ECLI:NL:TNORAMS:2017:1 Kamer voor het notariaat Amsterdam 612279/NT16-46P

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2017:1
Datum uitspraak: 24-01-2017
Datum publicatie: 09-02-2017
Zaaknummer(s): 612279/NT16-46P
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De kamer is van oordeel dat de notaris genoegzaam  aannemelijk heeft gemaakt dat zij ten tijde van het opstellen en passeren van de akte alert is geweest op de mate van wilsbekwaamheid van erflater en dat zij onvoldoende aanleiding had om aan deze wilsbekwaamheid te twijfelen. Dat de notaris zichzelf door het hebben van verschillende functies heeft bevoordeeld is de kamer niet gebleken. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 24 januari 2017 in de klacht met nummer 612279/NT 16-46 P van:

[naam klaagster],

wonende te [plaats],

klaagster ,

tegen:

[naam notaris]

notaris te [vestiginsplaats],

de notaris .

1. Ontstaan en loop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

- klaagschrift met bijlagen van 26 augustus 2016;

- verweerschrift met bijlagen van 26 september 2016.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 13 december 2016 zijn klaagster, vergezeld van twee zussen en een broer, en de notaris verschenen.  Partijen hebben het woord gevoerd, klaagster aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen. De voorzitter heeft aan klaagster meegedeeld dat de kamer bij de beoordeling van de klacht geen acht slaat op de door klaagster ter zitting overgelegde producties, aangezien deze niet tijdig zijn ingediend en de notaris onvoldoende in staat is daar adequaat op te reageren. Uitspraak is bepaald op 24 januari 2017.

2. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

  1. De oom van klaagster, de heer [naam oom] (hierna: erflater), geboren in 1931, heeft ten overstaan van de notaris op 7 december 2015 zijn uiterste wil laten vastleggen, onder herroeping van alle eerdere wilsbeschikkingen.
  2. Als enige erfgenaam heeft hij, onder de last van hierna onder c. te noemen legaten, de heer [naam broer klaagster] (hierna: [B]) benoemd.
  3. In hoofdstuk 3 van het testament heeft erflater gelegateerd:

    - 34 % van het zuiver saldo van de nalatenschap aan de Protestantse Gemeente [plaats];

    - 10% van het zuiver saldo van de nalatenschap aan de Stichting Koninklijk Nederlands Geleidehondenfonds;

    - 10% van het zuiver saldo van de nalatenschap aan de heer [naam buurman erflater];

    - aan neefje [naam] en nichtje [naam], aan [naam hulp erflater] en aan klaagster: ieder 6,5 % van het zuiver saldo van de nalatenschap.

  4. In hoofdstuk 4 van het testament heeft erflater de notaris tot executeur benoemd en in hoofdstuk 5 tot afwikkelingsbewindvoerder, “bevoegd om, als vertegenwoordiger van mijn erfgenamen, de nalatenschap te verdelen bij notariële akte alsmede het vervreemden van goederen van de nalatenschap zonder medewerking van de erfgenamen.”
  5. Op 10 december 2015 is erflater overleden.

3. De klacht

3.1 Het eerste klachtonderdeel betreft een volmacht voor vermogensrechtelijke zaken en een volmacht voor medische zaken, die erflater aan de notaris heeft verstrekt per 16 december 2014.

Klaagster meent dat de notaris niet naar behoren heeft gehandeld met betrekking tot de medische volmacht: zij had degenen die betrokken waren bij de verzorging van erflater tijdens zijn ziekbed (vanaf juni 2015) hierover dienen te informeren. De volmacht dient transparant te zijn en er dient een controle te zijn van de gevolmachtigde middels een aangewezen persoon of instantie.

Voorts heeft de notaris de familie niet meegedeeld welke handelingen zij met de vermogensrechtelijke volmacht heeft gedaan. De notaris heeft zichzelf volgens klaagster ten onrechte laten betalen voor werkzaamheden op grond van deze volmachten.

3.2 Op 7 december 2015 was erflater terminaal ziek en zodanig verzwakt dat hij

zowel fysiek als mentaal niet in staat was tot het vastleggen van een testament. Dat blijkt volgens klaagster ook uit de handtekening van erflater onder het testament: een onduidelijke krabbel. De notaris had niet mogen meewerken aan een dergelijk onbetrouwbaar testament.

3.3 Volgens klaagster heeft de notaris zichzelf op grond van het testament in eigen voordeel en onterecht verschillende functies toebedeeld, executeur, vertegenwoordiger, boedelnotaris en afwikkelingsbewindvoerder.

3.4 Volgens klaagster heeft de notaris erflater vermoedelijk te dwingend geadviseerd bij de toewijzing van de legaten aan de Protestantse Gemeente, de heer [naam], de buurman van erflater die voor hem in de tuin werkte, en mevrouw [naam] (de werkster). Aangezien zij door erflater gewoon betaald werden voor hun diensten meent klaagster dat erflater uit eigen beweging de legaten niet kan hebben toebedeeld. [De buurman] heeft dan wel op verzoek van erflater in de tuin gewerkt en hem een paar keer naar het ziekenhuis gereden, maar meer ook niet.

3.5 Klaagster stelt dat sprake is van een vriendschappelijke relatie tussen de notaris en [de buurman van erflater], zodat sprake is van een belangenverstrengeling.

3.6 De notaris heeft haar werkzaamheden als executeur niet naar behoren uitgevoerd, aldus klaagster, omdat:

a. zij de sleutel van de woning van erflater en de sleutel van de kast op de gang (bewaarplaats van documenten) aan [de buurman van erflater] heeft gegeven, terwijl ze deze zelf had moeten innemen;

b. legatarissen niet gelijk zijn behandeld bij de informatie over hun legaat. [De buurman van erflater] is al in de eerste week na overlijden op de hoogte gesteld op het kantoor van de notaris en heeft daar ook informatie gekregen over het gehele testament terwijl de notaris klaagster pas per brief van 15 februari 2016 heeft geïnformeerd;

c. zij ondanks herhaaldelijk verzoek daartoe geen verklaring van erfrecht afgeeft aan de erfgenaam.

4. Het verweer

De notaris heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Ter zitting heeft de notaris verklaard dat zij nooit gebruik heeft gemaakt van de medische volmacht. Erflater heeft met haar de uitdrukkelijke afspraak gemaakt dat, als het nodig was daarvan gebruik te maken, zij door erflater zelf of door [B] zou worden geïnstrueerd. Zij heeft die instructies echter nooit gekregen. Van erflater mocht de notaris geen afschrift van de medische volmacht in de woning achterlaten, omdat hij expliciet geen bemoeienis wenste van familie of derden. Wel heeft de notaris erflater geadviseerd een afschrift van de medische volmacht aan de huisarts te verstrekken, maar zij weet niet of erflater dat heeft gedaan.

Nu niet is komen vast te staan dat sprake is van enig handelen van de notaris inzake de medische volmacht en moet worden aangenomen dat de notaris ook overigens overeenkomstig de instructies van erflater heeft gehandeld, zal de kamer het klachtonderdeel dat daarop betrekking heeft afwijzen.

Hetzelfde geldt voor klaagsters verwijt met betrekking tot de aan de notaris door erflater gegeven vermogensrechtelijke volmacht. Nog los van de verklaring van de notaris dat zij in het kader van die volmacht eveneens geen werkzaamheden heeft verricht en dit ook in de procedure niet is komen vast te staan, hoeft zij daarover aan klaagster, indien dat wel het geval zou zijn geweest, geen verantwoording af te leggen.

5.3 Volgens vaste jurisprudentie van de notariskamer van het gerechtshof Amsterdam dient een notaris het “Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening” vastgesteld door de KNB in mei 2006, geactualiseerd in april 2013 (hierna te noemen: het Stappenplan) toe te passen indien er aanleiding bestaat om te twijfelen aan het vermogen van de cliënt om zijn of haar belangen te behartigen. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is in het algemeen verder onderzoek aangewezen. Het komt daarbij in eerste instantie aan op de eigen waarneming van de notaris, aan wie een redelijke beoordelingsvrijheid toekomt.

De notaris heeft naar eigen zeggen in het onderhavige geval geen enkele twijfel gehad over de wilsbekwaamheid van erflater. Ter zitting heeft de notaris, voor zover haar geheimhoudingsplicht ten opzichte van klaagster dat toeliet, een beschrijving gegeven van de gang van zaken bij het opstellen en passeren van de laatste wil van erflater. Erflater heeft de notaris gebeld omdat hij zijn bestaande testament wenste aan te passen. Kort daarna, op 2 december 2015, heeft de notaris erflater daartoe bezocht en met hem gesproken. Naar zeggen van de notaris heeft zij erflater, die aangaf vaart te willen maken met het bespreken van de wijzigingen, afgeremd en met hem besproken dat zij in beginsel het Stappenplan moest doorlopen. Dit heeft zij ook gedaan, ondanks het feit dat erflater daarvan niet wilde weten: zij heeft daarvan in haar dossier aantekeningen gemaakt. In dit gesprek, dat plaatsvond in erflaters woning, heeft erflater de notaris nauwkeurig uiteengezet wat hij in zijn testament wilde bepalen: zelfs de percentages van de legaten had hij zelf op papier gezet.  Vervolgens heeft de notaris op 4 of 5 december 2015 het concepttestament met erflater besproken en is het testament op 7 december 2015 bij erflater thuis gepasseerd.

De kamer is van oordeel dat de notaris genoegzaam  aannemelijk heeft gemaakt dat zij ten tijde van het opstellen en passeren van de akte alert is geweest op de mate van wilsbekwaamheid van erflater en dat zij onvoldoende aanleiding had om aan deze wilsbekwaamheid te twijfelen. Het enkele feit dat erflater terminaal ziek was brengt nog niet met zich dat erflater niet in staat kon worden geacht zijn wil te bepalen. Aan het feit dat erflater niet op iedere bladzijde van het testament zijn paraaf heeft gezet, hetgeen volgens de notaris ook niet gebruikelijk is, komt in dit verband geen betekenis toe. Het tweede klachtonderdeel zal daarom ook worden afgewezen.

5.4 Dat erflater aan de notaris een combinatie van verschillende functies heeft toevertrouwd is in beginsel mogelijk. De notaris heeft ter zitting verklaard dat zij op uitdrukkelijk verzoek van erflater en in samenspraak met hem heeft besloten om die combinatie van functies te aanvaarden. Het was ook erflaters wens dat een en ander zo spoedig mogelijk zou worden afgewikkeld.

Dat de notaris zichzelf door het hebben van deze functies heeft bevoordeeld is de kamer niet gebleken. Van klachtwaardig handelen is dus ook hier geen sprake, zodat ook het derde klachtonderdeel zal worden afgewezen.

5.5 De klachtonderdelen, hiervoor onder 3.4 en 3.5 genoemd zullen worden afgewezen, aangezien deze door klaagster niet zijn onderbouwd en door de notaris worden betwist.

5.6 De notaris betwist dat zij na het overlijden van erflater de sleutels aan [de buurman van erflater] heeft gegeven; erflater heeft de sleutels, met name die van de gangkast, tot op het laatst zelf gehouden en zou deze zelf aan [de buurman] geven. De notaris heeft met [B] overlegd of hij akkoord ging met het feit dat [de buurman] de sleutels zou krijgen en houden. Aanvankelijk ging [B] daarmee akkoord; toen hij later liet weten daarmee niet langer akkoord te gaan heeft de notaris ervoor gezorgd dat [de buurman] de sleutels aan hem overdroeg.

De notaris heeft eveneens betwist dat zij [de buurman] eerder dan de andere legatarissen geïnformeerd heeft over zijn legaat. Zij heeft alle betrokkenen per brief van 15 februari 2016 gelijktijdig geïnformeerd over het aan ieder van hen toekomende legaat.

Gelet op het feit dat in het tuchtrecht geen plaats is voor een uitgebreide bewijslevering zal de kamer op grond van deze betwistingen en bij gebrek aan onderbouwing door klaagster ook de klachtonderdelen genoemd in 3.6 onder a en b afwijzen.

5.7 Tot slot is de kamer van oordeel dat het klaagster, zijnde niet de opdrachtgever, niet aangaat of de notaris – wat daar verder ook van zij – al dan niet een verklaring van erfrecht aan [B] wenst af te geven, zodat ook dit klachtonderdeel zal worden afgewezen.

5.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

-       verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. S.P. Pompe, voorzitter, T.H. van Voorst Vader, A.M.J.M. Ploumen, E.H. Huisman, P.J. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2017.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).