ECLI:NL:TNORDHA:2016:14 Kamer voor het notariaat Den Haag 15-72 en 15-82

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2016:14
Datum uitspraak: 13-04-2016
Datum publicatie: 12-05-2016
Zaaknummer(s): 15-72 en 15-82
Onderwerp: Overig
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Zonder medeweten van [C] en [B] heeft de notaris de notariële volmacht opgesteld en gepasseerd.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 13 april 2016 inzake de klacht onder nummer 15-72 en 15-82 (gevoegd) van:

mr. [A],

[B],

[C],

hierna ook te noemen: klagers,

tegen

mr. [notaris]

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris,

advocaat mr. P. Knoppers.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht 15-72, met bijlagen, ingekomen op 16 september 2015,

·         het antwoord van de notaris van 8 oktober 2015, met bijlage,

·         de klacht 15-82, met bijlagen, ingekomen op 28 oktober 2015,

·         aanvullende brief van mr. [A] van 9 november 2015,

·         antwoord van de notaris van 10 december 2015,

·         e-mailberichten van mr. [A] van 30 december 2015 en 14 januari 2016,

·         brief van de notaris van 15 januari 2016.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 februari 2016. Daarbij waren aanwezig [B] (hierna: [B]) en [C] (hierna: [C]) bijgestaan door hun oom de heer [D], en de notaris bijgestaan door advocaat mr. P. Knoppers. Klager mr. [A] had voorafgaande aan de zitting de Kamer bericht dat hij verhinderd was en zich door zijn broer mr. [I] zou laten vertegenwoordigen. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan de door beide partijen overgelegde pleitnotities gehecht.

Tijdens de zitting heeft de advocaat van de notaris bezwaar gemaakt tegen de brief van mr. [A] van 9 november 2015, welke zij niet in haar bezit heeft en tegen de aangehechte stukken aan de pleitnotitie van klagers. Nu niet is komen vast te staan dat de notaris tijdig van deze stukken heeft kunnen kennis nemen, zal de Kamer geen acht slaan op deze stukken.

De feiten

In de zomer van 2008 heeft de heer [X] (hierna: [X], vader van [B] en [C] en broer van klager, mr. [A] (tevens peetvader van [C]) zijn familie laten weten dat hij leed aan pre-seniele Alzheimer. Tijdens een neurologisch onderzoek in 2008 was die diagnose door een arts gesteld. [X] is direct gestopt met zijn huisartsenpraktijk in het [naam stadsdeel te vestigingsplaats]. Op 27 mei 2009 heeft [X] aan [C] en [B] volmacht gegeven voor het verrichten van alle handelingen.

In 2010 heeft de heer [Z] zonder overleg met de gevolmachtigden [C] en [B] zich als belangenbehartiger van [X] opgeworpen en namens [X] een procedure aangespannen tot nihilstelling van de partneralimentatie ten behoeve van de ex-echtgenote van [X] (de moeder van [C] en [B]). In de procesvolmacht van 8 juni 2010 staat:

”(…)

De volmachtgever geeft te kennen dat hij niet of nauwelijks in staat is tot communicatie als gevolg van de denk- en geheugenstoornissen en de aantasting van zijn spraak, waarmee zijn ziekte gepaard gaat.

(…)”.

Op 21 augustus 2012 heeft de notaris een notariële volmacht gepasseerd waarbij [X] volmacht gaf aan zijn partner mevrouw [G] en de heer [Z]. Bij het passeren waren twee getuigen aanwezig. De gevolmachtigden werden gemachtigd om de goederen te beheren, de belangen van [X] waar te nemen, betalingen te doen, te beschikken over de banksaldi, leningen aan te gaan etc. en alle handelingen te verrichten op het gebied van personen-en erfrecht.

In de volmacht was opgenomen “De verschenen persoon verklaarde tengevolge van zijn lichamelijke gesteldheid niet in staat te zijn een handtekening te plaatsen. De verschenen persoon is mij, notaris, bekend”.

Bij brief van 1 september 2015 heeft mr. [A] de notaris verzocht om toelichting op de totstandkoming van de volmacht.

Bij brief van 7 september 2015 heeft de notaris zich beroepen op de wettelijke geheimhoudingsplicht met betrekking tot het verstrekken van informatie over de totstandkoming en de inhoud van akten.

De klacht en het verweer van de notaris

Zonder medeweten van [C] en [B] heeft de notaris de notariële volmacht opgesteld en gepasseerd. Pas in 2015 raakten klagers hiervan op de hoogte, nadat een door hen ingeschakelde advocaat daar expliciet om had gevraagd in het kader van het afdwingen van een contactregeling met [X], aangezien ieder contact met hem werd tegengehouden.

Klagers verbazen zich over de zin in de volmacht dat [X] wegens lichamelijke gesteldheid niet in staat zou zijn te tekenen. [X] fietst nog regelmatig, liep in 2012 wekelijks hard en nam deel aan de [naam loopwedstrijd] te [plaatsnaam]. Klagers zijn er van overtuigd dat de notaris de woorden “geestelijke gesteldheid” heeft vervangen door “lichamelijke gesteldheid” om het niet tekenen van de akte te rechtvaardigen. De notaris heeft meegewerkt aan misbruik van omstandigheden, hetgeen strafbaar is.

Indien de notaris de zorg in acht had genomen zoals het een notaris betaamt, dan zou zij onmiddellijk bij het verschijnen van [X] hebben vastgesteld dat hij geestelijk niet in staat was te begrijpen waarvoor hij kwam en zou zij die vergaande volmacht, vrijwel gelijk aan onder curatele stellen, niet hebben gepasseerd.

De litigieuze akte heeft geleid tot een aantal handelingen door de gevolmachtigden, die [X] nimmer gewild of verricht zou hebben.

De notaris heeft het volgende aangevoerd. De kern van de klacht is dat de notaris de notariële volmacht niet had mogen passeren, omdat [X] ten tijde van het passeren van de akte niet in staat was zijn wil te bepalen, gelet op zijn geestelijke gesteldheid. Mr. [A] heeft geen eigen belang bij de klacht, nu hij zelf door de verweten handeling niet is benadeeld. Het enkele feit dat hij niet op de hoogte was van het passeren van de notariële volmacht is niet voldoende.

Op grond van de wettelijke geheimhoudingsplicht staat het de notaris niet vrij om klagers informatie te verstrekken over de totstandkoming en de inhoud van de akte. Het ambtsgeheim van de notaris is van toepassing op alle informatie die aan de notaris in die hoedanigheid - dus als notaris - wordt toevertrouwd. Het enige dat de notaris kan aangeven is dat er voor haar ten tijde van het passeren van de notariële volmacht geen aanleiding was om op basis van de geestelijke gesteldheid van [X] de akte niet te passeren. In de akte zijn terecht de woorden “lichamelijke gesteldheid” opgenomen, omdat [X] fysiek niet in staat was de akte te tekenen. Het betreft geen verschrijving.

Bij het passeren van de akte heeft de notaris het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening gevolgd en heeft het zowel bij haar als bij de getuigen geleid tot het passeren van de akte.

Van de “procesvolmacht” die op 8 juni 2010 aan de heer [Z] is verstrekt, heeft de notaris geen kennis gehad.

Indien door de gevolmachtigden handelingen zouden zijn verricht die niet onder de volmacht vallen, dan wel die de volmachtgever niet gewenst zou hebben, staan er civiele mogelijkheden open jegens de gevolmachtigden.

De notaris heeft klagers verder nog gewezen op het onder curatele laten stellen van [X].

De beoordeling van de ontvankelijkheid

Allereerst gaat de Kamer in op de ontvankelijkheid. Artikel 99, eerste lid van de Wet op het notarisambt (Wna) bepaalt, voor zover hier van belang, dat klachten kunnen worden ingediend door “een ieder met enig redelijk belang”.

De tot 1 januari 2013 geldende Wna kende een dergelijke bepaling niet. Onder het oude recht werd voor de beoordeling van de vraag wie een klacht kon indienen aansluiting gezocht bij artikel 49 Wna, dat bepaalt aan wie afschrift van een akte kan worden verstrekt door de notaris. Voorts gold volgens tuchtrechtelijke jurisprudentie dat degene die zodanig bij het in een klacht gewraakte doen en/of nalaten van een notaris betrokken was, dat hij als belanghebbende bij een uitspraak over een klacht kon worden aangemerkt, in die klacht kon worden ontvangen. Bij de beantwoording van de vraag of iemand een zodanig belanghebbende was, speelde een rol in hoeverre deze door het handelen of nalaten van een notaris zodanig in zijn eigen belang kon worden getroffen dat deze daarin behoorde te mogen opkomen ter bescherming van dat belang, of in hoeverre deze anderszins zo nauw betrokken was geweest bij het onderwerp dat in de klachtprocedure werd behandeld, dat daarin een belang was gelegen om in die procedure te verschijnen. Uit de wetsgeschiedenis van het tot 1 januari 2013 geldende artikel 99 Wna bleek verder dat zowel de KNB als het Bureau Financieel Toezicht een tuchtrechtelijke klacht konden indienen, evenals, bijvoorbeeld, collega-notarissen. Blijkens de Memorie van Toelichting op het huidige artikel 99 lid 1 is in de herziene tekst van het eerste lid geëxpliciteerd dat de kring van degenen die een tuchtrechtelijke klacht kunnen indienen bestaat uit een ieder die enig redelijk belang heeft bij de indiening van een klacht. Dit belang kan volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of bestaan uit een belang bij de handhaving van de beroepsnormen en -regels voor het notariaat. Naast de cliënt van de notaris, de KNB en het Bureau kan hierbij, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, worden gedacht aan belangenorganisaties, het openbaar ministerie en instanties die zijn belast met taken die raken aan werkzaamheden van de notaris, zoals gemeenten, de belastingdienst of het kadaster. Er geldt dan ook een ruim belanghebbendenbegrip: een rechtstreeks belang bij de klacht is niet zonder meer vereist, ook een indirect of afgeleid belang van de klager kan grond zijn voor ontvankelijkheid. Hiermee is een ruime toegang tot de tuchtrechtelijke klachtprocedure beoogd ter ondersteuning van de corrigerende functie van het tuchtrecht en het zelfreinigend vermogen van de beroepsgroep.

Vast staat dat [C] en [B] kinderen van [X] waren en dat zij op 27 mei 2009 tot zijn gevolmachtigden zijn benoemd voor alle handelingen, inclusief het sluiten van een lening (uitgezonderd het sluiten van een hypotheek). Hiermee is hun belang komen vast te staan en kunnen zij ontvangen worden in hun klacht.

Wat betreft mr. [A] overweegt de Kamer als volgt. Klager heeft aangevoerd dat hij als broer van [X] en peetvader van [C] alsmede door zijn betrokkenheid bij [X] en zijn relatie met de kinderen als belanghebbende moet worden aangemerkt. Mr. [A] heeft moeten ervaren dat hem, zijn familie en de kinderen van [X] een normale omgang werd ontzegd. Hij heeft moeten toezien dat [X] er steeds meer onverzorgd uitzag en angst toonde voor zijn toenmalige partner. Klager heeft medische hulp moeten inschakelen om te zorgen voor de broodnodige verzorging en begeleiding. Hij heeft advocaatkosten moeten maken om een omgangsregeling voor [B] en [C] en familieleden te krijgen. Klager heeft [C] en [B] met raad en financiën bijgestaan om de afscherming van hun vader te doorbreken en te zorgen voor een redelijke omgangsregeling.

Vast is komen te staan dat mr. [A] geen partij is geweest bij de akte waartegen hij ageert en gesteld noch gebleken is dat hij in een eigen belang is getroffen. Mr. [A] heeft zijn (indirect en/of afgeleid) belang dan ook naar het oordeel van de Kamer onvoldoende onderbouwd en gesubstantieerd. Nu het redelijk belang van mr. [A] onvoldoende is komen vast te staan is de Kamer van oordeel dat hij niet kan worden ontvangen in zijn klacht. Alleen voor zover de klacht is ingediend door [C] en [B] komt de Kamer toe aan een verdere inhoudelijke behandeling.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. 

De Kamer overweegt als volgt. Alvorens een notaris overgaat tot het passeren van een akte dient de notaris de wilsbekwaamheid van zijn cliënt te toetsen. De notaris heeft aangevoerd dat zij op het moment van passeren het Stappenplan Beoordeling wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening heeft gevolgd. Ook heeft zij twee getuigen aanwezig laten zijn bij het passeren. Door klagers is dit niet weerlegd. Klagers komen niet met medische verklaringen waaruit blijkt dat [X] ten tijde van het passeren van de volmacht niet in staat was zijn wil te bepalen. [X] was sinds 2007 samen met zijn partner. Het aanwijzen van de partner tot gevolmachtigde is gebruikelijk. Tevens was de volmacht die [X] aan zijn kinderen had gegeven een onderhands stuk, zodat de notaris daar geen kennis van had kunnen en moeten nemen. De Kamer is van oordeel dat het toepassen van het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening en het aanwezig laten zijn van twee getuigen duidt op extra zorgvuldigheid. Het meenemen van getuigen is bij het passeren van een volmacht bij fysieke (wan) toestand niet verplicht. De klacht is derhalve ongegrond.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart klager mr. [A] niet ontvankelijk in zijn klacht;

verklaart de klacht voor zover ingediend door [C] en [B] ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. van Ham, voorzitter, G.H.M. Smelt, L.G. Vollebregt, J. Smal en E.S. Voskamp en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 13 april 2016.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.