ECLI:NL:TNORDHA:2016:13 Kamer voor het notariaat Den Haag 15-93

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2016:13
Datum uitspraak: 13-04-2016
Datum publicatie: 12-05-2016
Zaaknummer(s): 15-93
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klagers verwijten de notaris dat hij aan notaris [E] een kopie heeft verstrekt van het hele testament. De notaris heeft een afschrift verstrekt van het hele testament zonder klaagster daarover te informeren.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 13 april 2016 inzake de klacht onder nummer 15-93 van:

[A],

hierna ook te noemen: klaagster,

tegen

mr. [kandidaat-notaris],

notaris te [vestigingsplaats], thans kandidaat-notaris,

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, met bijlagen, ingekomen per e-mailbericht op 10 november 2015,

·         het antwoord van de notaris,

·         aanvullende e-mail van klaagster, met bijlagen.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 februari 2016. Daarbij waren aanwezig klaagster bijgestaan door haar dochter mevrouw [C], en de notaris. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan de door klaagster overgelegde pleitnotities gehecht.

De feiten

Op 27 november 2011 is de echtgenoot van klaagster, de heer [B] (hierna te noemen: erflater), overleden. Erflater liet klaagster en zijn twee dochters [C] en [D] achter. Erflater en klaagster waren al ruim 20 jaar cliënt bij de notaris. Op 11 november 2005 had erflater zijn laatste testament gemaakt voor de notaris. In dit testament heeft erflater klaagster en zijn dochter [C] benoemd tot zijn erfgenamen (wettelijke verdeling). In artikel 4 van het testament staat dat mevrouw [D] is onterfd alsmede haar afstammelingen. Erflater heeft haar ten laste van het erfdeel van klaagster een bedrag in contanten gelegateerd ter grootte van haar legitieme portie. Hetgeen van het vermogen dat bij overlijden van mevrouw [C] onvervreemd en onverteerd is gebleven, valt onder een voorwaardelijke making. Dit voorwaardelijke vermogen is door erflater onder bewind gesteld. Klaagster en mevrouw [C] zijn benoemd tot executeurs.

Bij e-mailbericht van 22 januari 2014 heeft mr. [E], notaris te [vestigingsplaats], de notaris namens mevrouw [D] verzocht hem te informeren over de omvang van het legaat. Verder wilde mevrouw [D] graag een kopie van de aangifte en de aanslag erfbelasting. De notaris heeft vervolgens een kopie verstrekt van het testament aan notaris [E].

De klacht en het verweer van de notaris

Klagers verwijten de notaris dat hij aan notaris [E] een kopie heeft verstrekt van het hele testament. De notaris heeft een afschrift verstrekt van het hele testament zonder klaagster daarover te informeren. Dochter mevrouw [D] heeft naar aanleiding van de inhoud van het testament allerlei stukken opgeëist bij klaagster. Aangezien [D] niet tevreden is met de door klaagster aan haar ter hand gestelde stukken is zij een juridische procedure gestart.

Klaagster kwam op een vrijdag in januari 2014 de notaris tegen bij een benzinestation in de buurt. Hij vroeg toen hoe het met klaagster en [D] ging (oud medewerkster van de notaris). Vervolgens belde de notaris klaagster de maandag erna op en meldde dat hij het testament aan zijn collega notaris had verstrekt. Ook vroeg hij naar de aangifte erfbelasting. Klaagster heeft de notaris toen doorverwezen naar haar accountant de heer [X].

De notaris heeft aangevoerd dat hij op de hoogte was van de slechte familieverhouding. Hij had het idee dat notaris [E] wellicht een bemiddelende rol zou kunnen spelen. Zijn collega moest dan wel op de hoogte zijn wat de positie van [D] als legitimaris was. De notaris vertrouwde er op dat notaris [E] zorgvuldig met de verstrekte gegevens zou omgaan. Alle bepalingen van het testament zijn (ook) relevant voor de legitimaris, althans er staan geen bepalingen in het testament die van een zodanige aard zijn dat die voor de legitimaris verborgen gehouden zouden moeten worden. De notaris heeft klaagster uitgelegd dat mevrouw [D] haar legitieme niet kan opeisen (wegens de wettelijke verdeling) gedurende het leven van klaagster en dat daarmee klaagster niet in haar belang wordt geschaad. Kennelijk wordt de notaris nu verweten dat klaagster onterecht in een rechtszaak is verwikkeld, terwijl het door klaagster zelf voldoen aan het gerechtvaardigde verlangen van de legitimaris dat gemakkelijk had kunnen voorkomen.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. 

De Kamer overweegt als volgt. In artikel 4 lid 2 van de Verordening Beroeps-en gedragsregels 2011 staat het volgende:

“Een notaris is bevoegd om na verzoek van een andere notaris een afschrift van een tot zijn protocol behorende akte af te geven aan die andere notaris, mits die andere notaris op zijn beurt een verzoek om dat afschrift heeft gekregen van een persoon die op grond van de Wet op het notarisambt gerechtigd is tot inzage in die akte. De controle op deze gerechtigdheid en de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor de inzage ligt na gedaan verzoek en bedoelde afgifte bij die andere notaris”.

De notaris mocht het hele testament dus vertrekken aan zijn collega-notaris die daarom vroeg namens de dochter van klaagster in de hoedanigheid van legitimaris. Op grond van deze beroeps-en gedragsregel (die gold ten tijde van het verstrekken van het afschrift) is de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid bij notaris [E] komen te liggen. De notaris treft geen verwijt. De klacht tegen de notaris is derhalve ongegrond.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.F.L. Geerdes, voorzitter, G.H.M. Smelt, L.G. Vollebregt, J. Smal en E.S. Voskamp en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 13 april 2016.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.