ECLI:NL:TNORAMS:2017:4 Kamer voor het notariaat Amsterdam 612879/NT 16-53 Th 614586/NT 16-59 Th

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2017:4
Datum uitspraak: 09-03-2017
Datum publicatie: 13-03-2017
Zaaknummer(s):
  • 612879/NT 16-53 Th
  • 614586/NT 16-59 Th
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met ontzetting uit het ambt
Inhoudsindicatie:   In de eerste klacht: De kamer rekent het de notaris met name aan dat hij er zich op geen enkele wijze rekenschap van heeft gegeven dat hij de waarnemer niet in de gelegenheid heeft gesteld om zijn werkzaamheden naar behoren te kunnen doen. Daarmee heeft de notaris zijn verantwoordelijkheid gedurende de waarneming ernstig veronachtzaamd. Ook ter zitting heeft de notaris op geen enkele wijze doen blijken van enig besef van zijn eigen rol en verantwoordelijkheid. In plaats daarvan heeft de notaris zich bediend van ongefundeerde ontkenningen en van ongegronde verwijten aan de waarnemer, het BFT, de KNB en de kamer. In de tweede klacht: Naar het oordeel van de kamer illustreren de vastgestelde  normschendingen de lichtvaardige en onzorgvuldige wijze waarop de notaris zijn ambt heeft uitgeoefend. Het handelen en nalaten van de notaris tonen aan dat de notaris onvoldoende besef heeft van de hoge eisen die de maatschappij, mede in het belang van de rechtszekerheid, aan het notariaat stelt. Te allen tijde moet op de deugdelijkheid van het werk van een notaris kunnen worden vertrouwd. Het verweer en de houding van de notaris bij de behandeling van de klacht geven op geen enkele wijze blijk van enig besef van de verantwoordelijkheid die op een notaris rust; de notaris lijkt het verwijtbare van zijn handelen en nalaten niet in te zien en heeft zich mede daardoor volstrekt ongeschikt betoond voor het notarisambt. Hoewel aan de notaris inmiddels op eigen verzoek ontslag is verleend, acht de kamer de normschendingen dusdanig ernstig dat de maatregel van ontzetting uit het ambt passend en geboden is, om een eventuele terugkeer van de notaris in het notariaat te voorkomen. Volgt: twee keer ontzetting uit het ambt.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 9 maart 2017 in de klacht met nummer 612879/NT 16-53 Th van:

  1. Bureau Financieel Toezicht (BFT),

gevestigd te Utrecht,

en

  1. Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB)

gevestigd te ’s Gravenhage;

klagers;

en in de klacht met nummer 614586/NT 16-59 Th van:

Bureau Financieel Toezicht (BFT)

       gevestigd te Utrecht,

      klager;

tegen:

[de notaris] ,

oud-notaris te [plaats],

(hierna te noemen: de notaris) .

1. Ontstaan en loop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

in de zaak met nummer 612879/NT 16-53 Th:

-       klaagschrift met bijlagen van 27 juli 2016;

-       brief met bijlagen van 29 juli 2016 van het BFT , waaronder de brief van de KNB van 28 juli 2016, waaruit blijkt dat de KNB zich heeft gevoegd in de klacht   van het BFT, met name waar het gaat om de (hierna te noemen) klachtonderdelen 1 en 2;

-       producties, door het BFT overgelegd op 18 augustus 2016;

-       verweerschrift met bijlagen, overgelegd op 18 augustus 2016;

-       brief van 11 november 2016 met nadere producties van het BFT;

-       brief van 15 november 2016 met productie van de notaris;

-       nader verweerschrift van 15 december 2016;

in de zaak met nummer 614586/NT 16-59 Th:

-       klaagschrift met bijlagen van 25 augustus 2016;

-       verweerschrift van 15 december 2016.

Bij de mondelinge behandeling van de klachten op 19 januari 2017 zijn verschenen: namens het BFT: mrs. M.A. Drenth en Y. Oortwijn-Schilthuizen en D. van der Veer RA; namens de KNB: mrs. S.G. Groenhof en H.P. Kuijpers. Partijen hebben het woord gevoerd, het BFT in de zaak 612879/NT 16-53 Th aan de hand van een pleitnota. In de zaak 614586/NT 16-59 Th heeft de notaris het woord gevoerd aan de hand van een pleitnota-afscheidsnota. Uitspraak is bepaald op heden.

2. De feiten

De kamer gaat bij de beoordeling van de klachten uit van de volgende van belang zijnde feiten en omstandigheden:

2.1 Het BFT heeft ingevolge artikel 110 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) onderzoeken ingesteld bij de notaris. Deze onderzoeken vonden plaats met ingang van 5 oktober 2015 en betroffen zowel een onderzoek naar de financiële situatie van het notariskantoor als een onderzoek naar de kwaliteit en integriteit.

2.2 Het financiële onderzoek is op 2 februari 2016 afgesloten. Op 11 februari 2016 heeft het BFT de conceptrapportage aan de notaris gezonden, waarop deze in een brief van 16 februari 2016 heeft gereageerd. Het definitieve rapport (hierna: rapportage 1) dateert van 23 maart 2016 en is op dezelfde dag aan de notaris gezonden.

2.3 Het onderzoek naar kwaliteit en integriteit is op 31 mei 2016 afgesloten.

Op 23 juni 2016 heeft het BFT de conceptrapportage aan de notaris gezonden, waarop deze in een brief van 22 juli 2016 heeft gereageerd. Het definitieve rapport (hierna: rapportage 2) dateert van 27 juli 2016 en is op dezelfde dag aan de notaris gezonden.

2.4 Met ingang van 16 juni 2016 te 16:30 uur heeft de fungerend voorzitter van de kamer de notaris op grond van artikel 26 lid 1 sub b Wna geschorst in de uitoefening van het ambt.

2.5 Bij beslissing van 7 juli 2016 heeft de kamer voornoemde voorzittersbeslissing ingevolge artikel 27 Wna bekrachtigd, in zoverre dat de schorsing op grond van artikel 26 lid 4 Wna eindigt drie maanden na ingang daarvan, behoudens verlenging door de kamer telkens voor de duur van drie maanden.

2.6 Op 10 juli 2016 heeft de notaris buiten wetenschap van de waarnemer in een e-mailbericht aan een cliënt gecorrespondeerd over de levering van een woning [  ] ; op 15 juli 2016 heeft de notaris de cliënt de aflosnota, de concept leveringsakte en de nota van afrekening gestuurd.

2.7 Op 18 juli 2016 heeft het BFT samen met de waarnemer, [naam] (hierna: de waarnemer), het notariskantoor bezocht naar aanleiding van het signaal van de waarnemer over het ontbreken van de server (met daarop de digitale gegevens over de onderneming en het protocol), monitoren en dossiers.

2.8 Op 18 juli 2016 is op de kwaliteitsrekening een bedrag van € 36.690,00 bijgeschreven inzake de leveringsakte van de woning [ ]. De waarnemer heeft aan het BFT verklaard dat de zaak hem onbekend was en dat hij de notaris niet had verzocht deze zaak aan te nemen.

2.9 Op 21 juli 2016 heeft de notaris aan cliënten in het kader van de aanvraag van een offerte onder meer bericht: “(..) gelet externe omstandigheden kan ik thans terzake de door u voorgenomen aankoop van (weer) een woning verzorgen de volledige juridische aankoopbegeleiding met alle bijbehorende advisering waaronder uitdrukkelijk begrepen het opstellen van de (voorlopige) koopovereenkomst, het opstellen van ontwerpakten met advisering respectievelijk uitleg ervan alsmede een (onderhands) samenlevingscontract voor een bedrag van € 750,00 exclusief 21% btw; het (slechts) verlijden van de leverings- alsmede hypotheekakte kan dan plaatsvinden bij die door verkoper aanbevolen notaris.”

2.10 Bij vonnis van 26 juli 2016 is de coöperatie [ ], statutair gevestigd te [ ] ‑ binnen welke coöperatie het notariskantoor van de notaris werd gedreven -  op eigen aangifte in staat van faillissement verklaard. Tot curator is benoemd mr. D.M. van Geel (hierna: de curator). 

2.11 Bij beslissing van 8 september 2016 heeft de fungerend voorzitter van de kamer de notaris, naast een schorsing op grond van de artikelen 106 lid 1 en 26 lid 1 Wna met ingang van 8 september 2016, de volgende ordemaatregelen opgelegd:

  • een verbod toegang tot het kantoor en de (daarbuiten gelegen) opslagruimten gedurende de tijd dat hij in de uitoefening van zijn ambt is geschorst, behoudens de toegang die hem hetzij door de waarnemer zal worden verleend ten aanzien van de door deze te verrichten werkzaamheden, hetzij door de curator in verband met diens werkzaamheden ten behoeve van de boedel van  [de coöperatie]  (waaronder begrepen de tijdige ontruiming van het kantoor);
  • herstel digitale toegang automatiseringssysteem uiterlijk op 12 september 2016 voor zowel de waarnemer als de curator;
  • gebod om uiterlijk op 15 september 2016 een back-up te maken van zijn (notariële) automatiseringssysteem per de datum van zijn schorsing (16 juni 2016), zodanig - kort gezegd - dat de waarnemer zijn werkzaamheden kan verantwoorden in deze back-up en onafhankelijk van de notaris zijn werkzaamheden kan verrichten met een door de KNB te verstrekken kantoorlicentie;
  • gebod om in overleg en in samenwerking met de waarnemer en de curator, alle  documentatie behorende tot het protocol en de overige notariële bescheiden uit het kantoor van de notaris (en de externe opslagruimten) weg te (laten) halen en te overhandigen aan de waarnemer.

2.12 Bij uitspraak van de kamer van 15 september 2016 is de schorsing van de notaris op grond van artikel 26 lid 4 Wna met drie maanden verlengd.

2.13 Bij beslissing van de kamer van 6 oktober 2016 is de beslissing van de voorzitter van 8 september 2016 bekrachtigd.

2.14 Bij Koninklijk Besluit van 29 oktober 2016 is met ingang van 15 november 2016 aan de notaris op eigen verzoek ontslag verleend.

3. De klacht in de zaak met nummer 612879/NT 16-53 Th

Het BFT heeft een klacht ingediend die bestaat uit drie klachtonderdelen. De KNB heeft zich gevoegd voor de klachtonderdelen 1 en 2:

Klachtonderdeel 1 : de notaris weerhoudt zijn waarnemer ervan zijn werkzaamheden naar behoren te kunnen verrichten

3.1 De notaris heeft in strijd gehandeld met (de toelichting op) artikel 11 van de

Verordening overdracht protocol, artikel 38 Wna en artikel 2 Verordening beroeps- en gedragsregels 2011(hierna: Vbg). De notaris heeft immers de waarnemer niet de benodigde inlichtingen verschaft en niet in staat gesteld zijn taak op het notariskantoor met gebruik van alle apparatuur uit te voeren. De notaris heeft de waarnemer geen digitale toegang verleend tot het automatiseringssysteem; de notaris heeft de waarnemer geen inzicht in de bewaringspositie verschaft.

Voorts heeft hij de waarnemer geen werkende alarmcode verstrekt voor de toegang tot het kantoor en heeft hij er niet voor gezorgd dat akten op het eerste verzoek van de waarnemer werden ingeschreven in het Centraal Digitaal Repertorium.

Klachtonderdeel 2 : de notaris oefent onbevoegd het notarisambt uit

3.2 De notaris heeft onbevoegd het notarisambt uitgeoefend. Hij had niet zonder toestemming en slechts in overleg met de waarnemer rechtstreeks met cliënten mogen communiceren alsmede stukken mogen opstellen en opvragen (bij de bank). Dat de notaris de cliënt inzake de levering van een woning in Amsterdam op de hoogte bracht van de schorsing, doet hieraan niets af. De waarnemer heeft voor de handelingen geen toestemming en/of opdracht gegeven, zodat de notaris, gelet op zijn onbevoegdheid, handelde in strijd met artikel 29, zevende lid, juncto artikel 2 Wna. Als een geschorste notaris, ondanks zijn onbevoegdheid daartoe, doorgaat met het verrichten van ambtshandelingen worden de belangen van derden geschaad, hetgeen onder meer in strijd is met artikel 2 Vbg.

Klachtonderdeel 3 : de notaris verstrekt zijn bewaringspositie niet

3.3 Het BFT heeft ondanks herhaald verzoek geen actueel overzicht van de bewaringspositie ontvangen van de notaris. De verplichting om een overzicht van de bewaringspositie te verstrekken rust op de notaris, omdat de waarnemer door de (voorzitter van de) kamer voor het notariaat met verwijzing naar artikel 11 Verordening overdracht protocol is ontheven van de verplichtingen als vermeld in de artikelen 2 tot en met 4 van de Verordening overdracht protocol. Door op 13 juli 2016 en in de periode daarna geen overzicht van de bewaringspositie aan het BFT te (kunnen) verstrekken, heeft de notaris niet voldaan aan artikel 24, vijfde lid, Wna, artikel 2 Administratieverordening, artikel 2 Regeling op het notarisambt en artikel 5:20 Algemene Wet Bestuursrecht. De belangen van derden kunnen daardoor niet worden gewaarborgd.

4. De klacht in de zaak met nummer 614586/NT 16-59 Th

Op basis van de onderzoeken ex artikel 110 lid 1 Wna (zowel in het kader van het financiële als in het integrale toezicht) heeft het BFT een klacht ingediend, die bestaat uit 10 klachtonderdelen:

Klachtonderdeel 1 : S chending van artikel 40 lid 2 sub e Wna (nietige akte):

4.1 In strijd met artikel 40 lid 2 sub e Wna vermeldt de hypotheekakte, op 10 maart 2015 verleden door de notaris (bijlage 4, rapportage 2), niet de plaats waar de akte is verleden. Hierdoor mist de akte ingevolge artikel 40 lid 4 Wna authenticiteit en voldoet zij niet aan de vormvoorschriften van een notariële akte.

Klachtonderdeel 2 : Schending van artikel 42 Wna (tolk en taal akte):

4.2 A. Op 12 augustus 2014 heeft de notaris de akte van oprichting EU China Hencheng International Trade & Investment B.V. gepasseerd. De beide oprichters zijn volgens de akte verschenen en hebben de akte ondertekend. Het BFT heeft geconstateerd (in 4.1.1. van rapportage 2) dat de oprichters (in dossiers 20736 en 20746) in China zijn geboren of zijn gevestigd, in China woonachtig of gevestigd zijn en een buitenlands paspoort bezitten. In dossier 20736 is de gevoerde correspondentie met de adviseur in het Engels. Het BFT heeft in het dossier geen onderzoek naar, of correspondentie met de oprichters aangetroffen. De akten zijn in de Nederlandse taal gepasseerd en bij het passeren was geen tolk aanwezig. De notaris heeft niet aangetoond dat in deze dossiers de oprichters de Nederlandse taal voldoende machtig waren. Van de bijstand van een tolk, zo mogelijk beëdigd vertaler, zoals artikel 42 Wna voorschrijft, is niet gebleken. Het niet mede laten verschijnen van een tolk, dan wel het niet vermelden van het medeverschijnen van de tolk in de notariële akte is in strijd met artikel 42 Wna.

B. Op 21 november 2014 heeft de notaris een akte in de Franse taal gepasseerd terwijl hij aan het BFT heeft verklaard de Franse taal onvoldoende te beheersen. Volgens artikel 42 Wna is de hoofdregel dat de akte wordt verleden in de Nederlandse taal. Indien partijen zulks verlangen, wordt de akte verleden in een vreemde of de Friese taal mits de notaris die taal voldoende verstaat en begrijpt. Aangezien de notaris de Franse taal niet voldoende verstaat en begrijpt en wel een akte in de Franse taal passeert, heeft de notaris artikel 42 Wna overtreden.

Klachtonderdeel 3 : Schending van artikelen 17 Wna, 2 en 3 Vbg 2011 en 3, 8 en 16 Wwft (onderzoeksplicht en naleving van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna: Wwft): nalaten van cliëntenonderzoek terwijl er risico indicatoren aanwezig waren die mogelijk duiden op faillissementsfraude; schending meldingsplicht ongebruikelijke transacties)

4.3 Ten aanzien van de onderzochte dossiers inzake de oprichtingen van besloten vennootschappen (onderdelen 4.1.1. en 4.1.4. van rapportage 2) heeft het BFT geconstateerd dat de notaris onbekend is met de reden en het motief van de betreffende buitenlandse partijen om juist een Nederlandse bv op te richten. Uit de dossiers blijkt niet dat de notaris contact heeft gehad met de oprichters. Er is sprake van een tussenpersoon die de opdracht aan de notaris verstrekt en waarmee de correspondentie wordt gevoerd.

De notaris heeft geen vragen gesteld aan partijen of nader onderzoek gedaan naar de oprichtingen, terwijl de oprichters, tevens de eerste bestuurders van de opgerichte bv’s, inzake dossiers 20736, 20746 en 21450 zijn geboren of gevestigd in China, ten tijde van het passeren woonachtig of gevestigd zijn in China en allen in het bezit zijn van een buitenlands paspoort. Daarnaast is de notaris met betrekking tot dossier 21450 niet bekend met de reden dat partijen er voor kiezen om als geplaatst kapitaal € 50.000,- of  € 100.000,- op te nemen in de akten en is niet onderzocht of de volstortingen door de oprichters daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.

4.4 Ten aanzien van drie onderzochte dossiers inzake de leveringen van aandelen (onderdeel 4.1.3. van rapportage 2) heeft het BFT geconstateerd dat de notaris voldoende signalen had om (nader) onderzoek te verrichten naar het motief en de reden van partijen om deze transacties aan te gaan en onderzoek te verrichten naar de koopprijs van € 1 voor de aandelenpakketten.

Door na te laten nader onderzoek in te stellen, terwijl hiervoor volgens het BFT wel signalen aanwezig waren, heeft de notaris zijn onderzoeksplicht en zorgplicht geschonden en artikel 17 Wna en artikel 2 en 3 Vbg 2011 overtreden.

4.5 In de dossiers (onderdelen 4.1.1., 4.1.3. en 4.1.4. van rapportage 2) zijn geen

risicoprofilering en cliëntmonitoring (doel en beoogde aard van de zakelijke relatie/transacties vast te stellen) of documentatie met betrekking tot verscherpt

cliëntonderzoek aangetroffen, terwijl daarvoor volgens het BFT alle reden voor bestond. Door dit na te laten heeft de notaris artikelen 3 lid 1, 3 lid 2 letters b, c en d en 8 lid 1van de Wwft overtreden.   

4.6 Daarnaast had de notaris, zoals blijkt uit de onderdelen 4.1.3. en 4.1.4. van rapportage 2, in de hiervoor vermelde dossiers meldingen van ongebruikelijke transacties moeten doen. Onder andere is het algemeen bekend dat aandelentransacties voor lage bedragen, zoals € 1, met de aanwezigheid van schulden zeer risicovol zijn en dat deze constructies veelvuldig (kunnen) worden gebruikt om faillissementsfraude te plegen. Door dit na te laten, heeft de notaris gehandeld in strijd met artikel 16, eerste lid, Wwft, aldus het BFT.

Klachtonderdeel 4 : Schending van artikel 43 Wna (zorgplicht, informatieplicht en ‘Belehrungspflicht’):

4.7 In de onderdelen 4.1.1. en 4.1.4. van rapportage 2 heeft het BFT geconstateerd dat in de dossiers 20736, 20746 en 21450 (oprichtingen bv’s) correspondentie met de oprichters in de genoemde dossiers in het geheel ontbreekt en geen aantekeningen of andere notities zijn aangetroffen. De oprichters, tevens de eerste bestuurders van de opgerichte bv’s, zijn geboren of gevestigd in China, zijn ten tijde van het passeren woonachtig of gevestigd in China en zijn allen in het bezit van een buitenlands paspoort. Uit de dossiers blijkt niet of de notaris partijen heeft geïnformeerd of heeft ‘belehrt’ over de inhoud en de gevolgen van de akte of partijen heeft gewezen op mogelijke risico’s.

In de dossiers waarbij door Chinese cliënt(en) één of meerdere besloten vennootschappen worden opgericht, ontbreekt correspondentie met de oprichters en zijn geen aantekeningen of andere notities inzake de inhoud en de gevolgen of mogelijke risico’s van de akte aangetroffen. Niet blijkt dat de oprichters tijdig te voren de gelegenheid geboden kregen van de inhoud van de akten kennis te nemen. De notaris heeft niet voldaan aan zijn zorgplicht, informatieplicht en Belehrungspflicht conform artikel 43 Wna, aldus het BFT.

Klachtonderdeel 5 : Schending artikelen 17 en 23 Wna, Reglement rechercheren registergoederen en Beleidsregel tijdstip uitbetaling gelden (rechercheplicht en uitbetaling gelden)

4.5 In dossier 21360 betreffende een leverings- en hypotheekakte, verleden op 17 augustus 2015 is geen narecherche in het Centraal Curatele en Bewind Register (CCBR) en het Centraal Insolventieregister (CIR) aangetroffen. In dossier 21424 betreffende een leverings- en hypotheekakte, verleden op 6 augustus 2015 is geen eerste recherche en geen herrecherche in het CCBR en het CIR aangetroffen en ontbreekt de kadastrale narecherche, terwijl de gelden wel zijn uitbetaald.

Met het uitbetalen van de gelden, terwijl de verplichte recherches niet zijn verricht en/of de notaris niet kan aantonen dat de verplichte recherches zijn verricht, heeft de notaris volgens het BFT gehandeld in strijd met artikel 17 Wna, artikel 23 Wna, artikelen 1 en 2 van het Reglement rechercheren registergoederen, de Beleidsregel tijdstip uitbetaling van gelden en het arrest van de Hoge Raad HR 30 januari1981, ECLI:NLHR:1981:AG4140.

Klachtonderdeel 6 : Schending van artikelen 17 en 41 Wna (zorgvuldigheid tekst akte en dossiervoering)

4.5 A. Onzorgvuldigheid tekst akte:

In onderdeel 4.3. van rapportage 2 heeft het BFT geconstateerd dat in de akten met repertoriumnummers 3676, 3680, 3683, 4024 en 4271 regels zijn opengebleven, zodat de tekst van de akte niet ononderbroken doorloopt. De betreffende regels zijn niet afgelijnd.

Bij de akte met repertoriumnummer 4271 is de laatste pagina twee keer afgedrukt (pagina 6 en 7) en aangehecht, waarbij pagina 6 niet is afgelijnd en is ondertekend en pagina 7 wel is afgelijnd en niet is ondertekend.

Bij de akten met repertoriumnummers 3829, 4053 en 4072 heeft het BFT geconstateerd dat de bladen van de akten zodanig zijn afgedrukt en gehecht, dat hele pagina’s open zijn gebleven waardoor de tekst van de akten niet ononderbroken doorloopt. De opengebleven en onbeschreven vakken zijn daarbij niet onbruikbaar gemaakt.

Op grond van artikel 41 lid 1sub b en c Wna dient de tekst van een akte zoveel mogelijk ononderbroken door te lopen en dienen ruimten die zijn opengebleven en

onbeschreven vakken vóór de ondertekening voor beschrijving onbruikbaar te worden gemaakt. Door genoemde pagina’s en regels in de akten open te laten en niet onbruikbaar te maken of af te lijnen, heeft de notaris onzorgvuldig gehandeld en niet voldaan aan de eisen genoemd in artikel 41 lid 1sub b en c Wna.

B. Onzorgvuldige dossiervoering

In de onderdelen 4.1.1., 4.1.2. en 4.1.3. van rapportage 2 heeft het BFT geconstateerd dat in de dossiers 20746 en 21148 documentatie is aangetroffen die geen verband met de transactie had. Met betrekking tot dossier 20746 betreft dit de oprichtingsakte East Holland Import and Export B.V. en de ‘deed of identification’.

In dossier 21148 zijn kopieën van Personal Data Card gegevens van de heer [A] en de heer [B] aangetroffen, terwijl de heren [A en B] volgens de notaris geen partij zijn bij de akten in het dossier en zij hierin geen rol en betrokkenheid hadden.

In de dossiers 20736 en 20746 ontbreekt correspondentie met de oprichters alsmede aantekeningen en (telefoon-)notities. Aantekeningen en (telefoon-)notities ontbreken tevens in dossier 21148. Met betrekking tot dossier 20964 stelt de notaris dat correspondentie wel aanwezig zou moeten zijn, echter het BFT heeft de correspondentie niet aangetroffen en deze correspondentie is niet door de notaris verstrekt.

De notaris beschikt niet over deugdelijk ingerichte dossiers, zodat hij handelt in strijd met artikel 17, eerste lid, Wna. De notaris verzaakt aldus te waarborgen dat de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid worden behartigd (zie ook Gerechtshof Amsterdam 4 februari 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:265).

Klachtonderdeel 7 : Schending van artikelen 13 en 17 Wna (bijkantoor en schijn van partijdigheid):

4.7 A. Op grond van artikel 13 Wna mag een notaris buiten zijn plaats van vestiging ambtelijke werkzaamheden verrichten. Een notaris is echter niet bevoegd buiten zijn plaats van vestiging bijkantoren te hebben. Van een bijkantoor kan sprake zijn indien meer dan één procent van het aantal akten buiten de plaats van vestiging wordt gepasseerd (norm zie Hof Amsterdam, 2 juni 2005,ECLI:NL:GHAMS:2005:AT7572).

De notaris, die in [ ] was gevestigd, passeerde in de periode van 1 januari tot en met 22 september 2015 798 akten. Van de onderzochte minuutakten (zie het overzicht onder 4.5. van rapportage 2) heeft de notaris:

• 11% gepasseerd in Den Haag:

• 4,14% gepasseerd op Schiphol:

• 2,76 % gepasseerd in Rijswijk (Zuid Holland): en

• 10,4% gepasseerd in Amsterdam.

Gezien de aantallen akten die zijn gepasseerd buiten de plaats van vestiging kan worden gesproken van een bijkantoor te Den Haag, Schiphol, Rijswijk en Amsterdam. De notaris handelt daarmee volgens het BFT in strijd met artikel 13 Wna.

B. In het onderdeel 4.5. van rapportage 2 heeft het BFT op grond van de agenda van de notaris geconstateerd dat de notaris in vier afzonderlijke dossiers op vier verschillende data in 2015 oprichtingsakten heeft gepasseerd in Den Haag op het adres [ ]van dienstverlener AFIA Administratie en Belastingen en dat de notaris op 1 oktober 2015 de leverings- en hypotheekakte heeft gepasseerd met repertoriumnummers 4491, 4492 en 4493 op het adres [ ] van makelaar [ ]. Dit is de makelaar van de verkoper.

Met het passeren van een akte op het kantoor van de makelaar van de verkoper en het passeren van akten op het adres van dienstverlener AFIA Administratie en Belastingen, heeft de notaris gepasseerd op niet-neutraal terrein. Daardoor heeft de notaris niet voorkomen dat de schijn kon worden gewekt dat hij als notaris niet meer boven partijen staat, ongeacht of dit heeft plaatsgevonden op verzoek van partijen. De notaris handelde daarmee in strijd met artikel 17 Wna en de norm neergelegd in de uitspraak van het Hof Amsterdam van 22 juni 1995, nr. 817/94 Not (WPNR 95/6197).

Klachtonderdeel 8 : Schending van artikelen 17, 22, 23 en 25 Wna, artikel 6 Administratieverordening en artikelen 3, 8 en 35 Wwft (structuur kantoor, betalingsbevoegdheid bijzondere bankrekeningen, verzekering en naleving risicobeleid/procedures en opleidingsverplichting Wwft):

4.8 A. Met ingang van oktober 2015, na het vertrek van mr. [ ] als medebestuurder, was de notaris het enige (bestuurs)lid van de coöperatie. De heer [X] was benoemd tot commissaris.

De notaris heeft verzuimd aan te tonen of informatie te verstrekken in hoeverre wordt voldaan aan de artikelen 17 en 22 Wna, dat wil zeggen of de notariële praktijk in de vorm van een coöperatie, voldeed aan de eis dat de bestuurder (dan wel zijn waarnemer) van de notariële praktijk te allen tijde notaris dient te zijn en de eis dat er sprake dient te zijn van vertrouwelijkheid van informatie.

B. Het is het BFT gebleken dat [X] zelfstandig betalingsbevoegd was ten aanzien van de kwaliteitsrekening, hetgeen in strijd is met artikel 25 Wna juncto (de toelichting op) artikel 6 Administratieverordening. Daarnaast was in strijd met artikel 23 Wna juncto 15 Vbg 2011 geen geldswaarden- en fraudeverzekering afgesloten.

C. In het onderdeel 4.4. van rapportage 2 heeft het BFT opgemerkt dat de notaris en zijn medewerkers geen opleiding hebben genoten in het kader van de Wwft. Tevens ontbrak een vastgelegd risicobeleid/procedure ten aanzien van het doen van meldingen en ten aanzien van cliënten en werd geen risicoprofiel van cliënten in het kader van de Wwft gemaakt. De aanname van nieuwe cliënten vond ook niet plaats op basis van een risicoprofiel. Daarmee heeft de notaris de artikelen 3, 8 en 35 van de Wwft overtreden.

Klachtonderdeel 9 : Schending artikel 24 Wna juncto artikelen 2 en 9 Administratieverordening (geen adequate financiële privéadministratie)

4.9 De notaris heeft in strijd met artikel 24 Wna juncto (de toelichting bij) artikelen 2 en 9 Administratieverordening gehandeld door na te laten zijn financiële privébescheiden op zodanige wijze te archiveren dat de volledigheid was gewaarborgd en te allen tijde op eenvoudige wijze zijn rechten en verplichtingen konden worden gekend, mede in verband met de verplichting tot opstelling van privévermogen en inkomen.

Klachtonderdeel 10 : Schending overige normen (zie rapportage 1 onder 5.1., 5.2. en 6.2. en bevinding rapportage 2 onder 4.1.2)

4.10 Tot slot heeft de notaris in strijd gehandeld met:

A. artikelen 24 Wna en artikel 19, derde lid, Algemene Wet inzake Rijksbelasting

(AWR): geen tijdige afdracht overdrachtsbelasting

In het onderdeel 5.1 van rapportage 1 heeft het BFT geconstateerd dat sprake was van diverse posten openstaande overdrachtsbelasting die zijn ontstaan vanaf het jaar 2013. Op 30 september 2015 was nog steeds sprake van oude openstaande posten overdrachtsbelasting uit het jaar 2013 en 2014. Tevens heeft het BFT  geconstateerd dat in december 2014 diverse posten overdrachtsbelasting zijn betaald die ouder waren dan vier weken. Tenslotte blijkt uit het saldo van de overdrachtsbelasting per 30 september 2015 dat ook de meest recente posten overdrachtsbelasting te laat worden afgedragen. Met het te laat afdragen van overdrachtsbelasting is door de notaris niet voldaan aan artikel 24 Wna juncto artikel 19, derde lid, AWR.

B. artikel 110 Wna juncto 5:20 Algemene wet bestuursrecht (Awb): geen medewerking verleend aan het BFT

Uit onderdeel 4.1.2. van rapportage 2 blijkt dat het BFT de notaris op 11 april en 12 mei 2016 heeft verzocht een kopie van het dossier 20964 te verstrekken. Per brief d.d.12 mei 2016 is het dossier door het BFT gevorderd. De notaris heeft het dossier niet aan het BFT verstrekt.

Zoals blijkt uit onderdeel 5.2. van rapportage 1 is gedurende het onderzoek de notaris verzocht bij de bankinstelling een schriftelijke bevestiging op te vragen van de kwaliteitsrekening [ ], waaruit blijkt dat dit een rekening is als bedoeld in artikel 25 van de Wna en verzocht deze bevestiging aan het BFT te

verstrekken. De notaris heeft deze schriftelijke bevestiging niet aan het BFT verstrekt.

Aan het BFT is ingevolge artikel 110 Wna de taak opgelegd toezicht te houden op de nakoming van de (financiële) verplichtingen die bij of krachtens de Wet op het notarisambt aan de notarissen worden opgelegd. Het tekortschieten door de notaris, belemmert het BFT in het effectief toezicht houden op de notaris, omdat het BFT zonder de juiste gegevens niet tijdig kan handelen, hetgeen belangrijk is voor het functioneren van het notariaat, waaronder zowel de financiële aspecten als de kwaliteit en de integriteit. Door het niet verstrekken van (herhaaldelijk) opgevraagde documentatie heeft de notaris in strijd gehandeld met de artikelen 110 en 111 a Wna juncto artikel 5:20 Awb.

5. Het verweer

Voor zover van belang wordt hierna op het verweer van de notaris ingegaan.

6. De beoordeling

6.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

in de klacht met nummer 612879/NT 16-53Th:

Klachtonderdeel 1

6.2 Op de zitting heeft het BFT verklaard dat de digitale toegang tot de server nog steeds niet is hersteld, hetgeen de waarnemer heeft bevestigd. De belangen van cliënten worden daardoor nog steeds geschaad, akten kunnen nog steeds niet worden ingeschreven en de Belastingdienst kan niet worden betaald omdat de waarnemer geen inzage heeft in de overige administratie. Ook is de afgifte van afschriften niet mogelijk.

De notaris heeft desgevraagd verklaard dat hem niet bekend is dat de server zou zijn verkocht aan Robuco Invest B.V. en dat de curator met een beroep op de Pauliana heeft getracht dit terug te draaien. Omdat hij niet op kantoor mocht komen heeft hij er verder geen invloed op kunnen uitoefenen en gemeend dat geen bericht, goed bericht was, aldus de notaris.

De notaris ontkent voorts dat er geen werkende alarmcode aan de waarnemer zou zijn verstrekt; hem was niet bekend dat de alarmcode gewijzigd zou zijn; de verklaring van de waarnemer daarover is naar zijn mening dan ook onjuist. 

6.3 De kamer oordeelt als volgt. De notaris is verantwoordelijk voor de continuïteit van de notariële dienstverlening in het belang van de zekerheid van het rechtsverkeer en dient ervoor te zorgen dat de (zware) waarnemer over alle gegevens kan beschikken die nodig zijn om de waarneming ten behoeve van de cliënten naar behoren te verrichten. Het is de kamer niet gebleken van enige inspanning van de kant van de notaris om de waarnemer in staat te stellen zijn werkzaamheden naar behoren uit te voeren, terwijl het mede gelet op de beslissing van 8 september 2016 (zie hiervoor onder 2.11) bij de notaris bekend verondersteld mag worden dat de waarnemer geen toegang had tot de server. Dit klachtonderdeel zal dus gegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 2

6.4 Ingevolge artikel 29 lid 7 Wna is een notaris onbevoegd met betrekking tot zijn eigen protocol het notarisambt uit te oefenen, zolang de waarnemer bevoegd is. Het ambt van notaris houdt in de bevoegdheid om authentieke akten te verlijden in de gevallen waarin de wet dit aan hem opdraagt of waarin een partij zulks van hem verlangt alsmede het verrichten van andere in de wet aan hem opgedragen werkzaamheden (artikel 2 Wna).

Vast staat dat de notaris buiten medeweten en goedvinden van de waarnemer contact heeft gehad met cliënten en deze ook zelf heeft benaderd. In (onder meer) het e-mailbericht van de notaris van 21 juli 2016 (zie hiervoor onder 2.9) wekt de notaris (ruim een maand na zijn schorsing) de indruk dat hij nog beschikt over een kantoor dat notariële diensten verleent. Hij biedt aan tegen betaling ontwerpakten (en een samenlevingscontract) op te stellen, welke akten ‘slechts’ nog moesten worden verleden bij de door de verkoper aanbevolen notaris.  De notaris suggereert daarmee dat die ‘door verkoper aanbevolen notaris’ alleen nog zijn handtekening zou hoeven zetten, terwijl hij weet ‑ althans behoort te weten ‑ dat een andere notaris mede gelet op diens eigen zorgplicht de door de notaris opgestelde ontwerpakten niet zonder meer zal overnemen, nog afgezien van alle andere bijkomstige notariële werkzaamheden die bij een overdracht door die andere notaris moeten worden verricht.

Hoewel van het verlijden van authentieke akten door de geschorste notaris geen sprake is geweest, beschouwt de kamer het in voornoemde zin aanbieden van diensten, meer in het bijzonder het opstellen van authentieke akten, gedurende de schorsing als het onbevoegd uitoefenen van het notarisambt, zodat ook het tweede klachtonderdeel gegrond is.

Klachtonderdeel 3  

6.5 Het BFT heeft ter zitting verklaard dat het laatste overzicht van de bewaringspositie van de notaris dateerde van 14 juni 2016. Dat overzicht was positief. De notaris heeft in het gesprek met het BFT op 13 juli 2016 toegezegd een actueel overzicht te verstrekken, maar die toezegging heeft hij geen gestand gedaan. Dit klachtonderdeel is dus gegrond.

Het verweer van de notaris dat sprake zou zijn van ‘inquisitie’ van het BFT en een tekortschieten van het toezicht van het BFT, hetgeen zou blijken uit de brief van het BFT van 12 september 2016, gericht aan de kamer voor het notariaat te Den Haag, legt de kamer naast zich neer. Deze brief ‑ die abusievelijk naar de notaris is verzonden ‑ ziet niet op de specifieke situatie van de notaris, maar moedigt in algemene zin aan - kort gezegd - dat de kamers en het BFT tot een ‘protocol’ komen in spoedsituaties.

Conclusie

6.6 Op grond van het voorgaande stelt de kamer vast dat de notaris de in artikel 93 Wna geformuleerde tuchtnorm heeft overtreden. De kamer rekent het de notaris met name aan dat hij er zich op geen enkele wijze rekenschap van heeft gegeven dat hij de waarnemer niet in de gelegenheid heeft gesteld om zijn werkzaamheden naar behoren te kunnen doen. Daarmee heeft de notaris zijn verantwoordelijkheid gedurende de waarneming ernstig veronachtzaamd. Ook ter zitting heeft de notaris op geen enkele wijze doen blijken van enig besef van zijn eigen rol en verantwoordelijkheid. In plaats daarvan heeft de notaris zich bediend van ongefundeerde ontkenningen en van ongegronde verwijten aan de waarnemer, het BFT, de KNB en de kamer. Hoewel aan de notaris inmiddels op eigen verzoek ontslag is verleend, is de kamer van oordeel dat ontzetting uit het ambt passend en geboden is, teneinde een eventuele terugkeer van de notaris in het notariaat te voorkomen.

in de klacht met nummer 614586/NT 16-59 Th

Klachtonderdeel 1

6.7 Vast staat dat in de hypotheekakte, verleden door de notaris op 10 maart 2015 met nummer 2014r21.070, de plaats van passeren niet is vermeld. Dit klachtonderdeel is dus gegrond.

Klachtonderdeel 2 (A en B)

6.8 A. Niet gebleken is dat de Chinese oprichters van de vennootschap de Nederlandse taal machtig waren, zoals de notaris ter zitting heeft aangevoerd. In een van de betrokken dossiers heeft het BFT uitsluitend correspondentie in het Engels met een tussenpersoon aangetroffen. Met het BFT is de kamer van oordeel dat indien buitenlandse partijen bij de akte de Nederlandse taal machtig zijn, dit in het dossier terug te vinden moet zijn. Nu gegevens hieromtrent in het dossier ontbreken en in het dossier slechts correspondentie in het Engels is terug te vinden acht de kamer aannemelijk dat de Chinese oprichters de Nederlandse taal niet machtig waren. Dit betekent dat ingevolge artikel 42 Wna een tolk aanwezig had moeten zijn bij het passeren van de akte, die de akte mede had moeten ondertekenen. Dit klachtonderdeel is dus gegrond.

B. Ter zitting heeft de notaris verklaard dat hij de Franse taal weliswaar niet zo goed machtig is als de Engelse, maar dat hij de Franse taal voldoende beheerst.

Dit verweer overtuigt de kamer echter niet, gelet op de eerdere schriftelijke verklaring van de notaris van 6 oktober 2015, dat hij naast het Nederlands alleen de Engelse taal voldoende beheerst. Ook dit klachtonderdeel is gegrond.

Klachtonderdeel 3

6.9 Uit de desbetreffende dossiers is op grond van het door het BFT verrichte onderzoek niet gebleken van een zelfstandig onderzoek van de notaris naar de juistheid van de informatie die hij in de desbetreffende akten heeft opgenomen. Ter zitting heeft het BFT verklaard dat het verwijt ten aanzien van de koopprijs voor de aandelenpakketten (€ 1,-) aldus dient te worden opgevat dat in de dossiers geen stukken ter onderbouwing voor deze prijs zijn aangetroffen, terwijl nader onderzoek  daarnaar in de rede had gelegen. Aandelentransacties voor lage bedragen zijn immers zeer risicovol, omdat de desbetreffende ondernemingen kunnen worden gebruikt om faillissementsfraude te plegen. Door gebrek aan informatie in het dossier kunnen de zogenoemde risico indicatoren niet worden getoetst.

De notaris heeft ter zitting aangevoerd dat in de akte is omschreven hoe de transacties tot stand zijn gekomen; de akten zijn zijns inziens een uitvloeisel van het dossier (waarvan hij zich overigens niet kan voorstellen dat daarin niets is vermeld). Op de vraag van de kamer of de notaris heeft geverifieerd of volstorting van de aandelen had plaatsgevonden, heeft de notaris geantwoord dat partijen aan hem hebben verklaard dat zij de aandelen zouden volstorten. Deze verweren baten de notaris niet. De kamer acht ook dit klachtonderdeel gegrond, met uitzondering van de schending van het (verscherpt) cliëntenonderzoek als bedoeld in de artikelen 3 en 8 Wwft en van de meldingsplicht op grond van artikel 16 Wwft. De schending van deze bepalingen kan naar het oordeel van de kamer niet onder de tuchtnorm van artikel 93 Wna worden geschaard, omdat met deze bepalingen andere belangen worden beschermd dan met artikel 93 Wna. In de Wwft zijn specifieke handhavings- en sanctiebepalingen opgenomen die door het BFT kunnen worden ingezet bij overtreding van de in de Wwft opgenomen bepalingen (artikel 26 e.v. Wwft).

Ingevolge artikel 111a Wna is het BFT belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wna. Indien bij de uitoefening van dat toezicht van feiten of omstandigheden blijkt die naar zijn oordeel voldoende grond opleveren voor het opleggen van een tuchtmaatregel, kan het BFT een klacht indienen (artikel 111b Wna). Indien bij dat toezicht blijkt van schending van de bepalingen van de Wwft dient het BFT zich ten aanzien van die schending te bedienen van de sanctiebepalingen uit de Wwft. Het indienen van een klacht op grond van artikel 111bWna behoort daar niet toe.

Het vorenstaande neemt niet weg dat een schending van de Wwft onder omstandigheden ook kan kwalificeren als een handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt als bedoeld in artikel 93 Wna, maar dat is hier naar het oordeel van de kamer niet aan de orde.

Klachtonderdeel 4

6.10  Voor het voldoen aan de ‘Belehrungspflicht’ is, anders dan de notaris op zitting heeft aangevoerd, niet voldoende dat in de slotverklaring van de akte is vermeld dat aan partijen mededeling is gedaan van de zakelijke inhoud van de akte en dat zij van de inhoud kennis hebben kunnen nemen. Voor zover uit de akte niet op andere wijze expliciet blijkt dat de notaris invulling heeft gegeven aan zijn plicht tot ‘Belehrung’ zal uit aantekeningen of andere notities in het dossier moeten blijken dat de inhoud van de akte en de mogelijke gevolgen daarvan met partijen zijn besproken. Daar komt in het onderhavige geval bij dat sprake is van buitenlandse partijen, van wie niet is gebleken dat zij de Nederlandse taal machtig zijn. Nu noch uit de akte, noch uit het dossier blijkt dat de notaris heeft voldaan aan zijn plicht tot ‘Belehrung’, zal ook dit klachtonderdeel gegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 5

6.11 Ter zitting heeft het BFT benadrukt dat de notaris twee keer eerder door de kamer een maatregel is opgelegd voor klachten van gelijke aard (niet nakomen rechercheplicht). In de uitspraak van 19 februari 2015 (566562/NT 14-36 J) heeft de kamer de notaris daarvoor een schorsing van twee weken opgelegd, waarbij de kamer in ogenschouw nam dat de notaris naar zijn zeggen maatregelen had getroffen zijn werkzaamheden dienaangaande overeenkomstig de wettelijke regels uit te voeren. De kamer stelt vast dat uit het onderzoek van het BFT blijkt dat de notaris ook na deze uitspraak niet heeft voldaan aan zijn rechercheplicht. De notaris heeft ter zitting erkend dat dit na voormelde uitspraak nog één keer is voorgekomen. Ook dit klachtonderdeel zal daarom gegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 6 (A en B)

6.12 Uit de rapportage van het BFT is gebleken dat niet is voldaan aan artikel 41 lid 1 sub b en c Wna (ononderbroken doorlopen van de tekst en aflijnen). Voorts heeft het BFT vastgesteld dat sprake is van niet deugdelijk ingerichte dossiers, waarmee de notaris in strijd heeft gehandeld met artikel 17 lid 1 Wna. De notaris heeft de bevindingen van het BFT niet weersproken. Het klachtonderdeel is gegrond.

Klachtonderdeel 7(A en B)

6.13 A. Een notaris mag buiten zijn vestigingsplaats, mits op Nederlands grondgebied, ambtelijke werkzaamheden verrichten. (artikel 13, eerste volzin Wna). In vergelijking met de oude wet, die gold vóór de inwerkingtreding van de wetswijziging van de Wna in 1999, is dat een verruiming. Daarvoor waren notarissen alleen bevoegd binnen het arrondissement waarin hun standplaats was gelegen hun ‘ambtsbediening uit te oefenen’. “Die beperking van de notariële activiteit tot het arrondissement werd in de praktijk als kunstmatige ervaren”, aldus de MvT II, 23 706, p. 22-23: “De vrijheid van de notaris in de eerste volzin wordt wel weer ingeperkt door het verbod buiten zijn plaats van vestiging bijkantoren te hebben of op vaste of onregelmatige tijden zitdagen te hebben” (artikel 13 Wna tweede en derde volzin); “Het verrichten van ambtelijke werkzaamheden buiten het arrondissement kan dan ook slechts een incidenteel karakter hebben.”.

Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet duidelijk wat onder ‘bijkantoor’ verstaan dient te worden. Volgens vaste rechtspraak kan “in zijn algemeenheid nog niet worden gesproken van het houden van een bijkantoor indien een notaris niet meer dan één procent van zijn ambtelijke werkzaamheden in een ruimte buiten zijn plaats van vestiging verricht” (ECLI:NL:GHAMS:2005:AT7572).

De opvatting dat een notaris ingevolge de huidige Wna niet anders dan incidenteel zou mogen optreden buiten zijn plaats van vestiging zou naar het oordeel van de kamer een verdere beperking opleveren dan bedoeld in de eerste volzin van artikel 13 Wna. Volgens Melis/Waaijer (2012, p. 306) is sprake van een bijkantoor indien een notaris zijn praktijk uitoefent vanuit meer dan één locatie, die elk afzonderlijk dienst zouden kunnen doen als zelfstandig kantoor. De kamer deelt die opvatting en is van oordeel dat van een bijkantoor van de notaris in voornoemde zin in ieder geval in Den Haag is gebleken, aangezien het BFT onweersproken heeft vastgesteld dat de akten in Den Haag (11% van het totaal aantal akten in de periode 1 januari tot en met 22 september 2015) regelmatig op het woonadres van de notaris aldaar zijn gepasseerd, en die locatie in de agenda van de notaris steeds was aangeduid met ‘nevenvestiging’ of ‘bijkantoor’. Klachtonderdeel 7A zal in die zin gegrond worden verklaard.

6.14 B Met het BFT is de kamer van oordeel dat een notaris oog dient te houden voor zijn positie als onafhankelijk en onpartijdig deskundige. Het enkele feit dat de notaris eenmalig akten heeft gepasseerd op het kantoor van de makelaar van de verkoper en viermaal een oprichtingsakte op het kantoor van dienstverlener AFIA Administratie en Belastingen maakt naar het oordeel van de kamer evenwel nog niet dat de notaris de schijn heeft kunnen wekken dat hij niet meer boven partijen stond en niet onafhankelijk was. Daarbij neemt de kamer voor wat betreft de desbetreffende handelingen afzonderlijk bezien in aanmerking dat de oprichting geen tweezijdige rechtshandeling is en dat zij niet vermag in te zien dat met het passeren op het makelaarskantoor nog de schijn van partijdigheid kan ontstaan wanneer dit op verzoek van partijen gebeurt, terwijl bedoelde gevallen zo incidenteel zijn dat in dit geval ook in het algemeen in redelijkheid geen schijn van partijdigheid kan zijn gewekt. Klachtonderdeel 7B is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel 8 (A, B en C)

6.15 A Het BFT heeft vastgesteld dat de structuur van [de coöperatie] onvoldoende was om te kunnen voldoen aan de zorgplicht van de notaris op grond van artikel 17 Wna en zijn geheimhoudingsplicht op grond van artikel 22 Wna. Immers, [X], geen notaris, was commissaris van de coöperatieve vereniging. Daarmee werd niet voldaan aan de eis dat de bestuurder (dan wel zijn waarnemer) notaris dient te zijn en was de eis van vertrouwelijkheid van informatie niet gewaarborgd. Dit klachtonderdeel is gegrond.

6.16 B Nu uit de bijlage van brief van de ING van 29 maart 2016 (Bijlage 3 bij het rapport) blijkt dat [X] zelfstandig bevoegd was ten aanzien van de kwaliteitsrekening, heeft de notaris in strijd gehandeld met artikel 25 Wna juncto (de toelichting op) artikel 6 Administratieverordening. Voorts heeft de notaris in strijd gehandeld met artikel 23 Wna juncto 15 Vbg door geen geldswaarden- en fraudeverzekering af te sluiten. In zijn schriftelijke reactie op de conceptrapportage heeft de notaris aangevoerd een dergelijke verzekering overbodig te vinden omdat er geen contante betalingen werden geaccepteerd. Aangezien de verzekeringsplicht van artikel 15 Vbg echter het gehele betalingsverkeer omvat, is de kamer met het BFT van oordeel dat sprake was van onvolledige dekking. Ook dit klachtonderdeel is gegrond.

6.17 C In dit klachtonderdeel is sprake van een schending van de Wwft die ‑ anders dan hiervoor onder 6.9 is overwogen ten aanzien van het (verscherpt) cliëntenonderzoek en de meldingsplicht ‑ ook valt onder de in artikel 93 Wna gegeven tuchtnorm. Door het gebrek aan opleiding in het kader van de Wwft van de medewerkers van het notariskantoor en het ontbreken van een risicobeleid ten aanzien van cliënten, heeft de notaris zich niet gedragen zoals een behoorlijk notaris betaamt. De notaris dient als onderdeel van zijn zorgplicht immers zijn cliënten zoveel mogelijk te beschermen tegen het onbewust meewerken aan witwaspraktijken. Dit klachtonderdeel zal daarom gegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 9

6.18 Ook dit klachtonderdeel wordt gegrond verklaard. De notaris heeft niet voldoende weersproken de stelling van het BFT dat hij niet heeft voldaan aan de wettelijke voorschriften tot het (op verzoek van het BFT) verschaffen van informatie waaruit zijn privé-vermogensopstelling op een juiste en volledige wijze kon blijken.

Klachtonderdeel 10 (A en B)

6.19 A Het BFT heeft geconstateerd dat de notaris structureel te laat is met het afdragen van de overdrachtsbelasting. De notaris heeft zich ter zitting verweerd met de stelling dat hij de overdrachtsbelasting slechts een enkele keer niet tijdig heeft afgedragen. Aangezien de verkrijger bij de levering (mede) aansprakelijk is voor de overdrachtsbelasting, behoort het tot de zorgplicht van de notaris om deze belasting tijdig af te dragen. Vast staat dat de notaris de overdrachtsbelasting niet altijd tijdig heeft afgedragen. Dit klachtonderdeel is dus gegrond.

6.20 B Ter zitting heeft de notaris verklaard dat hij zijn best heeft gedaan om het dossier 20964 terug te vinden, maar dat hem dat niet is gelukt. Daarmee staat weliswaar vast dat de notaris niet heeft voldaan aan het verzoek van het BFT, maar niet dat de notaris wel aan het verzoek had kunnen voldoen. De kamer begrijpt het verweer van de notaris aldus dat hij het dossier niet heeft aangetroffen. Onder die omstandigheden kan hem niet het verwijt gemaakt worden dat hij geen medewerking heeft verleend aan het BFT omdat hij het bewuste dossier niet aan het BFT heeft overhandigd.

Vast staat evenwel dat de notaris niet op verzoek van het BFT een schriftelijke bevestiging bij de bank heeft opgevraagd waaruit moest blijken dat de desbetreffende rekening een kwaliteitsrekening betrof in de zin van artikel 25 Wna. Daarmee heeft de notaris het effectief toezicht van het BFT belemmerd en niet gehandeld zoals een goed notaris betaamt. Ook dit laatste klachtonderdeel zal daarom gegrond worden verklaard.

Conclusie

6.21 De kamer stelt vast dat op een enkel klachtonderdeel na, alle klachtonderdelen gegrond zijn. Naar het oordeel van de kamer illustreren de vastgestelde  normschendingen de lichtvaardige en onzorgvuldige wijze waarop de notaris zijn ambt heeft uitgeoefend. Het handelen en nalaten van de notaris tonen aan dat de notaris onvoldoende besef heeft van de hoge eisen die de maatschappij, mede in het belang van de rechtszekerheid, aan het notariaat stelt. Te allen tijde moet op de deugdelijkheid van het werk van een notaris kunnen worden vertrouwd. Het verweer en de houding van de notaris bij de behandeling van de klacht geven op geen enkele wijze blijk van enig besef van de verantwoordelijkheid die op een notaris rust; de notaris lijkt het verwijtbare van zijn handelen en nalaten niet in te zien en heeft zich mede daardoor volstrekt ongeschikt betoond voor het notarisambt. Hoewel aan de notaris inmiddels op eigen verzoek ontslag is verleend, acht de kamer de normschendingen dusdanig ernstig dat de maatregel van ontzetting uit het ambt passend en geboden is, om een eventuele terugkeer van de notaris in het notariaat te voorkomen.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

in de klacht met nummer 612879/NT 16-53Th:

-      verklaart de klacht in al haar onderdelen gegrond en legt de notaris de maatregel van ontzetting uit het ambt op;

in de klacht met nummer 614586/NT 16-59 Th:

-      verklaart de klacht voor wat betreft klachtonderdeel 7B ongegrond,

-      verklaart de klacht in al haar overige onderdelen gegrond en legt de notaris de maatregel van ontzetting uit het ambt op.

Deze beslissing is gegeven door mrs. W.S.J. Thijs, voorzitter, A.H. Schotman, J.H.M. Erkamp, J.D.M. Schoonbrood, en N.T. Vink, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2017.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).