ECLI:NL:TNORDHA:2016:22 Kamer voor het notariaat Den Haag 15-101

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2016:22
Datum uitspraak: 15-06-2016
Datum publicatie: 22-06-2016
Zaaknummer(s): 15-101
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de notaris dat hij onvoldoende zorgvuldig is geweest en wellicht ernstig in gebreke is gebleven bij het opstellen en passeren van het testament van erflater.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 15 juni 2016 inzake de klacht onder nummer 15-101 van:

[klaagster],

hierna ook te noemen: klaagster,

gemachtigde: mr. M.K. Bentinck van Schoonheten,

tegen

mr. [naam]

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris,

gemachtigde: mr. J.M.A.H. van der Ploeg.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, ingekomen op 15 december 2015,

·         aanvulling op de klacht, met volmacht en bijlagen,

·         het antwoord van de notaris.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 april 2016. Daarbij waren aanwezig namens klaagster haar gemachtigde mr. M.K. Bentinck van Schoonheten, en de notaris bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J.M.A.H. van der Ploeg. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt.

De feiten

Op 11 december 2013 is de broer van klaagster, de heer [C] (hierna te noemen: erflater), overleden. Erflater was weduwnaar en had geen kinderen.

Op 24 april 2013 heeft erflater een testament gemaakt, verleden voor de notaris. In dit testament heeft erflater mevrouw [D] en de heer[E] benoemd tot zijn erfgenamen en zijn executeurs. Erflater heeft aan klaagster vrij van erfbelasting en zonder berekening van rente een bedrag van € 3000,- gelegateerd, alsmede een zesdelig zilveren bestek (Haags lof), één grote zilveren soeplepel, één grote zilveren opscheplepel, één zilveren theezeefje, alle zilveren servetringen, één zilveren grote driearmige kandelaar en het groen marmeren burostel, bestaande uit drie voorwerpen.

Op 12 november 2013 heeft erflater een aanvulling op zijn testament (addendum) getekend, mede ondertekend door mevrouw [P].

De klacht en het verweer van de notaris

Klaagster verwijt de notaris dat hij onvoldoende zorgvuldig is geweest en wellicht ernstig in gebreke is gebleven bij het opstellen en passeren van het testament van erflater. Erflater leed sinds 2012 aan longkanker met uitzaaiingen naar de hersenen. Erflater zou volgens de artsen nog drie maanden te leven hebben. In verband met zijn ziekte kreeg hij zware medicatie. Als gevolg van zijn ziekte en de medicatie was erflater vaak verward. Hij was nauwelijks in staat om te lezen als gevolg van ernstig verminderd gezichtsvermogen veroorzaakt door de hersentumor. Erflater had verder overduidelijk uiterlijke kenmerken van een terminale kankerpatiënt. Erflater had zijn administratie niet meer in eigen beheer en hij was niet in staat om zich zelfstandig zonder hulp te verplaatsen. Erflater was zeer afhankelijk van het echtpaar [F]. Zij waren zijn mantelzorgers en gevolmachtigden en beïnvloedden erflater zeer sterk. In de laatste maanden van zijn leven werd erflater door hen geïsoleerd.

Klaagster heeft sterk de indruk dat de notaris is misleid door het echtpaar [F]. Na het overlijden van zijn echtgenoot heeft erflater zijn testament gewijzigd. Klaagster kent de inhoud van het eerdere testament van erflater niet, maar vermoedt dat het door de benoeming van het echtpaar [F] tot erfgenamen en executeurs ingrijpend is gewijzigd. Familieleden van erflater kwamen “slechts” als legataris voor in het laatste testament en niet als erfgenamen.

De notaris heeft het volgende aangevoerd. Erflater heeft de notaris zelf telefonisch benaderd voor het maken van een afspraak voor het wijzigen van zijn testament. Erflater deelde de notaris mee dat hij aan kanker leed en dat hij zelf naar het notariskantoor kon komen, aangezien het dichtbij zijn woning was. Erflater kwam naar de bespreking vergezeld door het echtpaar [F]. Erflater wilde hen bij het gesprek hebben, maar de notaris heeft uitdrukkelijk te kennen gegeven dat dat niet de bedoeling was en dat anders de bespreking niet door zou gaan. De bespreking heeft daarna alleen plaatsgevonden met erflater. Erflater had zijn laatst opgestelde testament meegenomen en samen zijn zij door de inhoud gelopen. De notaris heeft erflater gevraagd in zijn eigen bewoordingen uit te leggen wat hij wilde wijzigen. Omdat erflater aangaf dat hij ziek was heeft de notaris aan de hand van het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening vragen aan erflater gesteld om de wilsbekwaamheid te onderzoeken. De antwoorden die erflater gaf waren dusdanig dat de notaris erflater wilsbekwaam achtte en overtuigd was dat erflater zijn eigen belangen kon behartigen. Voor de notaris waren er geen aanwijzingen of twijfels om een arts te raadplegen. Conform de wensen van erflater heeft de notaris een concepttestament opgesteld en aan erflater toegezonden. Erflater heeft per e-mailbericht van 5 april 2013 daarop gereageerd en verzocht om wat aanpassingen. Op 9 april 2013 heeft de notaris met erflater gesproken over de wijzingen en ook toen waren er geen aanwijzingen met betrekking tot de geestesgesteldheid.

Op 24 april 2013 heeft de notaris erflater apart gesproken en zich ervan overtuigd dat de inhoud van het testament de uitdrukkelijke en uiterste wens van erflater betrof. De notaris heeft alles doorgenomen en heeft hiervan aantekeningen gemaakt voor in zijn dossier. De notaris heeft zelf tijdens het passeren kunnen vaststellen dat erflater in staat was zijn wil te bepalen. Er bestond voor de notaris dan ook geen aanleiding om als extra waarborg getuigen op te laten treden.

De notaris weerspreekt uitdrukkelijk dat het addendum van 12 november 2013 door hem is opgemaakt en is gepasseerd. Dit stuk is geen notariële akte. Van deze aanvulling op het testament blijkt ook niet uit het Centraal Testamentenregister (CTR). De notaris plaatst vraagtekens bij de rechtsgeldigheid van het addendum.

Gezien zijn geheimhoudingsplicht kan de notaris slechts verklaren dat ten opzichte van het eerdere testament van erflater er geen sprake is van een ingrijpende afwijking.

De notaris weerspreekt dat hij misleid zou zijn door het echtpaar [F]. Er is nooit enig overleg geweest tussen de notaris en het echtpaar over de inhoud van het testament van erflater.

De beoordeling van de ontvankelijkheid

Artikel 99, eerste lid van de Wet op het notarisambt (Wna) bepaalt, voor zover hier van belang, dat klachten kunnen worden ingediend door “een ieder met enig redelijk belang”.

De tot 1 januari 2013 geldende Wna kende een dergelijke bepaling niet. Onder het oude recht werd voor de beoordeling van de vraag wie een klacht kon indienen aansluiting gezocht bij artikel 49 Wna, dat bepaalt aan wie een afschrift van een akte kan worden verstrekt door de notaris. Voorts gold volgens tuchtrechtelijke jurisprudentie dat degene die zodanig bij het in een klacht gewraakte doen en/of nalaten van een notaris betrokken was, dat hij als belanghebbende bij een uitspraak over een klacht kon worden aangemerkt, in die klacht kon worden ontvangen. Bij de beantwoording van de vraag of iemand een zodanige belanghebbende was, speelde een rol  in hoeverre deze door het handelen of nalaten van een notaris zodanig in zijn eigen belang kon worden getroffen dat deze daarin behoorde te mogen opkomen ter bescherming van dat belang, of in hoeverre deze anderszins zo nauw betrokken was geweest bij het onderwerp dat in de klachtprocedure werd behandeld, dat daarin een belang was gelegen om in die procedure te verschijnen. Uit de wetsgeschiedenis van het tot 1 januari 2013 geldende artikel 99 Wna bleek verder dat zowel de KNB als het Bureau Financieel Toezicht een tuchtrechtelijke klacht konden indienen, evenals, bijvoorbeeld, collega-notarissen. Blijkens de Memorie van Toelichting op het huidige artikel 99 lid 1 is in de herziene tekst van het eerste lid geëxpliciteerd dat de kring van degenen die een tuchtrechtelijke klacht kunnen indienen bestaat uit een ieder die enig redelijk belang heeft bij de indiening van een klacht. Dit belang kan volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of bestaan uit een belang bij de handhaving van de beroepsnormen en -regels voor het notariaat. Naast de cliënt van de notaris, de KNB en het Bureau kan hierbij, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, worden gedacht aan belangenorganisaties, het openbaar ministerie en instanties die zijn belast met het taken die raken aan werkzaamheden van de notaris, zoals gemeenten, de belastingdienst of het kadaster. Er geldt dan ook een ruim belanghebbendenbegrip: een rechtstreeks belang bij de klacht is niet zonder meer vereist, ook een indirect of afgeleid belang van de klager kan grond zijn voor ontvankelijkheid. Hiermee is een ruime toegang tot de tuchtrechtelijke klachtprocedure beoogd ter ondersteuning van de corrigerende functie van het tuchtrecht en het zelfreinigend vermogen van de beroepsgroep.

Vaststaat dat klaagster de zus van erflater was. In het testament is zij benoemd tot legataris en niet tot erfgenaam. Indien erflater geen testament zou hebben gemaakt, zou klaagster op grond van de wet erfgenaam zijn, aangezien erflater overleed zonder achterlating van een echtgenoot en kinderen. Het redelijk belang van klaagster is hiermee voldoende komen vast te staan. De Kamer is van oordeel dat klaagster kan worden ontvangen in haar klacht. De Kamer komt toe aan een verdere inhoudelijke behandeling.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. 

De Kamer overweegt als volgt. De notaris heeft aangevoerd dat hij het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening heeft gevolgd vanwege het feit dat erflater ernstig ziek was. Niet is komen vast te staan dat de notaris nog verder onderzoek had moeten doen naar de wilsbekwaamheid van erflater. Naar het oordeel van de Kamer had het op de weg van klaagster gelegen om voldoende aannemelijk te maken dat erflater niet op eigen initiatief tot wijziging van zijn testament had kunnen komen, bijvoorbeeld aan de hand van een medische verklaring waaruit zijn geestestoestand ten tijde van het opstellen/tekenen van het testament blijkt. Van een ingrijpende wijziging van het testament is onvoldoende gebleken om tot een ander oordeel over de door klaagster geformuleerde klacht te komen. Nu zulks uit de overgelegde stukken niet althans onvoldoende blijkt, en de notaris heeft aangevoerd dat hij geen aanleiding had om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid, kan niet worden vastgesteld dat de notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De klacht is daarom ongegrond.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. R.J. Paris, voorzitter, O. van der Burg, F. Hoppel, P.H.B. Gorsira en R.B. van der Horst en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2016.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.