ECLI:NL:TNORAMS:2017:16 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/308624 / KL RK 16/105

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2017:16
Datum uitspraak: 17-02-2017
Datum publicatie: 23-05-2017
Zaaknummer(s): C/05/308624 / KL RK 16/105
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Erflater was doof en blind. Uit deze lichamelijke problematiek, die vooral ook op het gebied van communicatie de nodige problemen met zich moet hebben gebracht, volgt op zichzelf nog niet dat bij de desbetreffende persoon sprake is van wilsonbekwaamheid. Ook is niet gebleken dat de bijkomende genoemde psychische problematiek en gedragsverandering in mei 2013 zodanig prominent aanwezig waren dat toen sprake was van wilsonbekwaamheid.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: C/05/308624 / KL RK 16/105

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

[…],

wonende te […],

gemachtigde: mr. J.L. Gongriep, DAS Rechtsbijstand te Rijswijk,

tegen

[…],

notaris te […].

Partijen worden hierna klager en notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1   Het verloop van de procedure blijkt uit

-      de klacht met bijlagen van 22 september 2016

-      de brief met bijlagen van de gemachtigde van klager van 2 november 2016

-      het verweer met bijlagen van de notaris van 2 december 2016.

1.2   De klachtzaak is ter zitting van 27 januari 2017 behandeld. Klager is in persoon verschenen tezamen met zijn gemachtigde. De notaris is eveneens in persoon verschenen.

2. De feiten

2.1 Op 14 augustus 2015 is de broer van klager, de heer [ A ] (hierna te noemen: erflater), overleden. Erflater heeft over zijn laatste wil beschikt bij testament, verleden voor de notaris op 30 mei 2013.

2.2 In zijn testament heeft erflater mevrouw [ B ] benoemd tot enig en algeheel erfgename.

2.3 Het testament is verleden in het bijzijn van een beëdigd doven/blindentolk  die als tolk is opgetreden tussen de notaris en erflater omdat deze laatste (vrijwel) geheel blind was en niet bij machte was om te spreken en mondeling gesproken woorden te verstaan.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klager is een broer van erflater en hij verwijt de notaris dat hij heeft meegewerkt aan het testament van erflater. Klager wijst in dit verband op de medische situatie van zijn broer. Zijn broer is doof geboren en vanaf zijn 13e levensjaar is slechtziendheid ontstaan waarna hij vanaf 2011 volledig blind is geworden. Klager geeft aan dat naast de lichamelijke gesteldheid ook de geestelijke gesteldheid in de laatste levensjaren achteruit is gegaan. Klager noemt in dit verband cognitieve achteruitgang, het verlies van het dag- en nachtritme, suïcidaliteit, agressiviteit, karakterveranderingen en de uiteindelijke diagnose Fronto Temporale Dementie. Verder wijst klager op de met de jaren geïntensiveerde zorg die erflater nodig had. Volgens klager was het voor iedereen duidelijk dat erflater niet meer (volledig) wilsbekwaam was. Om die reden had erflater zijn administratie niet meer in eigen beheer.

Klager stelt zich op het standpunt dat indien de notaris het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening had gevolgd hij tot de slotsom was gekomen dat hij het testament niet had kunnen of mogen passeren. Klager geeft hierbij ook aan dat de aanwezige tolk, die erflater niet goed kende, volgens de aanwezige persoonlijk begeleider van erflater moeite had om de wil en de wensen van erflater precies kenbaar te maken. Ook stelt klager zich op het standpunt dat de notaris heeft nagelaten te controleren of erflater de gevolgen van het testament heeft begrepen. Hierbij wijst klager op het niet soepel verlopen van de vertaling en geeft klager aan dat het in die tijd al lastig was om contact te maken met erflater vanwege zijn cognitieve achteruitgang. Ook was gebruik van de braillecomputer voor hem niet meer mogelijk.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling van de klacht, hierna ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De klacht bestaat uit de volgende onderdelen:

a. Klager verwijt de notaris dat hij het testament heeft gepasseerd terwijl erflater als gevolg van het bij hem bestaande ziektebeeld niet, dan wel niet meer volledig, wilsbekwaam was;

b. De notaris heeft nagelaten het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid te volgen;

c. De notaris heeft nagelaten te controleren of erflater de gevolgen van het testament kon begrijpen. In dit verband is er op gewezen dat communicatie nog nauwelijks mogelijk was.

4.3 De kamer stelt voorop dat de door klager aangevoerde feiten en omstandigheden niet zonder meer het vermoeden rechtvaardigen dat erflater in mei 2013, erflater was toen 66 jaar oud, niet of niet meer wilsbekwaam was. Uit de door klager beschreven medische problematiek blijkt dat erflater doof was en volgens klager in die tijd ook al blind. De bij erflater sedert zijn 13e jaar bestaande slechtziendheid was overgegaan van koker-zien naar blindheid op het laatst van zijn leven. Uit deze lichamelijke problematiek, die vooral ook op het gebied van communicatie de nodige problemen met zich moet hebben gebracht, volgt op zichzelf nog niet dat bij de desbetreffende persoon sprake is van wilsonbekwaamheid. Ook is niet gebleken dat de bijkomende genoemde psychische problematiek en gedragsverandering in mei 2013 zodanig prominent aanwezig waren dat toen sprake was van wilsonbekwaamheid.

4.4 Gelet op het voorgaande gaat het om de observatie van de notaris en de vraag of en hoe hij zich heeft vergewist van de wilsbekwaamheid van erflater bij het opmaken en verlijden van zijn testament. In dit verband is van belang dat het voeren van een gesprek en de observatie door de notaris in het notariaat gebruikelijke manieren zijn om de wilsbekwaamheid te beoordelen. De notaris heeft daarover in zijn verweer verklaard en ter zitting nader toegelicht. Zo heeft hij verduidelijkt dat twee keer met erflater is gesproken/gecommuniceerd met behulp van de beëdigde doven/blindentolk. Het eerste gesprek is door de kandidaat-notaris gevoerd. Het tweede, waarbij het testament is verleden, door de notaris. Daarbij zijn de wensen van erflater besproken.

Ondanks de medische problematiek heeft erflater duidelijk kunnen maken wat hij wilde en waarom hij dit wilde. De notaris begreep destijds dat dit voor klager teleurstellend zou zijn, maar daarover heeft hij terecht verklaard dat dit niet bepalend is voor het antwoord op de vraag of sprake is van een persoon die wilsbekwaam is. Dat geldt ook voor de moeizame communicatie, daar dit op zichzelf geen grond is voor de aanname dat iemand wilsonbekwaam is. Voor zover klager heeft benadrukt dat het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid niet is gevolgd, is de kamer van oordeel dat dit niet aannemelijk is geworden. De notaris heeft toegelicht dat de daarin voorgestane wijze van werken en toetsen voor hem de werkwijze is die behoort bij het opstellen van een testament. Uit de toelichting van de notaris blijkt afdoende dat het Stappenplan materieel is toegepast. Daarbij is niet gebleken dat voor het beoordelen van de wilsbekwaamheid had moeten worden besloten een (VIA-) arts in te schakelen.

4.5 Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris aldus afdoende toegelicht hoe hij tot de slotsom is gekomen dat hij geen reden had om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater op het moment van opmaken en verlijden van het testament. De kamer acht verder van belang dat door klager geen medische verklaringen met betrekking tot de toestand van erflater ten tijde van het opstellen van het testament zijn ingebracht die moeten leiden tot het oordeel dat de notaris had moeten twijfelen  aan de wilsbekwaamheid van erflater.

4.6 Het voorgaande neemt niet weg dat, op basis van hetgeen door klager is gesteld en door de notaris niet is betwist, moet worden aangenomen dat er in mei 2013 met betrekking tot de communicatie met erflater een niet gering probleem bestond. Naar het oordeel van de kamer is de notaris daar op juiste wijze mee omgegaan door te communiceren met behulp van een voor deze situatie geschikte en beëdigde tolk. Gesteld noch gebleken is dat deze beëdigde tolk het niet mogelijk achtte om haar werk naar behoren te doen. Het feit dat de tolk het testament heeft mee-ondertekend vormt juist een aanwijzing dat zij vond dat zij in de gegeven omstandigheden haar werk wel deugdelijk kon verrichten. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris de juistheid en duidelijkheid van de communicatie met erflater dan ook afdoende gewaarborgd. Het door klager gestelde dat de communicatie moeizaam verliep en dat de vertaling niet altijd goed overkwam brengt daar geen wijziging in.

4.7 Voor zover klager de notaris verwijt dat de gevolgen van het testament niet zijn of konden worden gecommuniceerd met erflater volgt de kamer klager niet. Ook hiervoor geldt hetgeen al over de wilsbekwaamheid van erflater en de communicatie met hem is overwogen. Daarnaast is niet gebleken van bijzondere elementen in het testament die de conclusie van klager rechtvaardigen. In het onderhavige geval bracht de wil van erflater met zich dat klager niet of niet langer erfgenaam was. De kamer ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de toelichting van de notaris dat erflater zich dat bewust was en het ook zo wenste.

4.8 Gelet op het voorgaande is de kamer van oordeel dat niet is gebleken dat de notaris ten onrechte is gekomen tot het besluit dat hij zijn ministerie kon verlenen op de wijze als hij dat heeft gedaan. De kamer zal de klacht dan ook in zijn geheel ongegrond verklaren

4.9 Mitsdien wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-        verklaart de klacht tegen de notaris ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. O. Nijhuis, voorzitter, mrs. L.T. de Jonge, E.J. Oostrik, B.F. Wesseling en H. Quispel, leden, en in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2017.

de secretaris                                                            de voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.