ECLI:NL:TNORSHE:2016:11 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2015/77

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2016:11
Datum uitspraak: 18-04-2016
Datum publicatie: 17-05-2016
Zaaknummer(s): SHE/2015/77
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met waarschuwing
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Ingevolge artikel 4:149 lid 1 sub d BW eindigt de taak van een executeur wanneer de nalatenschap moet worden vereffend. Uitgangspunt is dat als een nalatenschap door een of meer erfgenamen beneficiair is aanvaard deze moet worden vereffend. Dit uitgangspunt lijdt slechts uitzondering als er een tot voldoening van de opeisbare schulden en legaten bevoegde executeur is én deze kan aantonen dat de goederen der nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om alle schulden de nalatenschap te voldoen. De kamer verwijst in dit verband naar artikel 4:202 BW. Niet is gebleken dat de notaris ten tijde van de beneficiaire aanvaarding kon aantonen dat de goederen van de nalatenschap ruimschoots toereikend waren om alle schulden van de nalatenschap te voldoen. Klacht deels gegrond. Waarschuwing.

Klachtnummer    : SHE/2015/77

Datum uitspraak : 18 april 2016

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’S-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van

1.    [A], wonende te […],

2.    [B], wonende te […],

gemachtigde: mr. [gemachtigde], gevestigd te […],

tegen

notaris mr. […], gevestigd te […],

Klager sub 1 en 2 worden hierna afzonderlijk aangeduid als respectievelijk [A] en [B] en gezamenlijk aangeduid als klagers. Notaris […] wordt hierna aangeduid als de notaris.

1.          De procedure

1.1.       Bij brief van 14 september 2015 is namens klagers een klacht geformuleerd tegen de notaris. Deze klacht is op 14 september 2015 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (verder: de kamer).

1.2.       De notaris heeft op de klacht geantwoord.

1.3.       De voorzitter van de kamer heeft de behandeling van de zaak verwezen naar de volle kamer.

1.4.       De kamer heeft nadien kennisgenomen van een brief (met bijlagen) van [gemachtigde] gedateerd 7 januari 2016.

1.5.       De kamer heeft de klacht behandeld op 18 januari 2016. Verschenen zijn klagers bijgestaan door [gemachtigde], alsmede de notaris. Zij hebben hun standpunten toegelicht.

2.          De feiten

2.1.       Mevrouw [..] (hierna: erflaatster) is op 21 oktober 2014 overleden. Zij heeft bij testamenten van 27 september 2010 en 16 augustus 2011 over haar nalatenschap beschikt. Zij heeft daarbij - onder meer en voor zover hier relevant - de notaris tot executeur en afwikkelings-bewindvoerder van haar nalatenschap benoemd. De erfgenamen van erflaatster zijn haar vier kinderen, te weten:

1. de heer […], klager sub 1 (hierna: [A]),

2. mevrouw […], klager sub 2 (hierna: [B]),

3. mevrouw [….] (hierna: [C]),

4. de heer […] (hierna: [D]).

2.2.       De notaris heeft haar taak als executeur en afwikkelingsbewindvoerder aanvaard en werkzaamheden ter zake van de afwikkeling van de nalatenschap verricht.

2.3.       Op 19 januari 2015 hebben alle erfgenamen de nalatenschap van erflaatster beneficiair aanvaard.

2.4.       Tot de nalatenschap behoorden diverse registergoederen. De notaris heeft middels biedingsformulieren de erfgenamen in de gelegenheid gesteld om deze registergoederen te kopen.

2.5.       Bij brief van 6 juli 2015 heeft de notaris de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant medegedeeld dat haar op 2 juli 2015 is gebleken dat het saldo van de nalatenschap negatief is en dat de nalatenschap dient te worden vereffend waardoor haar taak als executeur eindigt.

Bij deze brief is een boedelstaat met taxatierapport bijgevoegd.

3.          De klacht en het verweer

3.1.       Klagers stellen zich op het standpunt dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld.

Klagers verwijten de notaris het volgende:

1.    de notaris heeft ten onrechte haar taak als executeur niet neergelegd op het moment dat de nalatenschap beneficiair is aanvaard. Klagers voeren in dit verband aan dat zij de notaris hier

op 28 april 2015 op hebben gewezen.

2.    de notaris heeft ten onrechte zeer ernstige asbestvervuiling op de tot de nalatenschap behorende registergoederen niet gesaneerd. Klagers voeren in dat verband aan dat asbestdakplaten van de daken zijn afgewaaid waarna asbest in vervallen opstanden en op het terrein terecht is gekomen.

3.    de notaris wilde ten onrechte de verkoop van de tot de nalatenschap behorende registergoederen doordrukken ondanks:

a. de asbestvervuiling, en

b. de door [A], [B] en [C] betwiste pachtclaim van [D], en

c. de mededeling dat eerst duidelijkheid omtrent de pachtclaim diende te komen alvorens verkoop aan de orde zou zijn. Klagers voeren in dit verband aan dat hierover een kort geding procedure is aangespannen teneinde de in gang gezette verkoopactiviteiten op te schorten.

4.    de notaris heeft de kantonrechter onjuist geïnformeerd omtrent de reden van het neerleggen van haar taak als executeur. Klagers voeren in dit verband aan dat de door de notaris gesignaleerde schulden niet bestaan.

3.2.       De notaris voert hiertegen verweer.

4.          De beoordeling

4.1.       Op grond van artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan

het tuchtrecht onderworpen. De kamer dient de handelwijze van de notaris te toetsen aan de in

dat artikel omschreven tuchtnorm. De diverse onderdelen van de klacht zullen afzonderlijk worden

besproken.

klachtonderdeel 1

4.2.       Klagers verwijten de notaris in het eerste klachtonderdeel dat zij ten onrechte haar taak als executeur niet heeft neergelegd op het moment dat de nalatenschap beneficiair is aanvaard. Klagers voeren in dit verband aan dat zij de notaris hier op 28 april 2015 op hebben gewezen.

4.3.       De notaris voert hiertegen verweer. Zij betoogt dat haar taak als executeur niet is geëindigd op het moment van beneficiaire aanvaarding, maar op 2 juli 2015 toen de belastingdienst de notaris telefonisch heeft medegedeeld dat de vorderingen van de kinderen uit hoofde van de nalatenschap van hun vader zodanig waren dat de notaris tot de conclusie kwam dat sprake was van een negatieve nalatenschap. De notaris wijst in dit verband naar de artikelen 4:149 lid 1 sub d en 4:202 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).

4.4.       De kamer overweegt als volgt. Ingevolge artikel 4:149 lid 1 sub d BW eindigt de taak van een executeur wanneer de nalatenschap moet worden vereffend. Uitgangspunt is dat als een nalatenschap door een of meer erfgenamen beneficiair is aanvaard deze moet worden vereffend.

Dit uitgangspunt lijdt slechts uitzondering als er een tot voldoening van de opeisbare schulden en legaten bevoegde executeur is én deze kan aantonen dat de goederen der nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om alle schulden de nalatenschap te voldoen. De kamer verwijst in dit verband naar artikel 4:202 BW. Niet is gebleken dat de notaris ten tijde van de beneficiaire aanvaarding kon aantonen dat de goederen van de nalatenschap ruimschoots toereikend waren om alle schulden van de nalatenschap te voldoen. Het klachtonderdeel is dan ook gegrond. Dit klemt te meer, nu de notaris ter zitting heeft verklaard dat zij de erfgenamen heeft geadviseerd om de nalatenschap beneficiair te aanvaarden in verband met eventuele claims vanwege de slechte staat van de tot de nalatenschap behorende registergoederen.

klachtonderdeel 2

4.5.       Klagers verwijten de notaris dat zij zeer ernstige asbestvervuiling op de tot de nalatenschap behorende registergoederen niet gesaneerd. Klagers voeren in dit verband aan dat asbestdakplaten van de daken zijn afgewaaid waarna asbest in vervallen opstanden en op het terrein terecht is gekomen.

4.6.       De notaris voert hiertegen verweer. Zij stelt zich op het standpunt dat er geen directe noodzaak was om te saneren. De notaris wijst er op dat in 2013 en 2014 - vóór het overlijden van erflaatsters - rapportages zijn opgemaakt en dat in augustus 2015 in opdracht van de notaris nog een rapportage is uitgebracht. Uit deze rapportages bleek geen directe noodzaak om te saneren. Wel werd geadviseerd om het terrein met hekken te omsluiten. De notaris heeft vervolgens besloten niet tot volledige sanering over te gaan, maar dit voor risico van de toekomstige koper te laten komen. Daarbij komt, aldus de notaris, dat een volledige sanering op kosten van de nalatenschap niet door alle erfgenamen werd gedragen. Met name [D] was hier fel op tegen. De notaris heeft voor het plaatsen van hekken bij twee bedrijven een offerte aangevraagd. De notaris heeft de opdracht tot het plaatsen van hekken niet meer kunnen verstrekken, omdat haar functie als executeur was geëindigd.

4.7.       Gelet op hetgeen de notaris naar voren heeft gebracht is de kamer van oordeel dat

de notaris op juiste wijze heeft gehandeld. De kamer zal dit klachtonderdeel dan ook ongegrond verklaren.

klachtonderdeel 3

4.8.       Klagers verwijten de notaris in het derde klachtonderdeel dat zij ten onrechte de verkoop van de tot de nalatenschap behorende registergoederen wilde doordrukken ondanks:

a. de asbestvervuiling, en

b. de door [A], [B] en [C] betwiste pachtclaim van [D], en

c. de mededeling dat eerst duidelijkheid omtrent de pachtclaim diende te komen alvorens verkoop aan de orde zou zijn. Klagers voeren in dit verband aan dat hierover een kort geding procedure is aangespannen teneinde de in gang gezette verkoopactiviteiten op te schorten.

4.9.       De notaris voert hiertegen verweer. De notaris stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van openbare verkoop van de registergoederen, maar van verkoop bij inschrijving binnen de familie. De notaris heeft hiervoor gekozen, omdat [B], [C] en [D] hadden aangegeven hieraan de voorkeur te geven. [B] en [C] wilden beiden een bod uitbrengen op de registergoederen, ook nadat [D] een pachtclaim had ingediend. Het weiland zou - als niemand binnen de familie hierop zou bieden - aan een derde verkocht kunnen worden. De notaris heeft alleen de voorwaarden voor inschrijving vastgesteld en de biedingsformulieren opgemaakt. De door [A] en [B] aangespannen kort geding procedure was onnodig en voorbarig, omdat op geen enkel moment sprake is geweest van

een openbare verkoop, aldus de notaris.

4.10.     In reactie hierop hebben klagers ter zitting aangegeven dat de notaris dit klachtonderdeel niet goed heeft gelezen: er staat verkoop en niet openbare verkoop. Klagers wilden duidelijkheid omtrent de pachtclaim alvorens de verkoop bij inschrijving binnen de familie zou plaatsvinden. Een eventuele pachtclaim heeft immers een waarde-drukkend effect, aldus klagers.

4.11.     De kamer overweegt als volgt. Anders dan klagers is de kamer van oordeel dat de asbestvervuiling niet aan verkoop – en dus ook niet aan verkoop bij inschrijving binnen de familie – in de weg staat. De kamer heeft daarbij in aanmerking genomen dat een volledige sanering op kosten van de nalatenschap niet door alle erfgenamen werd gedragen. 

Vervolgens is de vraag of de onduidelijkheid rondom de pachtclaim verkoop bij inschrijving binnen de familie in de weg staat. De kamer beantwoordt deze vraag ontkennend. In dit stadium van de afwikkeling van de boedel is er geen sprake van doordrukken van de verkoop van de registergoederen zoals klagers de notaris verwijten nu er sprake is van voorbereidende handelingen van de notaris voor een verkoop bij inschrijving tussen de erfgenamen, de kinderen van erflaatster. Het door beide dochters - [B] en [C] - , nog voordat er een pachtclaim bestond, uitgebrachte bod lag boven de taxatiewaarde.

klachtonderdeel 4

4.12.     In het vierde klachtonderdeel verwijten klagers de notaris dat zij de kantonrechter onjuist heeft geïnformeerd omtrent de reden van het neerleggen van haar taak als executeur. Zij voeren in dit verband aan dat de notaris als reden heeft medegedeeld dat de nalatenschap van erflaatster negatief is. Dit is onjuist, omdat de door de notaris gesignaleerde schulden niet bestaan.

4.13.     De notaris voert hiertegen verweer. Zij voert aan dat zij haar taak als executeur heeft neergelegd omdat zij naar aanleiding van de telefonische informatie van de belastingdienst tot de conclusie is gekomen dat de nalatenschap van erflaatster negatief is. Er was, aldus de notaris, geen andere reden om haar taak als executeur neer te leggen. De notaris wijst er in dit verband nog op dat zij in haar brief aan de kantonrechter van 6 juli 2015 heeft aangeboden om de taak als vereffenaar op zich te nemen, welk aanbod zij overigens nadien heeft ingetrokken.

4.14.     De kamer overweegt als volgt. De echtgenoot van erflaatster tevens vader van de kinderen (hierna: de vader) is eerder overleden. De notaris verkeerde naar aanleiding van de telefonische informatie van de belastingdienst in de veronderstelling dat er sprake was van vorderingen van de kinderen op erflaatster uit hoofde van de nalatenschap van vader op grond van een wettelijke verdeling. Ter zitting is gebleken dat dit een onjuiste veronderstelling is geweest. De nalatenschap van vader is niet ten gevolge van zijn overlijden verdeeld, doch bij akte van verdeling van 6 mei 2011.  Uit die akte blijkt dat erflaatster aan [A], [B] en [C] de volgende bedragen schuldig was: € 72.339,75, € 22.939,75 en € 72.339,75. Er was dus wél sprake van vorderingen van (drie van de vier) kinderen op erflaatster, maar op een andere grond dan door de notaris verondersteld. Het vorenstaande laat evenwel onverlet dat deze vorderingen schulden van de nalatenschap zijn. De kamer wijst in dit verband op artikel 4:7 BW. Het door klagers gestelde rechtvaardigt dus niet de conclusie dat de notaris de kantonrechter verkeerd heeft geïnformeerd omtrent de reden van het neerleggen van haar taak. Dit klachtonderdeel is dus ongegrond.

conclusie

4.15.     Gelet op het voorgaande zal de kamer klachtonderdeel 1 gegrond verklaren en ter zake van dit klachtonderdeel de maatregel van waarschuwing opleggen. Deze maatregel acht de kamer passend en geboden. De kamer zal overige klachtonderdelen ongegrond verklaren.

5.        De beslissing

verklaart klachtonderdeel 1 gegrond en bepaalt dat aan de notaris de tuchtrechtelijke maatregel van waarschuwing wordt opgelegd;

verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. W. Weerkamp, plaatsvervangend voorzitter, mr. H.G. Robers, rechterlijk lid, mr J.L.G.M. Mertens, notaris lid, mr. R.L.G.M. Steegmans, plaatsvervangend notaris lid, en mr. G.A.M. van Lith, plaatsvervangend belasting lid.

Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2016 door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.