ECLI:NL:TNORDHA:2016:15 Kamer voor het notariaat Den Haag 15-76

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2016:15
Datum uitspraak: 11-05-2016
Datum publicatie: 18-05-2016
Zaaknummer(s): 15-76
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Klagers verwijten de notaris en kandidaat-notaris dat zij onzorgvuldig hebben gehandeld bij de totstandkoming van het testament van erflaatster.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 11 mei 2016 inzake de klacht onder nummer 15-76 van:

[klager],

[klaagster],

hierna ook te noemen: klagers,

tegen

[notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris,

en

[kandidaat-notaris],

destijds kandidaat-notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de kandidaat-notaris,

advocaat voor de notaris en kandidaat-notaris: mr. P.G. Knoppers te Utrecht.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, ingekomen op 5 oktober 2015,

·         aanvulling op de klacht, met bijlagen, ingekomen op 16 oktober 2015,

·         het antwoord van de notaris en kandidaat-notaris,

·         aanvulling op het antwoord,

·         brief van de notaris van 15 januari 2016.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 februari 2016. Daarbij waren aanwezig klagers, en de notaris en kandidaat-notaris bijgestaan door mr. P.G. Knoppers. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan de door beide partijen overgelegde pleitnotities gehecht. De Kamer staat de bij de pleitnotitie van klagers ingebrachte stukken toe.

Op verzoek van de Kamer heeft mr. Knoppers na de zitting een kopie van het originele dossier aan de Kamer overgelegd. Vanwege de geheimhoudingsplicht van de notaris zal de Kamer de inhoud van dit dossier meenemen in haar oordeel, maar over die inhoud inhoudelijk verder geen mededelingen doen. Klagers hebben ter zitting ingestemd met deze gang van zaken.

De feiten

Klagers zijn broer en zuster. Hun tante mevrouw [X] (hierna: erflaatster) is op 18 maart 2015 overleden. Klagers zijn de twee kinderen van mevrouw [Y], vooroverleden enige zuster van erflaatster.

Op 8 juni 2011 heeft de notaris het laatste testament van erflaatster gepasseerd. In dit testament zijn alle voorgaande testamenten herroepen en is de Nationale Postcodeloterij N.V. benoemd tot enig erfgenaam.

Bij twee beschikkingen van de kantonrechter te Den Haag is ten behoeve van erflaatster op 14 mei 2012 mevrouw [Z]  tot mentor en bewindvoerder benoemd.

De klacht en het verweer van de notaris en de kandidaat-notaris

Als de notaris en kandidaat-notaris het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening hadden nageleefd dan hadden zij het volgende ontdekt:

1.       erflaatster had haar administratie niet meer in eigen beheer sinds 3 mei 2011. De administratie werd gedaan door mevrouw [Z];

2.       er sprake lijkt van een beginnend dementiesyndroom, vermoedelijk op vasculaire basis zoals blijkt uit het neuropsychologisch onderzoek van 10 augustus 2010 en een CIZ indicatie zorg in november 2010;

3.       erflaatster had haar verzoek om het testament te wijzigen niet goed overwogen. Dit blijkt een snelle passering en het feit dat klagers de beïnvloeding door [A] niet kunnen uitsluiten;

4.       het vorige testament was in 2009 nog gewijzigd in het bijzijn van de executeur, mevrouw [Z] In 2011 was zij niet aanwezig;

5.       het testament wijkt ingrijpend af van alle eerdere testamenten;

6.       het verzoek tot wijziging van het testament en het verlijden ervan is snel geweest (2 dagen), zonder medische noodzaak.

Klagers verwijten de notaris en kandidaat-notaris dat zij onzorgvuldig hebben gehandeld bij de totstandkoming van het testament van erflaatster.

De notaris en kandidaat-notaris hebben het volgende aangevoerd. Klagers dienen niet ontvankelijk te worden verklaard in hun klacht, omdat het testament op 8 juni 2011 is gepasseerd. Het protocol wilsbekwaamheid opgesteld door EPN bestond toen nog niet. Het was dus feitelijk niet mogelijk om verwijtbaar te hebben gehandeld door dit protocol niet te volgen. Het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening is pas in 2012 tot stand gekomen. Het volgen van dit Stappenplan is geen verplichting. Vanzelfsprekend wordt altijd getoetst of iemand wilsbekwaam is.

Klagers zijn teleurgesteld in het feit dat zij niet tot erfgenamen zijn benoemd. Die teleurstelling kan echter niet leiden tot de conclusie dat het testament nietig is dan wel dat de notaris en kandidaat-notaris verwijtbaar hebben gehandeld. In 2009 en 2010 staat vast dat erflaatster niet dementerend was. In het neuropsychologisch onderzoek van 10 augustus 2010 staat “Concluderend lijkt sprake van een beginnend dementiesyndroom, vermoedelijk op vasculaire basis”. Dat klaagster daardoor niet in staat was de gevolgen te overzien van het door haar gewijzigde testament, staat niet vast.

Op 3 mei 2011 heeft erflaatster zelfs nog een verklaring afgelegd en ondertekend, waarin zij haar volledige financiële administratie uit handen gaf en toestemming gaf de “daaruit voortvloeiende handelingen” te verrichten.

In deze periode is het voorstelbaar dat bij erflaatster geen duidelijk stoornissen en beperkingen waarneembaar waren tijdens het bespreken, opstellen en passeren van het testament. Klagers hebben op geen enkele wijze bewezen dat erflaatster niet meer in staat was haar wil te bepalen en hebben niet bewezen dat de notaris en kandidaat-notaris verwijtbaar hebben gehandeld.

De beoordeling van de ontvankelijkheid

Artikel 99, eerste lid van de Wet op het notarisambt (Wna) bepaalt, voor zover hier van belang, dat klachten kunnen worden ingediend door “een ieder met enig redelijk belang”.

De tot 1 januari 2013 geldende Wna kende een dergelijke bepaling niet. Onder het oude recht werd voor de beoordeling van de vraag wie een klacht kon indienen aansluiting gezocht bij artikel 49 Wna, dat bepaalt aan wie een afschrift van een akte kan worden verstrekt door de notaris. Voorts gold volgens tuchtrechtelijke jurisprudentie dat degene die zodanig bij het in een klacht gewraakte doen en/of nalaten van een notaris betrokken was, dat hij als belanghebbende bij een uitspraak over een klacht kon worden aangemerkt, in die klacht kon worden ontvangen. Bij de beantwoording van de vraag of iemand een zodanige belanghebbende was, speelde een rol  in hoeverre deze door het handelen of nalaten van een notaris zodanig in zijn eigen belang kon worden getroffen dat deze daarin behoorde te mogen opkomen ter bescherming van dat belang, of in hoeverre deze anderszins zo nauw betrokken was geweest bij het onderwerp dat in de klachtprocedure werd behandeld, dat daarin een belang was gelegen om in die procedure te verschijnen. Uit de wetsgeschiedenis van het tot 1 januari 2013 geldende artikel 99 Wna bleek verder dat zowel de KNB als het Bureau Financieel Toezicht een tuchtrechtelijke klacht konden indienen, evenals, bijvoorbeeld, collega-notarissen. Blijkens de Memorie van Toelichting op het huidige artikel 99 lid 1 is in de herziene tekst van het eerste lid geëxpliciteerd dat de kring van degenen die een tuchtrechtelijke klacht kunnen indienen bestaat uit een ieder die enig redelijk belang heeft bij de indiening van een klacht. Dit belang kan volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of bestaan uit een belang bij de handhaving van de beroepsnormen en -regels voor het notariaat. Naast de cliënt van de notaris, de KNB en het Bureau kan hierbij, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, worden gedacht aan belangenorganisaties, het openbaar ministerie en instanties die zijn belast met het taken die raken aan werkzaamheden van de notaris, zoals gemeenten, de belastingdienst of het kadaster. Er geldt dan ook een ruim belanghebbendenbegrip: een rechtstreeks belang bij de klacht is niet zonder meer vereist, ook een indirect of afgeleid belang van de klager kan grond zijn voor ontvankelijkheid. Hiermee is een ruime toegang tot de tuchtrechtelijke klachtprocedure beoogd ter ondersteuning van de corrigerende functie van het tuchtrecht en het zelfreinigend vermogen van de beroepsgroep.

Vast staat dat klagers de neef en nicht van erflaatster waren. Hun moeder was immers de enige zuster van erflaatster. Nu hun moeder is vooroverleden zijn klagers de enige overgebleven familie van erflaatster. Het redelijk belang van klagers is hiermee voldoende komen vast te staan. De Kamer is van oordeel dat klagers kunnen worden ontvangen in hun klacht. De Kamer komt toe aan een verdere inhoudelijke behandeling.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris en de kandidaat-notaris hebben gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris en kandidaat-notaris zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris en kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris en kandidaat-notaris niet betaamt.

De Kamer overweegt als volgt. De notaris heeft het testament gepasseerd en de kandidaat-notaris heeft de bespreking gevoerd. Hoewel het Stappenplan Boordeling Wilsbekwaamheid ten tijde van het passeren nog niet was vastgesteld, kan het in deze procedure wel dienen als handvat bij de beoordeling van de door de notaris in acht te nemen zorgvuldigheid. Het volgen van het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening is ook nu niet verplicht. Alleen indien de notaris of kandidaat-notaris twijfel had over de wilsbekwaamheid, was nadere aandacht of nader onderzoek vereist, bijvoorbeeld zoals inmiddels neergelegd in het voornoemde Stappenplan. Uit het aan de Kamer overgelegd vertrouwelijk dossier blijkt niet dat de notaris en de kandidaat-notaris nader onderzoek hadden moeten doen naar de wilsbekwaamheid van erflaatster. Naar het oordeel van de Kamer had het op de weg van klagers gelegen om voldoende aannemelijk te maken dat erflaatster niet op eigen initiatief tot wijziging van haar testament had kunnen komen, bijvoorbeeld aan de hand van een medische verklaring waaruit haar geestestoestand ten tijde van het opstellen/tekenen van het testament blijkt. Ook de volgens klagers snelle en onverklaarbare wijziging van erfgenaam is onvoldoende om tot een ander oordeel over de door klagers geformuleerde klacht te komen. Nu zulks uit de overgelegde stukken niet althans onvoldoende blijkt, en de notaris en kandidaat-notaris hebben aangevoerd dat zij geen aanleiding hadden om te twijfelen en derhalve het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening niet hebben gevolgd, kan niet worden vastgesteld dat de notaris en kandidaat-notaris tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld. De klacht is daarom ongegrond.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht tegen de notaris en kandidaat-notaris ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.F.L. Geerdes, voorzitter, G.H.M. Smelt, L.G. Vollebregt, J. Smal en E.S. Voskamp en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2016.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.