 oktober 2016

-       het verweer, met bijlagen, van de notaris van 21 november 2016

-       een email van de notaris van 21 januari 2017

-       een email van de notaris van 30 januari 2017

-       een brief van de kamer van 2 februari 2017

-       twee emailberichten van de notaris van 3 februari 2017

-       een brief van de kamer van 9 februari 2017

-       een email van de notaris van 16 februari 2017

-       een email, met bijlagen, van klager van 17 februari 2017

-       een email van de notaris van 28 maart 2017.

1.2  De klachtzaak is ter zitting van 29 maart 2017 behandeld. Klager is in persoon verschenen. De notaris is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

2. De feiten

2.1 In 2016 is door of mede door klager samen met onder meer mevrouw [ A ] en de heren

[ B ], [ C ] en [ D ] een werkgroep gevormd. De werkgroep zet zich in voor het behoud van [ X ] te […].

2.2 Na een telefoongesprek tussen klager en de notaris deelt de notaris klager per email van 28 september 2016 onder meer het volgende mee: “ Tijdens ons telefoongesprek heb ik aangegeven positief te staan tegenover het initiatief om [ X ] te behouden. En voorts dat ik om die reden in principe bereid ben om kosteloos een eenvoudige stichting op te richten, maar dat ik wel vooraf een beeld wil hebben van de werkzaamheden en de aan het dossier te besteden uren. Ik heb me in het verleden in een soortgelijke situatie namelijk een keer vergist, en dat wil ik voortaan voorkomen.

Mevrouw [ E ], die dergelijke dossiers bij ons behandelt, heb ik hierover na ons gesprek ingelicht. Zij is thans met vakantie en is vanaf 12 oktober as. weer aanwezig. Ik zal vragen of zij dan contact met u opneemt teneinde met u af te stemmen wat u van ons verwacht. Als wij hiervan een volledig beeld hebben, kunnen wij aangeven wat wij voor u kunnen betekenen. Ik hoop dat u daarvoor begrip heeft.”

2.3 In het krantje “[ Y ] ” staat op 6 oktober 2016 een artikel over de [ X ]. Daarin wordt vermeld dat de werkgroep nu een stichting is met de naam [ Z ]. Aangegeven wordt dat de stichting een feit is.

2.4 Bij email van 19 oktober 2016 deelt klager aan [E ] mee dat hij graag met haar in contact wil komen over de eerste opzet van de stichting.

2.5 Bij email van 20 oktober 2016 reageert de notaris op de email van 19 oktober 2016 van klager. De notaris deelt mee dat zij in [ Y ] hebben gelezen dat de stichting reeds is opgericht en dat zij er vanuit zijn gegaan dat klager naar een ander kantoor is gegaan. De notaris vraagt aan klager wat nu de bedoeling is.

2.6 Na een reactie van klager deelt de notaris bij email van 20 oktober 2016 onder meer mee: “[...] Het lijkt me niet goed om ervan uit te gaan dat wij de stichting snel kunnen oprichten, als wij nog geen afspraken hebben gemaakt over inhoud, voorwaarden en tijdpad. U had het destijds over een eenvoudige stichting t.b.v. [ X ]. U heeft thans een stichting met een brede doelstelling voor ogen met o.a een raad van advies en zond ons slechts info toe inzake een eerste opzet.

Ik heb derhalve de indruk dat wij niet aan uw verwachtingen kunnen voldoen. Wellicht is het raadzaam dat u zich wendt tot een ander kantoor.”

2.7 Klager reageert bij email van 20 oktober 2016 als volgt: “Jammer, u laat ons weken wachten en als wij in de pers vertellen dat we een stichting worden, noteren zij dat als de stichting ‘is een feit’. […] U had mij ook even kunnen bellen.”

2.8 Bij email van 20 oktober 2016 deelt de notaris mee dat klager meer verwacht dan destijds is afgesproken. Ook wordt meegedeeld dat klager er vanuit gaat dat het snel gaat, terwijl slechts een eerste opzet is aangeleverd. De notaris vraagt zich af waarom hij niet mocht afgaan op de artikelen in [ Y ] en waarom hij had moeten bellen.

2.9 In een volgende email van klager van 20 oktober 2016 geeft klager onder meer aan dat hij niets verwacht omdat hij er geen ervaring mee heeft. Hij was in afwachtende houding. Klager vraagt wat hij de notaris heeft misdaan en waarom de notaris zich zo vijandig opstelt.

2.10 Op 24 oktober 2016 deelt de notaris onder meer dat hij het idioot vindt dat hij van vijandigheid wordt beticht. Klager deelt daarop mee dat hij de notaris onbehoorlijk, onvriendelijk en onbeschoft vindt. Klager vindt het idioot dat hem iets kwalijk wordt genomen wat in de pers verschijnt en waar de notaris vervolgens zijn conclusie aan verbindt.

2.11 In een email van 24 oktober 2016, gericht aan [...]@nieuws.nl , met een cc naar klager, deelt de notaris aan mevrouw [ A ] mee dat hij de wijze van communiceren van klager ongepast vindt. De notaris wijst op hetgeen hij zojuist met haar heeft besproken en de ter informatie aan haar meegezonden emailcommunicatie tussen hem en klager. Daarnaast merkt de notaris op dat mevrouw [ A ] aangaf dit door te willen sturen naar de heren [ D ] en [ C ] en dat hij zelf de heer [ B ] zal informeren. Daarbij geeft de notaris aan dat dit is ter voorkoming van een onjuiste beeldvorming over zijn kantoor.

2.12 Bij email van 25 oktober 2016 deelt klager de notaris onder meer het volgende mee: “Onderstaande actie -het door U op zeer negatieve wijze benaderen van aankomend leden van onze stichting, hun werkgevers en de lokale pers om mijn persoon in diskrediet te brengen- is nogal vreemd voor iemand die een geheimhoudingsplicht heeft. […]”.

2.13 In zijn mail van 27 oktober 2016 geeft de notaris aan dat hij de heer [ C ] telefonisch heeft gesproken en hem heeft voorgesteld dat hij of een ander bestuurslid met klager naar het kantoor van de notaris zouden komen voor overleg. Klager reageert daar op met de mededeling aan de notaris dat deze zaken doet met hem en dat hij daar geen andere aankomende bestuursleden voor nodig heeft. Bovendien zijn er geen bestuursleden. Klager deelt mee dat hij zich er niet mee kan verenigen dat de notaris er wederom andere partijen bij betrekt.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klager wijst op activiteiten die hij heeft ontplooid ten behoeve van het behoud van [ X ]  in […]. In verband met het besluit om hiervoor een stichting op te richten heeft klager de notaris gevraagd de stichting vorm te geven en hem enkele gegevens toegezonden waaronder de namen van de aankomende leden van de stichting. De notaris zou dat door een medewerkster van zijn kantoor, na haar vakantie tot 12 oktober 2016, laten oppakken. Ondertussen werd in het plaatselijke krantje [ Y ] opgemerkt dat de stichting inmiddels een feit is. Klager geeft aan dat, met het vermelden dat de stichting een feit is, is bedoeld dat de notaris een toezegging had gedaan en dat de aankomende leden compleet zijn en dat zij dus een stichting in oprichting zijn.

3.2 Klager verwijt de notaris dat hij niet juist is omgegaan met de (inhoud van de) mailwisseling tussen klager en de notaris. Klager geeft aan dat de email steeds grimmiger werd en vat het aldus samen: " Om een lang verhaal kort te maken, het liep uit de hand. Hij noemde mij idioot en ik noemde hem in de mail onbeschoft en onvriendelijk." Klager geeft aan dat daar nog mee valt te leven, maar niet met laatste mail van de notaris. Klager wijst er op dat daaruit blijkt dat de notaris […] Nieuws heeft benaderd en ook aankomende leden van de raad van advies en het bestuur van de stichting, waaronder de heer [ D ] en de heer [ C ]. Volgens klager is daarmee sprake van smaad en ook van het schenden van de geheimhoudingsplicht. Bovendien, zo stelt klager, heeft de notaris willens en wetens klager als persoon willen beschadigen bij die personen.

3.3 In zijn verweer stelt de notaris zich op het standpunt dat de kamer niet bevoegd is om te oordelen over de beschuldiging van smaad. Dat zou de civiele rechter moeten zijn. Voor zover het gaat om de geheimhoudingsplicht merkt de notaris op dat die naar zijn mening niet is geschonden. Door hem zijn alleen medebestuursleden op de hoogte gesteld van de procedure tot dusver. Daarnaast is volgens de notaris onjuist weergegeven welke personen hij benaderd zou hebben en gaat het niet om privé mail maar om mail over de oprichting van een stichting met klager als beoogd voorzitter.

3.4 Verder geeft de notaris aan dat hij klager geen idioot heeft genoemd, maar dat hij het idioot vond dat hij van vijandigheid werd beticht. Ook ontgaat het de notaris waaruit de gestelde grimmige sfeer moet blijken. Op basis van nadere informatie van de heer [C ], waaruit blijkt dat met een eenvoudige stichting kan worden volstaan, zou de notaris daar zijn medewerking aan willen verlenen als klager zijn excuses zou aanbieden voor de kwalificaties: onbehoorlijk, onvriendelijk en onbeschoft.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

De ontvankelijkheid van de klacht.

4.2 Voor zover de notaris heeft aangevoerd dat de klacht niet ontvankelijk zou zijn omdat klager spreekt van smaad, volgt de kamer de notaris niet. Het feit dat, in zijn algemeenheid gesteld, een civiele procedure over smaad mogelijk is, neemt niet weg dat het hier aan de orde zijnde klachtrecht de mogelijkheid biedt om te klagen: "ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt". De kamer zal de klacht in dat kader beoordelen.

De geheimhoudingsplicht.

4.3 Het door klager gestelde schenden van de geheimhoudingsplicht is naar het oordeel van de kamer niet aan de orde. De notaris heeft hierover in zijn emailwisseling met klager terecht opgemerkt dat het gaat om het verzoek tot het oprichten van een stichting met klager als beoogd voorzitter. Ter zitting is door klager zelf in dit verband nog toegelicht dat namen van de diverse door de notaris benaderde personen aan de notaris waren aangeleverd als aankomende bestuursleden. Dat geldt ook voor mevrouw [ A ], die weliswaar werkzaam is voor […] Nieuws, maar niet in die hoedanigheid door de notaris is benaderd. Hoewel aldus geen sprake is van het schenden van de geheimhoudingsplicht neemt dat niet weg dat wel de noodzaak en de wijze van benaderen van aankomend bestuursleden ter beoordeling voorligt. De kamer overweegt daarover als volgt.

Het handelen van de notaris.

4.4 De klacht ziet vooral op het handelen van de notaris nadat de communicatie tussen klager en de notaris per email, om het zo te zeggen, minder zakelijk werd. Klager geeft daarover aan dat hij daar nog mee had kunnen leven, maar niet met het betrekken van anderen bij deze discussie.

4.5 De kamer acht het niet geheel onbegrijpelijk dat de notaris op basis van de berichtgeving in [ Y ] het standpunt in nam dat niet hij daarover hoefde te bellen met klager, maar dat het na deze berichtgeving aan klager was om het initiatief te nemen en de notaris te informeren over de stand van zaken en hun wensen. Ook kan nog worden ingezien dat de notaris het niet terecht vond dat hem werd verweten: "Jammer, u laat ons weken wachten [...]", terwijl hij meende te mogen uitgaan van het artikel dat spreekt van de stichting die een feit is. Echter, wat hier tot zover ook van zij en nog daargelaten dat de notaris daarmee negeert dat uit de eerste email van 19 oktober 2016 (zie 2.4) duidelijk blijkt dat er nog geen sprake is van een opgerichte stichting, acht de kamer de handelwijze van de notaris verwijtbaar. Met klager is de kamer van oordeel dat het ongepast was om anderen, namelijk aankomende bestuursleden of aankomende leden van de raad van advies, te benaderen met doorzending van de volledige emailcorrespondentie aan één van hen en daarbij te wijzen op de naar de mening van de notaris ongepaste wijze van communiceren van klager. In dit verband is ook van belang dat gesteld noch gebleken is dat klager anderen had benaderd en daarbij had geklaagd over de notaris. Van een onjuiste beeldvorming die door klager zou zijn veroorzaakt is dan ook op geen enkele wijze gebleken. De notaris had er voor kunnen kiezen om klager tezamen met andere aankomende leden uit te nodigen voor een bespreking over de wensen en de mogelijkheden. Echter, met het (telefonisch) benaderen (zie 2.11 en 2.13) van deze personen en de wijze waarop dit is gebeurd, blijkend uit het doorsturen van de complete emailwisseling, heeft de notaris klachtwaardig gehandeld. De kamer zal dit onderdeel van de klacht dan ook gegrond verklaren.

4.6 Op de gegrondverklaring van een klacht, past in beginsel een tuchtrechtelijke reactie. De kamer ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om de notaris de maatregel van waarschuwing op te leggen.

4.7 Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-          verklaart de klacht tegen de notaris gegrond voor zover deze ziet op het betrekken van anderen bij de emailwisseling/discussie met klager;

-          legt de notaris de maatregel van waarschuwing op;

-          verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.C.J. Heessels, voorzitter, mr. A.W. Drijver, mr. E.J. Oostrik, mr. M.J.C. van Leeuwen en A. Roesink-Kragt, en in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 18 april 2017.

de secretaris                                                            de voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.