ECLI:NL:TNORARL:2016:7 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2015/188

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2016:7
Datum uitspraak: 17-05-2016
Datum publicatie: 24-05-2016
Zaaknummer(s): AL/2015/188
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De klacht is ten dele buiten de vervaltermijn van artikel 99 lid 15 Wna ingediend. Klaagster wist of wordt geacht bekend te zijn met het standpunt van de kandidaat-notaris vanaf juli/augustus 2012. Voor zover klaagster er op heeft gewezen dat zij pas sedert een vonnis van 17 december 2014 weet dat het standpunt van de kandidaat-notaris niet juist is, brengt dat geen wijziging in het voorgaande. Het standpunt van de kandidaat-notaris was al in juli/augustus 2012 bij klaagster bekend. Dat laatste is bepalend voor de hier aan de orde zijnde vervaltermijn. Voor het overige is klacht ongegrond omdat de kandidaat-notaris onbetwist en afdoende heeft toegelicht dat zij heeft gereageerd op brieven van klaagster.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: AL/2015/188

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

[..],

wonende te ‘s-Gravenhage,

gemachtigde: mr. A.F. Mandos, advocaat te ‘s-Gravenhage,

tegen

[..],

kandidaat-notaris te [..],

gemachtigde: mr. F. van der Woude, advocaat te Amsterdam.

Partijen worden hierna klaagster en kandidaat-notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-      de klacht, met bijlagen, van 17 december 2015

-      het verweer, met bijlagen, van 2 februari 2016

-      een brief, met bijlagen, van klaagster van 25 februari 2016.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 15 april 2016 behandeld. Klaagster is in persoon verschenen tezamen met haar gemachtigde. De kandidaat-notaris is eveneens in persoon verschenen tezamen met haar gemachtigde.

2. De feiten

2.1 Op 3 juli 2012 is [A] (hierna te noemen: erflater) overleden.

2.2 Erflater heeft over zijn nalatenschap beschikt bij testament van 16 september 1993.

2.3 Ten tijde van overlijden was erflater niet gehuwd en niet geregistreerd als partner. Uit een eerder en enig huwelijk van erflater zijn de kinderen [B] en [C] (hierna ook te noemen: de zoon en de dochter) geboren.

2.4 Erflater was eigenaar van de woning aan de [..] (hierna te noemen: de woning). Erflater is in ieder geval sedert 1993 met klaagster samen woonachtig geweest in de woning. Vanaf 2003 heeft erflater een woning aan de [..] gehuurd (hierna te noemen: de huurwoning). In de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) stond erflater sinds 13 maart 2003 ingeschreven als zijnde woonachtig in de huurwoning.

2.5 Ingevolge het testament is aan klaagster een legaat toebedeeld en tot erfgename benoemd samen met de zoon en dochter, dit onder de voorwaarde dat zij ten tijde van het overlijden van erflater nog met hem samenwoont en een gemeenschappelijke huishouding voert.

2.6 Bij brief van 6 augustus 2012 deelt de kandidaat-notaris aan klaagster mee dat de nalatenschap van erflater bij haar in behandeling is. Daarnaast is in de brief vermeld dat erflater ten tijde van overlijden ongehuwd was zonder geregistreerd partner en dat hij laatst wonende was in de huurwoning. Met de betrekking tot de woning is het volgende opgenomen in de brief: “[…] U woont in de woning die eigendom was van wijlen de heer [A]en huurde de woning van de heer [A]. Zijn beide kinderen zijn, zoals u weet de enig rechthebbenden in zijn nalatenschap. Zij zouden graag in onderling overleg met u de huurovereenkomst willen ontbinden […..].”

Bij de brief is een ontwerp-overeenkomst gevoegd.

2.7 Op 9 augustus 2012 is door de kandidaat-notaris een akte van erfrecht opgemaakt. In deze akte is vermeld dat als erfgenamen zijn achtergelaten de zoon  en de dochter.

2.8 In een e-mail van 10 augustus 2012 deelt de heer [D] namens klaagster aan de kandidaat-notaris onder meer mee dat klaagster juridische bijstand heeft ingeroepen over de uitleg van het testament en het voorstel van de kandidaat-notaris. Ook wordt meegedeeld dat het voorstel met de voorwaarden voor klaagster onacceptabel is.

2.9 Bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 17 december 2014 is onder meer geoordeeld dat erflater en klaagster gedurende de periode van ongeveer zes maanden vóór het overlijden van erflater tot het overlijden van erflater samenwoonden, alsmede dat gedurende deze periode tussen erflater en klaagster een aanmerkelijke mate van financiële verstrengeling heeft bestaan. De rechtbank heeft de vordering tot vernietiging van de verdeling nalatenschap van erflater van medio augustus 2012 toegewezen.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klaagster stelt zich op het standpunt dat de kandidaat-notaris bij de behandeling van de nalatenschap van erflater onzorgvuldig is geweest. Klaagster geeft aan dat zij sedert het vonnis van de rechtbank Den Haag van 17 december 2014 weet dat de feiten anders liggen dan door de kandidaat-notaris is aangenomen. Klaagster is van mening dat de kandidaat-notaris ten onrechte heeft aangenomen dat zij en erflater niet samenwoonden ten tijde van het overlijden.

Daarnaast verwijt klaagster de kandidaat-notaris dat zij na de uitspraak niet heeft gereageerd op verzoeken om informatie of toezeggingen heeft gedaan die zij niet is nagekomen.

3.2 Op het verweer van de kandidaat-notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de kandidaat-notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 In artikel 99 lid 15 Wna is bepaald dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen.

4.3 De kamer zal eerst oordelen over de vraag of en in hoeverre klaagster kan worden ontvangen in haar klacht en overweegt het volgende.

4.4 Het eerste onderdeel van de klacht ziet op het in juli/augustus 2012 door de kandidaat-notaris ingenomen standpunt dat erflaatster en klaagster ten tijde van het overlijden niet (meer) samenwoonden. Dat standpunt heeft de kandidaat-notaris blijkens haar verweer met name op basis van informatie uit de GBA ingenomen en weergegeven in onder meer de brief van 6 augustus 2012 en de akte van erfrecht van 9 augustus 2012.

4.5 Uit het voorgaande volgt dat klaagster in ieder geval in augustus 2012 wist van het standpunt van de kandidaat-notaris of geacht kon worden daarvan te weten. Ook blijkt dit uit de namens klaagster verzonden e-mail van 10 augustus 2012.

4.6 Aangezien de klacht bij de kamer is ingediend bij brief van 17 december 2015 is zij naar het oordeel van de kamer, voor wat betreft het eerste onderdeel, na het verstrijken van voormelde vervaltermijn van artikel 99 lid 15 Wna ingediend en derhalve te laat is ingediend. De kamer zal klaagster dan ook in dit onderdeel van de klacht niet-ontvankelijk verklaren.

4.7 Voor zover klaagster er op heeft gewezen dat zij pas sedert meergenoemd vonnis van 17 december 2014 weet dat het standpunt van de kandidaat-notaris niet juist is, brengt dat geen wijziging in het voorgaande. Immers, het standpunt dat de kandidaat-notaris in nam op basis van haar bevindingen, was al in juli/augustus 2012 bij klaagster bekend. Dat laatste is bepalend voor de hier aan de orde zijnde vervaltermijn.

4.8 Voor het overige is de kern van de klacht dat niet of niet juist is gereageerd op verzoeken van klaagster. Ter zitting is daarover gezegd dat er geen oog was voor de belangen van klaagster.

4.9 Met betrekking tot haar werkzaamheden heeft de kandidaat-notaris verduidelijkt dat haar werkzaamheden in de nalatenschap al in oktober 2012 zijn geëindigd. Voor zover klaagster heeft gesteld dat de kandidaat-notaris nadien niet of niet voldoende heeft gereageerd op vragen of verzoeken van de zijde van klaagster heeft klaagster geen concrete data genoemd en dit ook niet onderbouwd met afschriften van e-mailberichten of brieven waar niet op zou zijn gereageerd. Daar staat tegenover dat de kandidaat-notaris ter zitting onbetwist en afdoende heeft toegelicht dat in mei, juni en augustus 2015 is gereageerd op brieven van (de gemachtigden van) klaagster. Aldus is naar het oordeel van de kamer ten deze niet gebleken van klachtwaardig handelen van de kandidaat-notaris. De kamer zal daarom dit onderdeel van de klacht ongegrond verklaren.

4.10 Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-        verklaart de klacht niet-ontvankelijk voor zover het gaat om het handelen van de kandidaat-notaris in juli en augustus 2012,

-        verklaart de klacht tegen de kandidaat-notaris voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. D.T. Boks, voorzitter, mrs. D. Vergunst,  J.G.T.M. Castrop, A.W. Drijver en V. Oostra, leden, en in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2016.

De secretaris,                                                            De voorzitter,