ECLI:NL:TNORAMS:2017:5 Kamer voor het notariaat Amsterdam 604627 / NT 16-25

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2017:5
Datum uitspraak: 09-03-2017
Datum publicatie: 13-03-2017
Zaaknummer(s): 604627 / NT 16-25
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie:   De door klaagster gestelde overlast en de gedragingen met betrekking tot de opzegging van de huur en de eindinspectie van de woning van klaagster alsmede het onbetaald laten door de notaris van een deel van de herstelwerkzaamheden verhouden zich niet zodanig tot (de uitoefening van) het ambt van de notaris dat daardoor het vertrouwen in het notariaat en in de beroepsuitoefening door de notaris is geschaad. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de gestelde structurele en ernstige psychische problemen onvoldoende feitelijk zijn onderbouwd. In zoverre is de klacht dus ongegrond.  Dat ligt anders voor het feit dat de notaris de onder 1.7 bedoelde brief naar de werkgevers van klaagster en haar echtgenoot heeft gestuurd, kennelijk om hen bij hun werkgevers in diskrediet te brengen. Die handelwijze ‑ die naar het oordeel van de kamer moet worden beschouwd als een vorm van eigenrichting ‑ acht de kamer een notaris onwaardig. De kamer kan zich gelet op de inhoud van de brief niet aan de indruk onttrekken dat de brief (mede) is ingediend naar aanleiding van het door klaagster geuite voornemen een klachtprocedure te starten tegen de notaris indien deze niet zou betalen. Wat daar overigens van zij, draagt dit ertoe bij dat de reactie van de notaris daarop in de vorm van bedoelde brief het vertrouwen in het notariaat heeft geschaad. Van een notaris mag immers worden verwacht dat hij zich in een mogelijke klachtprocedure ten overstaan van de kamer verweert en overigens ook uitsluitend met middelen die daarvoor betamelijk zijn. De klacht is op dit punt gegrond. De kamer acht dit handelen dusdanig ernstig dat dit een schorsing in de uitoefening van het ambt rechtvaardigt. Daarbij neemt zij in aanmerking dat de notaris ter zitting in eerste instantie heeft ontkend dat [X] in hoedanigheid van zijn advocaat c.q. gemachtigde heeft gehandeld. Pas nadat de notaris zich geconfronteerd zag met een door de voorzitter uit de klachtbrief van 17 maart 2016 geciteerde passage, heeft de notaris erkend dat [X] bij die gelegenheid als zijn gemachtigde is opgetreden. Vervolgens heeft de notaris er ter zitting geen blijk van gegeven het verwijtbare van zijn handelen in te zien en evenmin enig inzicht getoond in wat betamelijk is. De kamer acht gelet hierop in beginsel een schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee weken gerechtvaardigd. Omdat inmiddels aan de notaris ontslag is verleend legt de kamer geen maatregel op.      

KAMER VOOR HET NOTARIAAT TE AMSTERDAM

Beslissing van 9 maart 2017 inzake de klacht met nummer 604627 / NT RK 16-25 van:

[klaagster] ,

wonende te [ ],

klaagster ,

tegen:

[de notaris] ,

notaris te [plaats],

de notaris .

1. Ontstaan en loop van de procedure

De Kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

- klaagschrift met bijlagen ingekomen op 16 maart 2016;

- verweerschrift met bijlagen ingekomen op 8 april 2016.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 27 oktober 2016 zijn de notaris en

[A], echtgenoot van klaagster, ter terechtzitting verschenen. De notaris en [A] hebben het woord gevoerd, de notaris mede aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen. Vervolgens is uitspraak bepaald op 8 december 2016, welke uitspraak is aangehouden tot heden.

2. De feiten

De Kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

1.1.      Klaagster en [A] zijn eigenaar van de woonruimte aan [adres].

1.2.      Klaagster en [A] hebben met ingang van 1 augustus 2012 een huurovereenkomst gesloten met de notaris voor de verhuur van deze woonruimte.

1.3.      Op 30 oktober 2015 is de huurovereenkomst door de notaris opgezegd tegen 1 december 2015.

1.4.      Op 1 december 2015 heeft [A] in afwezigheid van de notaris de eindinspectie verricht en is vervolgens een eindinspectierapport opgesteld.

1.5.      Op 6 december  2015 hebben klaagster en [A] een aannemer de opdracht verstrekt over te gaan tot herstelwerkzaamheden en vervanging van de sloten van de woonruimte.

1.6.      Vervolgens hebben klaagster en [A] de facturen voor de herstelwerkzaamheden en vervanging van de sloten aan de notaris toegestuurd, welke de notaris, met uitzondering van de factuur voor vervanging van de sloten, onbetaald heeft gelaten.

1.7       In een brief van mr. [X] aan de werkgevers van klaagster en haar echtgenoot van 17 maart 2016 staat onder meer het volgende:

“Bij deze wil ik namens de heer [naam notaris] (hierna cliënt) uw speciale aandacht vragen voor de onoirbare althans ambt en advocaatonwaardige gedragingen van uw kantoorgenoot/medewerkster, te weten de weledelgestrenge vrouwe [naam klaagster] en haar cliënt, tevens echtgenoot (…) Plaatsvervangend Directeur van uw Kabinet inzake een minor geschil ter zake een privéaangelegenheid in het kader van een eindoplevering van de door cliënt gehuurde woning (…).

Nogmaals, i.c. betreft het feitelijk een minor civiele kwestie ware het niet dat mevrouw [naam klaagster] als gemachtigde van (…) [de echtgenoot van klaagster] verwerpelijke methodieken heeft gehanteerd om de pretense vordering geïnd te krijgen. Gelet op dat dit alles met instemming van (…) [de echtgenoot van klaagster] is geëxecuteerd maakt dat (…) [de echtgenoot van klaagster] op grond van artikel 6:76 BW op gelijke wijze aansprakelijk is voor de gedragingen van diens hulppersoon, i.c. [klaagster].

(…)

Gelet op de betwisting van de vordering heeft [klaagster] gemeend cliënt te moeten gaan chanteren, dat wil zeggen in ieder emailbericht afkomstig van uw kantooradres in haar hoedanigheid van ‘attorney-at-law’ wordt gedreigd met een klachtenprocedure bij de Kamer voor het Notariaat indien hij voor zich in privé niet overgaat tot integrale betaling van de tsunami aan facturen.

(…)

Cliënt zal in Nederland aangifte gaan doen tegen [klaagster] als haar cliënt (…) [echtgenoot van klaagster] van afdreiging, laster en bedrog.

Nu ben ik onbekend of het [op x] gebruikelijk is in een dergelijk conflict je te verlagen tot het aanzetten en plegen van strafbare feiten; op het vasteland van het Koninkrijk der Nederlanden wordt afdreiging, lasterpraktijken en bedrog geenszins getolereerd althans worden dergelijke ontoelaatbare gedragingen direct gesanctioneerd waarvan akte!

(…)

Ook heb ik vastgesteld dat [klaagster] zich in strijd met de wet via (…) nog steeds profileert als advocaat in Nederland (…) terwijl zij – mogelijk vrijwillig – is geschrapt als advocaat in Nederland zoals zij zelf heeft bevestigd.

Al met al geen reclame voor uw Kabinet als uw kantoor.

Namens cliënt verzoek ik u vriendelijk vorenstaande als formele klacht te beschouwen en kan ik niet uitsluiten dat (ook) u als werkgever (mede) verantwoordelijk wordt gehouden voor de (imago)schade die cliënt op grond van de abjecte gedragingen van [klaagster] en (…) [kamer: echtgenoot van klaagster] mogelijk oploopt.

(…)

Tot slot moet ik u berichten dat deze gang van zaken cliënt zo heeft aangegrepen dat hij overweegt de media op te zoeken indien ook maar het geringste vermoeden bestaat dat deze kwestie in de doofpot gestopt wordt, immers het kan in redelijkheid niet zo zijn dat een advocaat en een ambtenaar die zich zodanig (politiek)incorrect gedragen straffeloos kunnen aanblijven.”

Blijkens de brief is een afschrift van de brief gestuurd naar het Kabinet van de gevolmachtigde minister van [ ], het Openbaar Ministerie van [ ], de Orde van advocaten van [ ] en de Orde van advocaten te Den Haag.

3. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de notaris:

a: zich dusdanig ernstig in de privésfeer heeft gedragen dat dit de eer en het aanzien van het notarisambt schaadt;

b: kampt met structurele en ernstige psychische problemen als gevolg waarvan zijn beroepsuitoefening geraakt wordt.

4. Het verweer

4.1 De notaris stelt zich in de eerste plaats – voor zover van belang – op het standpunt dat de onderhavige klacht een civiele aangelegenheid is als gevolg waarvan klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht, dan wel dat de klacht ongegrond is. De echtgenoot van klaagster heeft drie maanden na opzegging van de huurovereenkomst het opleveringsrapport eenzijdig uitgebreid met een aanzienlijke lijst aan vermeende herstelpunten. De notaris is noch in gebreke, noch in de gelegenheid gesteld de herstelpunten te herstellen.

4.2.      Daarnaast heeft de notaris betoogd dat de klacht is verjaard, nu klaagster niet binnen drie jaar een klacht heeft ingediend na bekendheid met de vermeende psychische problemen van de notaris. Klaagster stelt in haar klaagschrift dat zij al snel na het ingaan van de huurovereenkomst kennis heeft genomen van de grote en groeiende psychische problemen van de notaris. Nu de notaris zijn intrek heeft genomen in de woonruimte per 4 augustus 2012 moet het ervoor worden gehouden dat klaagster – ruim gerekend – uiterlijk in december 2012 van zijn vermeende psychische problemen op de hoogte is geraakt. Voorts is op geen enkele wijze komen vast te staan dat de notaris kampt met psychische problemen en is evenmin gebleken dat deze op enigerlei wijze verband zouden houden met de uitoefening van zijn ambt. Klaagster is dan ook wederom niet-ontvankelijk in haar klacht, dan wel is deze ongegrond.

4.3. Voorts betwist de notaris de schades, met uitzondering van de punten 1 tot en met 6 in het eindinspectierapport. Ook hebben klaagster of haar echtgenoot klachten omtrent overlast van de hond nooit aan hem kenbaar gemaakt en presenteert hij zich in privé niet als notaris. Het tuchtrecht wordt thans als pressiemiddel aangewend teneinde betaling te verkrijgen uit hoofde van de huurovereenkomst.

5. De beoordeling

5.1.      Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De Kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

Ontvankelijkheid

5.2.      Anders dan de notaris, is de kamer van oordeel dat handelingen van de notaris in privé – gelet op het bepaalde in artikel 2 Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 – onder omstandigheden ook tuchtrechtelijk laakbaar kunnen zijn. Dit kan onder meer het geval zijn indien het handelen in privé voldoende verband houdt met (de uitoefening van) het ambt van de notaris. Gelet op het vorenstaande kan klaagster dan ook in haar klacht worden ontvangen.

Verjaring

5.3.      Voorts heeft de notaris zich op het standpunt gesteld dat de klachten zijn verjaard, nu klaagster reeds in 2012 op de hoogte moet zijn geraakt van zijn vermeende psychische problemen. Dit verweer faalt eveneens.

5.4.      Artikel 99 lid 15 Wna bepaalt dat een klacht – op straffe van niet-ontvankelijkheid – slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen. Een niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

5.5.      Uit het verhandelde ter zitting en uit de overgelegde stukken volgt dat in ieder geval ook gedragingen van de notaris hebben plaatsgehad in een periode gelegen binnen drie jaar voor indiening van het klaagschrift, zodat klaagster in ieder geval wat betreft die gedragingen in haar klacht kan worden ontvangen. Voor zover de klacht betrekking heeft op gedragingen die zijn gelegen in een periode van meer dan drie jaar voorafgaand aan de indiening van het klaagschrift, is klaagster voor wat betreft die gedragingen niet-ontvankelijk in haar klacht.

Klachtonderdelen a en b

5.6.      Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen lenen deze zich voor een gezamenlijke behandeling.

5.7.      Vast staat dat de notaris bij de gewraakte gedragingen gehandeld heeft als privépersoon. Daarom ligt voor de beoordeling of het handelen van de notaris in privé voldoende verband houdt met (de uitoefening van) het ambt van de notaris dat met deze handelingen het vertrouwen in het notariaat en zijn beroepsuitoefening is geschaad.

5.8.      Ter ondersteuning van de klacht heeft klaagster onder meer bankafschriften in het geding gebracht, waaruit volgt dat de notaris de voor de woning verschuldigde huurpenningen van diverse rekeningen betaalt, waaronder van een rekening van Notarispraktijk [ ] en van een rekening van [  ]. Met de betalingen van de genoemde rekeningen heeft de notaris in ieder geval de schijn gewekt dat de huurbetrekking niet louter een privé aangelegenheid betreft.

Dit neemt niet weg dat de gestelde overlast en de gedragingen met betrekking tot de opzegging van de huur en de eindinspectie van de woning alsmede het onbetaald laten van een deel van de herstelwerkzaamheden zich niet zodanig verhouden tot (de uitoefening van) het ambt van de notaris dat daardoor het vertrouwen in het notariaat en in de beroepsuitoefening door de notaris is geschaad. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de gestelde structurele en ernstige psychische problemen onvoldoende feitelijk zijn onderbouwd. In zoverre is de klacht dus ongegrond.

5.9.      Dat ligt anders voor het feit dat de notaris de onder 1.7 bedoelde brief naar de werkgevers van klaagster en haar echtgenoot heeft gestuurd, kennelijk om hen bij hun werkgevers in diskrediet te brengen. Die handelwijze ‑ die naar het oordeel van de kamer moet worden beschouwd als een vorm van eigenrichting ‑ acht de kamer een notaris onwaardig.

De kamer kan zich gelet op de inhoud van de brief niet aan de indruk onttrekken dat de brief (mede) is ingediend naar aanleiding van het door klaagster geuite voornemen een klachtprocedure te starten tegen de notaris indien deze niet zou betalen. Wat daar overigens van zij, draagt dit ertoe bij dat de reactie van de notaris daarop in de vorm van bedoelde brief het vertrouwen in het notariaat heeft geschaad. Van een notaris mag immers worden verwacht dat hij zich in een mogelijke klachtprocedure ten overstaan van de kamer verweert en overigens ook uitsluitend met middelen die daarvoor betamelijk zijn. De klacht is op dit punt gegrond.

Maatregel

5.10.    De kamer acht het handelen van de notaris dusdanig ernstig dat dit een schorsing in de uitoefening van het ambt rechtvaardigt. Daarbij neemt zij in aanmerking dat de notaris ter zitting in eerste instantie heeft ontkend dat [X] in hoedanigheid van zijn advocaat c.q. gemachtigde heeft gehandeld. Pas nadat de notaris zich geconfronteerd zag met een door de voorzitter uit de klachtbrief van 17 maart 2016 geciteerde passage, heeft de notaris erkend dat [X] bij die gelegenheid als zijn gemachtigde is opgetreden. Vervolgens heeft de notaris er ter zitting geen blijk van gegeven het verwijtbare van zijn handelen in te zien en evenmin enig inzicht getoond in wat betamelijk is.

De kamer acht gelet hierop in beginsel een schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee weken gerechtvaardigd. Aangezien evenwel inmiddels aan de notaris ontslag is verleend, zal geen maatregel worden opgelegd.

Mitsdien wordt als volgt beslist.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

-      verklaart klachtonderdeel a gegrond;

-      legt geen maatregel op;

-      verklaart klachtonderdeel b ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. W.S.J. Thijs, voorzitter, A.H. Schotman, A.M.J.M. Ploumen, Ch.F. Tasseron, en W.R. Bruinink, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Pieterse, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2017.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).