ECLI:NL:TNORAMS:2017:12 Kamer voor het notariaat Amsterdam 620311/NT 16-82 O

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2017:12
Datum uitspraak: 06-04-2017
Datum publicatie: 09-05-2017
Zaaknummer(s): 620311/NT 16-82 O
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Het eerste klachtonderdeel is gegrond. De notaris had ook de afwikkeling van het samenlevingscontract moeten betrekken bij de afwikkeling van de verkoop en levering van de woning. Klager bestrijdt dat hij door de notaris op haar kantoor zou zijn uitgenodigd. Zijn advocate heeft klager in een e-mailbericht laten weten dat zij niet door de notaris te woord is gestaan en ook geen medewerker van het kantoor haar uitvoerig uitleg heeft gegeven. Aangezien de notaris geen schriftelijke bevestiging heeft kunnen overleggen van een gesprek dat zij of een van haar medewerkers met de advocate van klager heeft gevoerd, wordt ook het tweede klachtonderdeel gegrond verklaard. Waarschuwing.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 6 april 2017 in de klacht met nummer 620311/NT 16-82 O van:

[klager],

wonende te [plaats],

klager ,

tegen:

[de notaris] ,

notaris te [plaats],

de notaris ,

raadsman: mr. R.L. Beckers.

1. Ontstaan en loop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

- klaagschrift met bijlagen, ingediend per e-mailbericht van 6 december 2016 ;

- verweerschrift met bijlagen van 30 december 2016.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 23 februari 2017 is klager in persoon verschenen; de notaris is eveneens verschenen, bijgestaan door haar raadsman. Partijen hebben het woord gevoerd, de notaris aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen. Uitspraak is bepaald op heden.

2. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

  1. In het kader van de overeenkomst van 31 maart 2009, ter beëindiging van het samenlevingscontract tussen klager en mevrouw [naam] (hierna: [A]), heeft op 1 september 2016 bij de notaris de overdracht aan de koper plaatsgevonden van de gezamenlijke woning, gelegen aan [straat en plaats] (hierna: de woning).
  2. Op grond van de nota van afrekening van 25 augustus 2016 moesten klager en [A] nog € 29.572,37 betalen aan de hypotheekhouder.
  3. [A] heeft ter aflossing van voornoemd bedrag € 17.786,19 gestort op de derdengeldrekening van de notaris en klager € 14.786,19.
  4. De notaris heeft daarna, naar haar zeggen op verzoek van [A],

    € 3.000,- gestort op de rekening van klager.

  5. Op 12 september 2016 heeft de advocate van klager, mr. K. Yigit, in een e-mailbericht aan de notaris geschreven: “Ten onrechte is bij de nota van afrekening niet opgenomen dat mevrouw [A] aan cliënt een bedrag van € 6.000,- is verschuldigd na verkoop van de gezamenlijke woning. Uit artikel 13 van het samenlevingscontract is mevrouw [A] een bedrag van € 6.000,- aan cliënt verschuldigd op het moment dat de woning wordt overgedragen of verdeeld. Van cliënt heb ik begrepen dat bij verkoop van de gezamenlijke woning een restschuld is ontstaan van

    € 29.572,37. Kortom: cliënt dient derhalve € 14.786,185 te betalen. Aangezien hij nog een vordering heeft op mevrouw [A] ten bedrage van € 6.000,-, dient hij slechts een bedrag van € 8.786,185 te voldoen. Bij het te betalen bedrag van cliënt heeft u een bedrag van € 3.000,- verrekend, terwijl dit bedrag € 6.000,- dient te zijn. Uw berekening is als volgt: € 29.562,37 minus € 6.000,- en daar de helft van, dat wil zeggen cliënt moet dan betalen:

    € 11.781,185. Dit is niet correct: eerst dient namelijk de restschuld tussen partijen verdeeld te worden en dan pas dient de vordering van cliënt van € 6.000,- verrekend te worden. Door uw berekening hoeft mevrouw [A] alleen € 3.000,- aan cliënt te betalen terwijl dat € 6.000,- dient te zijn. Ik verzoek u om uw berekening aan te passen en een nieuwe nota van afrekening te versturen.”

3.De klacht

3.1 Klager verwijt de notaris ten eerste dat zij bij de nota van afrekening geen rekening heeft gehouden met de € 6.000,- die [A] nog aan hem was verschuldigd, terwijl hij dat wel aan de notaris had verzocht en zelfs, zo heeft klager ter zitting verklaard, met de notaris had afgesproken. Klager heeft de notaris nog de dag van passeren daarop gewezen en verzocht de nota van afrekening daarop aan te passen, maar daarop heeft de notaris niet gereageerd.

Ten tweede is het samenlevingscontract volgens klager niet goed afgewikkeld.

In plaats van de € 6.000,- waar hij recht op had, heeft klager slechts € 3.000,- op zijn rekening ontvangen.

3.2 Klager heeft vervolgens op verschillende manieren contact gezocht met het notariskantoor. Hij werd daar echter afgewimpeld. Vervolgens heeft zijn advocate enkele berichten verzonden en meerdere malen gebeld met het notariskantoor, maar heeft ook zij geen reactie ontvangen. Klager meent dat de notaris niet heeft gehandeld zoals een goed notaris betaamt door op al die berichten niet te reageren.

4. Het verweer

4.1 Volgens berekeningen van de notaris heeft klager € 6.000,- minder bijgedragen aan het tekort van de verkoop van de woning. Dat klager nog € 3.000,- tegoed zou hebben van [A] is dan ook volgens de notaris niet juist.

4.2 De notaris vindt het vervelend dat zij na meerdere telefoongesprekken (en na klager uitgenodigd te hebben voor een persoonlijk gesprek op kantoor) klager niet duidelijk heeft kunnen maken dat een en ander correct was verrekend. Er is uitgebreid telefonisch contact geweest van een medewerker van het notariskantoor met de advocate van klager. Daarna was er geen reden meer voor een schriftelijke bevestiging, omdat het de advocate toen ook duidelijk was, aldus de notaris.

5. De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Ter zitting heeft de notaris verklaard dat zij weliswaar op de hoogte was van de inhoud van het samenlevingscontract, maar dat zij geen opdracht had verkregen om  op het bedrag dat klager en [A] op grond van de overdracht van de woning nog aan de hypotheekhouder verschuldigd waren een onderlinge verrekening toe te passen met hetgeen [A] op grond van artikel 13 sub b van het samenlevingscontract aan klager was verschuldigd. Volgens de notaris was die verrekening op aandringen van uitsluitend klager niet mogelijk, maar hadden klager en [A] daarom samen dienen te verzoeken, opdat haar zou blijken dat dezen het over die verrekening eens waren.

5.3 De kamer volgt de notaris niet in voornoemd verweer. Zowel klager als [A] waren opdrachtgevers van de notaris. De notaris was bekend met de inhoud van het tussen klager en [A] gesloten samenlevingscontract. De verkoop en levering van de woning hield verband met de beëindiging van hun relatie, in het kader waarvan ook het samenlevingscontract moest worden afgewikkeld. 

5.4 In artikel 13 sub b van het samenlevingscontract zat nog een verrekenings-vraagstuk. Klager, stellende dat hij op grond daarvan nog € 6.000,- van [A] tegoed had, heeft de notaris verzocht om met dit bedrag rekening te houden bij de afrekening van hetgeen klager en [A] aan de hypotheekhouder waren verschuldigd (een bedrag van € 29.572,37). [A], kennelijk ook menende dat nog diende te worden verrekend, heeft € 17.786,19, zijnde € 3.000,- meer dan de helft van het aan de hypotheekhouder te betalen bedrag, op de rekening van de notaris gestort. Zij heeft de notaris vervolgens telefonisch verzocht dit meerdere op de rekening van klager te storten, hetgeen de notaris heeft gedaan. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris toen verzuimd te informeren of zij daarmee bedoelde om met klager te verrekenen en of zij meende dat zij daarmee voldeed aan de op grond van meergenoemd artikel 13 sub b op haar rustende verplichting jegens klager.

5.5 Het onder 5.4. bedoelde verzoek van klager vormt de opdracht aan de notaris om ook het samenlevingscontract af te wikkelen. De notaris had het vraagstuk van de verrekening niet onbesproken mogen laten, maar daarover met klager en [A] duidelijke afspraken moeten maken, waarmee problemen met betrekking tot de afrekening voorkomen hadden kunnen worden.

5.6 Ondanks haar stelling dat zij geen opdracht zou hebben tot verrekening van hetgeen [A] op grond van het samenlevingscontract nog aan klager verschuldigd was, is de notaris wel inhoudelijk ingegaan op de vraag tot het toepassen van verrekening als door klager bedoeld. Zij stelt dat de vordering van klager op [A] zou zijn voldaan omdat hij € 6.000,- minder zou hebben bijgedragen aan het tekort van €  29.572,37 dat aan de hypotheekhouder moest worden uitgekeerd. Deze berekening van de notaris, ook door haar raadsman ter zitting uiteengezet, volgt de kamer niet. Bij die berekening wordt de € 6.000,- die klager nog tegoed heeft van [A] immers ook een gezamenlijke, gedeelde, schuld, hetgeen niet de bedoeling kan zijn. De rekensom dient daarom als volgt te worden gemaakt. Ieder moet eerst de helft van de gezamenlijke schuld van € 29.572,37 betalen, te weten € 14.786,19. Verrekening van de € 6.000,- van de schuld van [A] aan klager brengt mee dat dit bedrag vervolgens van € 14.786,19 wordt afgetrokken, zodat klager € 8.786.19 zou moeten bijdragen in de schuld aan de hypotheekhouder en [A] het alsdan resterende bedrag. Vast staat dat hij € 11.786,19 heeft bijgedragen (€ 14.786,19 minus  € 3.000,-), hetgeen betekent, zoals klager terecht stelt, dat nog niet conform artikel 13 b van het samenlevingscontract is afgerekend met [A], en hij dus nog € 3.000,- van haar tegoed heeft.

5.7 De kamer acht het eerste klachtonderdeel, dat de kamer opvat in die zin dat de notaris ook de afwikkeling van het samenlevingscontract had moeten betrekken bij de afwikkeling van de verkoop en levering van de woning, dan ook gegrond.

5.8 Klager bestrijdt dat hij door de notaris op haar kantoor zou zijn uitgenodigd.

Zijn advocate heeft klager in een e-mailbericht laten weten dat zij niet door de notaris te woord is gestaan en ook geen medewerker van het kantoor haar uitvoerig uitleg heeft gegeven. Aangezien de notaris geen schriftelijke bevestiging heeft kunnen overleggen van een gesprek dat zij of een van haar medewerkers met de advocate van klager heeft gevoerd, wordt ook het tweede klachtonderdeel gegrond verklaard.

5.9 Nu de klacht gegrond is verklaard, zal de kamer overgaan tot het opleggen van een maatregel aan de notaris; een waarschuwing acht de kamer in dit geval passend en geboden.

5.10 Op grond van het voorgaande beslist de kamer als volgt.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

-      verklaart de klacht gegrond;

-      legt de notaris een waarschuwing op.

Deze beslissing is gegeven door mrs. C.E. van Oosten-van Smaalen, voorzitter, A.H. Schotman, R.H. Meppelink, E.H. Huisman, en N.T. Vink, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2017.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).