ECLI:NL:TNORAMS:2017:39 Kamer voor het notariaat Amsterdam 640040/NT17-83OJ

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2017:39
Datum uitspraak: 08-12-2017
Datum publicatie: 09-01-2018
Zaaknummer(s): 640040/NT17-83OJ
Onderwerp: Overig
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Er is sprake van een klacht van zeer ernstige aard en eveneens kennelijk gevaar voor benadeling van derden op grond waarvan de voorzitter de door het BFT verzochte ordemaatregelen aan de notaris oplegt.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 8 december 2017 ex artikel 106 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) in de zaak met nummer 640040/NT 17-83 OJ van:

Bureau Financieel Toezicht,

gevestigd te Utrecht,

hierna: het BFT,

tegen

[naam notaris], notaris,

gevestigd te [vestigingsplaats].

Ontstaan en loop van de procedure

1. Bij klaagschrift van 8 december 2017 heeft het BFT de voorzitter van de kamer voor het notariaat tevens verzocht op grond van artikel 106 lid 1 Wna een ordemaatregel te nemen tegen notaris [naam] (hierna: [de notaris]), notaris te [vestigingsplaats].

Naast een onmiddellijke schorsing in de uitvoering van het notarisambt bij wijze van ordemaatregel, heeft het BFT de voorzitter verzocht om [de notaris] de toegang tot zijn kantoor te ontzeggen, alsook de toegang tot de (kwaliteits)rekening(en)) en de computersystemen c.a. gedurende de periode dat [de notaris] is geschorst.

Onderbouwing verzoek

2.1 Het BFT heeft daartoe het volgende aangevoerd.

Het Bureau Financieel Toezicht (hierna: BFT) heeft op 7 december 2017 een ernstig vermoeden gekregen ten aanzien van de benadeling van derden (cliënten van het notariskantoor). Aan het BFT is op die dag een document overhandigd waaruit blijkt dat de Rabobank op 28 juli 2017 in verband met het (opmaken / tonen /) gebruiken van een valse of vervalste bankrekening strafrechtelijk aangifte deed tegen [de notaris]. Aanleiding voor deze aangifte was een telefoongesprek op 8 december 2016 van een medewerker van [het notariskantoor van de notaris] met de Rabobank rondom de hierna te noemen kwaliteitsrekening.

Op grond hiervan bestaat tevens het vermoeden, dat [de notaris] het BFT als toezichthouder (gedurende langere tijd) van valse informatie heeft voorzien. Tevens bestaat het vermoeden dat de bewaringspositie van de notaris (gedurende langere tijd) negatief is.

Opheffen derdenrekening bij Rabobank 18 december 2014

2.2 Het BFT heeft informatie ontvangen waaruit blijkt dat een van de kwaliteitsrekeningen van [de notaris], te weten de rekening met nummer [nummer],

per 22 december 2014 als opgeheven dient te worden beschouwd (bijlage 1 bij het klaagschrift). De Rabobank heeft dit bij de aangifte gesteld en de notaris heeft de opheffing van deze rekening erkend.

Opgave kwartaalcijfers 2015/2016 en onjuiste informatieverstrekking aan BFT

2.3 Uit de opgave kwartaalcijfers aan het BFT in de periode 2015 t/m heden blijkt dat het

saldo van de hiervoor genoemde kwaliteitsrekening een kennelijk gefingeerd saldo betreft dat  (ten onrechte) is opgenomen in het overzicht dat [de notaris] regelmatig aan het BFT (heeft) verstrekt (bijlage 2 klaagschrift).

Op het moment dat een bankrekening is opgeheven - niet bestaat -, het BFT daarover niet is (of wordt) geïnformeerd en [de notaris] met zijn kwartaalopgaves bij het BFT de indruk laat ontstaan dat de rekening nog bestond en dat (mede) dankzij het opgegeven positieve saldo op de desbetreffende rekening sprake is van een positieve bewaringspositie, heeft [de notaris] het BFT als toezichthouder van onjuiste gegevens voorzien terwijl [de notaris] wist, of moest weten, dat genoemde kwaliteitsrekening was opgeheven. Deze situatie speelde ook toen [de notaris] op 19 september 2017 tijdens het toezichtsbezoek van het BFT afschriften van deze (kennelijke) kwaliteitsrekening aan het BFT heeft gegeven als onderbouwing voor de berekening van een (positieve) bewaringspositie. Het BFT verwijst naar de volgende bijlagen van het klaagschrift: bijlage 2A-6 Rabo-afschriftdatum 06/01/2016, bijlage 2B-6, datum 06/01/2017 en bijlage 2C-7 datum 06/07/17.

Als de bewaringspositie per 30 juni 2017 wordt (her)beoordeeld dan is, met inachtneming van het niet bestaan van de bovengenoemde kwaliteitsrekening, in werkelijkheid thans aannemelijk sprake van een negatieve bewaringspositie van ruim 1,3 miljoen euro (bijlage 2C klaagschrift - pagina 7 afschrift Rabobank in combinatie met pagina 2C-1).

Gezien het feit dat de kwartaalrapportages over een langere periode (2015 t/m heden) ten onrechte een onjuist beeld geven van de kwaliteitsrekeningen en de zich daarop bevindende (gefingeerde) saldi, is de conclusie gerechtvaardigd dat benadeling van schuldeisers van de kwaliteitsrekening reëel is.

Eerdere normschendingen

2.4 Bij uitspraak van 19 september 2016 (kenmerk 593264/NT RK 15-57 en 593265/NT RK 15-58) en uitspraak van 13 oktober 2016 (kenmerk 598712/NT 15-89 OJ) is [de notaris] door de kamer voor respectievelijk 1 maand en zes maanden geschorst. In de laatste uitspraak ging het om een negatieve bewaringspositie doordat [de notaris] (derden-)gelden ten onrechte op een rekening in Luxemburg (niet kwaliteitsrekening) had bewaard.

Vaste jurisprudentie aangaande negatieve bewaringspositie

2.5 De notaris bekleedt in de maatschappij een plaats die mede gegrond is op vertrouwen in zijn ambt. Voor dat vertrouwen is onder meer voorwaarde dat de notaris de hem toevertrouwde gelde te allen tijde daadwerkelijk voorhanden heeft. De notaris moet dus onmiddellijk en zonder enige beperking over deze derdengelden kunnen beschikken. Op het moment dat grote zorgen bestaan over door een notaris beheerde derdengelden, raakt dit aan het vertrouwen in het notarisambt.

Volgens vaste jurisprudentie dient een negatieve bewaringspositie te leiden tot een ontzetting uit het ambt. Nog onlangs is deze lijn bij een negatieve bewaringspositie en onjuiste informatievoorziening aan het BFT bevestigd (ECLI:NL:GHAMS:2017:4791).

Gezien de eerdere uitspraken jegens deze notaris en voortdurende onjuiste informatievoorziening aan het BFT is sprake van een kwestie van zeer ernstige aard die tevens het risico van benadeling van derden met zich brengt. Een risico dat al – zo is nu gebleken – geruime tijd duurt en mogelijk reëel wordt (of is geworden).

Voorstel spoedmaatregelen ex artikel 106 Wna

2.6 Gezien de hierboven genoemde (voorlopige) feiten is volgens het BFT sprake van een ernstig vermoeden ten aanzien van de benadeling van derden (cliënten van het notariskantoor) en kan worden vermoed dat de cliëntengelden in gevaar zijn. Daarom dient het BFT naast de klacht tevens een verzoek tot het opleggen van voornoemde spoedshalve voorzieningen in.

Horen notaris

3. Op 8 december 2017 te 13:30 uur heeft de voorzitter de notaris telefonisch gehoord naar aanleiding van het verzoek van het BFT en het voornemen van de voorzitter in dit verzoek te bewilligen. De notaris gaf aan hiervan te schrikken en thans geen verder commentaar te willen leveren.

Beoordeling verzoek ex artikel 106 lid 1Wna

4.1. De voorzitter acht het onder voormelde omstandigheden onverantwoord dat de notaris zijn ambt als notaris uitoefent en acht een ordemaatregel ingevolge artikel 106 lid 1 Wna op zijn plaats. Op grond van artikel 106 lid 1 Wna kan de voorzitter bij wijze van ordemaatregel de onmiddellijke schorsing in de uitoefening van het ambt gelasten indien sprake is van een klacht van zeer ernstige aard, dan wel indien er kennelijk gevaar bestaat voor benadeling van derden en de voorzitter een ernstig vermoeden heeft ten aanzien van de gegrondheid van de klacht of van de benadeling.

De klacht van het BFT is, zoals uit het bovenstaande moge blijken, van zeer ernstige aard.

Op basis van de inhoud van het klaagschrift van het BFT en de daarbij gevoegd bewijsstukken bestaat bij de voorzitter het ernstige vermoeden dat de klacht gegrond is. Eveneens moet worden gevreesd voor ernstige benadeling van derden.

Voor de goede orde merkt de voorzitter op, dat het verzoek van het BFT om de klacht nader te onderbouwen of toe te lichten wordt gehonoreerd. Daarnaast is het mogelijk om een aanvullende klacht in te dienen, indien dat in het kader van het onderzoek nodig zou zijn.

4.2 Het wetsvoorstel in verband met het verruimen van de mogelijkheden tot het spoedshalve tuchtrechtelijk optreden tegen advocaten en notarissen (2007-2008, 31 385, nr. 3 p. 1) beoogde ‘ruimere mogelijkheden te bieden tot het spoedshalve tuchtrechtelijk optreden tegen advocaten en notarissen waarvan ernstig vermoeden bestaat dat zij beroepsmatig ontsporen of dreigen te ontsporen.’

Bij wijze van voorlopige voorziening kan de voorzitter dus ook naast de hiervoor genoemde schorsing een notaris een verbod om op kantoor te verschijnen geven.

Notariële werkzaamheden in enige vorm, - dat zijn ook werkzaamheden die op enigerlei wijze direct of indirect verband houden met de uitoefening van het ambt van notaris waardoor bij de buitenwereld de indruk zou kunnen ontstaan dat [de notaris] werkzaamheden van een notaris verricht, zoals het aantrekken van cliënten of het verstrekken van inlichtingen aan potentiële cliënten - mag [de notaris] gedurende de schorsing niet verrichten. Gedurende de schorsing geldt ook dat hij geen kennis mag nemen van op zijn kantoor verrichte werkzaamheden die onder de geheimhoudingsplicht van een notaris vallen. Dit betekent dat de waarnemend notaris (of diens (onder)waarnemer) belast zou moeten worden met toezicht op het handelen en gedragen van [de notaris] gedurende de tijd dat hij op kantoor is. Een dergelijke belasting kan slechts van de waarnemend notaris (of diens (onder)waarnemer) worden gevergd indien en voor zover hij daarover met [de notaris] duidelijke en afdwingbare afspraken kan maken, die de waarnemer niet belemmeren in de uitoefening van zijn taken en waardoor hij in zijn aansprakelijkheid tegenover derden geen voor hem onaanvaardbare risico’s op zich neemt.

De voorzitter verbiedt daarom [de notaris] de toegang tot zijn kantoor gedurende de tijd dat hij in de uitoefening van zijn ambt is geschorst, behoudens de toegang die hem door de waarnemer zal worden verleend.

De voorzitter is van oordeel dat ook de door het BFT verzochte andere voorlopige voorzieningen in dit geval op zijn plaats zijn. Daarom ontzegt de voorzitter [de notaris] ook de toegang tot de (kwaliteits)rekening(en) en de computersystemen c.a. gedurende de periode dat [de notaris] is geschorst.

Beslissing:

De voorzitter:

-       schorst [de notaris] in de uitoefening van het ambt met ingang van vrijdag 8 december 2017 te 14:00 uur;

-       verbiedt [de notaris] de toegang tot zijn kantoor gedurende de tijd dat hij in de uitoefening van zijn ambt is geschorst, behoudens de toegang die hem door de waarnemend notaris zal worden verleend;

-       ontzegt [de notaris] de toegang tot de (kwaliteits)rekening(en) en de computersystemen c.a. gedurende de periode dat hij in de uitoefening van zijn ambt is geschorst.

Deze beslissing dient uiterlijk binnen vier weken door de kamer voor het notariaat te worden bekrachtigd. Deze beslissing zal daartoe op de zitting van de kamer voor het notariaat van 21 december 2017 te 12:00 uur aan de kamer worden voorgelegd. De notaris zal binnenkort een oproeping voor die zitting ontvangen.

Aldus gedaan op 8 december 2017 door mr. O.J. van Leeuwen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris.

Tegen deze beslissing staat binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift van deze beslissing hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).