ECLI:NL:TNORAMS:2017:9 Kamer voor het notariaat Amsterdam 615221 / NT RK 16/61

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2017:9
Datum uitspraak: 12-01-2017
Datum publicatie: 21-03-2017
Zaaknummer(s): 615221 / NT RK 16/61
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Vooropgesteld wordt dat handelingen van de notaris privé – gelet op het bepaalde in artikel 2 Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 – onder omstandigheden ook tuchtrechtelijk laakbaar kunnen zijn. Dit kan onder meer het geval zijn indien het handelen in privé voldoende verband houdt met (de uitoefening van) het ambt van de notaris.            Nog daargelaten dat tenminste de vraag is of een dergelijk voldoende verband hier aanwezig is, terwijl bij de ontvankelijkheid voorts vragen te  stellen zijn omdat niet in te zien valt welk belang klaagster heeft gehad bij de overname van een evident waardeloze vordering (voor een tegenprestatie die klaagster zich desgevraagd niet kon herinneren), zodat voor de hand ligt dat de huidige klacht alleen is ingediend om de notaris ten aanzien van een andere kwestie onder druk te zetten, valt in het aan de orde gestelde handelen van de notaris in zijn hoedanigheid van penningmeester van de stichting niets onzorgvuldigs of anderszins klachtwaardigs te ontwaren. 

KAMER VOOR HET NOTARIAAT TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 januari 2017 inzake de klacht met nummer 615221 / NT RK 16/61 van:

[*],

gevestigd te [*],

klaagster,

gemachtigde: [*] (directeur/eigenaar),

tegen:

mr. [*] ,

notaris te [*],

de notaris ,

advocaat: mr. A.G. Moeijes.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- klaagschrift met bijlagen ingekomen op 13 september 2016.

Vervolgens zijn ingediend:

- verweerschrift ingekomen op 4 oktober 2016;

-  akte van klaagster, met bijlagen ingekomen op 21 oktober 2016.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 1 december 2016 is [*], namens klaagster, verschenen. Voorts was de notaris samen met mr. Moeijes ter zitting aanwezig. Partijen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de notaris mede aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen. Vervolgens is uitspraak bepaald op 12 januari 2017.

2. De feiten

De Kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

2.1.      De notaris bekleedt de functie van penningmeester  van het bestuur van de stichting [*], gevestigd te [*](hierna : ‘de stichting’).

2.2.      De stichting heeft op 6 juli 2014 heeft een wijnfestival georganiseerd te [*]. Ten behoeve daarvan is door de notaris een begroting opgesteld.

2.3.      Op 7 juli 2014 heeft de stichting [*](die in het voetspoor van partijen hierna verder als ‘[*]’ zal worden aangeduid)  een factuur ter zake van dit evenement aan de stichting gestuurd ten bedrage van

€ 2.273,41 incl. BTW, waarop reeds € 1.250,00 was vooruitbetaald, zodat te betalen resteerde € 1.023,41.

2.4.      Door tegenvallende inkomsten en slechte weersomstandigheden is het festival financieel geen succes geworden, waardoor de crediteuren niet volledig konden worden betaald, en ook voormelde restantvordering onbetaald is gebleven.

2.5       Bij brieven van 22 december 2014 heeft de notaris namens de stichting (en op haar briefpapier) aan alle crediteuren een onderbouwd voorstel gedaan tot betaling van 28,95 % van hun vorderingen, merendeels te financieren uit een BTW teruggaaf. Omdat [*] al ruimschoots meer op haar vordering had ontvangen, resulteerde dit voorstel in geen  bijbetaling voor [*]. Tevens werd aangekondigd dat bezien zou worden of uit nader te organiseren activiteiten aanvullende middelen konden worden gegenereerd ter nadere voldoening van crediteuren

2.6.      Bij brief van 10 juli 2015 heeft de notaris namens de stichting aan [*] bericht dat het  niet mogelijk was geweest nieuwe activiteiten te organiseren, dat er geen geld was en de stichting dus niet in staat was de vordering te voldoen. Tevens werd het voornemen tot liquidatie aangekondigd.

2.7.      Bij akte van cessie van 8 september 2016 is klaagster rechthebbende geworden van de hiervoor onder 2.3. weergegeven vordering van [*] op de stichting .

2.8.      Klaagster heeft vervolgens met tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder vergeefs  om betaling van de vordering verzocht.

3. De klacht

De klacht van klaagster omvat samengevat:

I.         de notaris is ernstig tekortgeschoten in zijn rol als penningsmeester van de stichting  waardoor derden bewust zijn gedupeerd, welke functie verband houdt met de uitoefening van het notarisambt;

II.        de notaris heeft zijn nevenfunctie niet bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie gemeld.

4. Het verweer

De notaris stelt zich – voor zover van belang –  op het standpunt dat:

I.         klaagster primair niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu zij de klacht niet eerst aan hem kenbaar heeft gemaakt. Een sommatie tot betaling van de vordering kan niet worden beschouwd als het kenbaar maken van de klacht;

II.        het bestuur van de stichting  zorgvuldig te werk is gegaan;

III.      de door hem opgestelde begroting door het bestuur is goedgekeurd;

IV.      de uitoefening van zijn functie van penningmeester van de stichting   geen enkel verband houdt met de uitoefening van het notarisambt.

5. De beoordeling

5.1       Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De Kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

Klachtonderdeel I

5.2.      Vooropgesteld wordt dat handelingen van de notaris privé – gelet op het bepaalde in artikel 2 Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 – onder omstandigheden ook tuchtrechtelijk laakbaar kunnen zijn. Dit kan onder meer het geval zijn indien het handelen in privé voldoende verband houdt met (de uitoefening van) het ambt van de notaris. Nog daargelaten dat tenminste de vraag is of een dergelijk voldoende verband hier aanwezig is, terwijl bij de ontvankelijkheid voorts vragen te  stellen zijn omdat niet in te zien valt welk belang klaagster heeft gehad bij de overname van een evident waardeloze vordering (voor een tegenprestatie die klaagster zich desgevraagd niet kon herinneren), zodat voor de hand ligt dat de huidige klacht alleen is ingediend om de notaris ten aanzien van een andere kwestie onder druk te zetten, valt in het aan de orde gestelde handelen van de notaris in zijn hoedanigheid van penningmeester van de stichting niets onzorgvuldigs of anderszins klachtwaardigs te ontwaren.  De klacht wordt daarom ongegrond verklaard.

Klachtonderdeel II

5.3.      Klachtonderdeel I wordt, bij gebreke van een feitelijke grondslag, ongegrond verklaard, nu gebleken is dat de notaris zijn nevenfunctie wel bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie heeft gemeld.

BESLISSING

De Kamer voor het Notariaat:

-        verklaart klachtonderdelen I en II ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. O.J. van Leeuwen, voorzitter, J.J. Dijk, R.H. Meppelink, Th.W. van Grafhorst en A.J.H.M. Janssen, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Pieterse, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2017.

mr. D. Pieterse,                                              mr. O.J. van Leeuwen

secretaris                                                        voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).