ECLI:NL:TNORARL:2016:68 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2015/154 en AL/2015/155

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2016:68
Datum uitspraak: 18-02-2016
Datum publicatie: 03-01-2017
Zaaknummer(s): AL/2015/154 en AL/2015/155
Onderwerp: Registergoed
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De klacht dat de (kandidaat-)notaris onzorgvuldig heeft gehandeld bij de executieveiling van het pand van klagers is ongegrond.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT

ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: AL/2015/154, 155

Beslissing van de Kamer voor het notariaat op de klacht van

(…),

wonende te (…),

hierna: klagers,

gemachtigde: mr. W.H. van Zundert,

advocaat te Rotterdam,

tegen

mr. (…),

notaris te (…),

en tegen

mr. (…),

kandidaat-notaris te (…),

Partijen worden hierna verder aangeduid als klager en klaagster dan wel klagers enerzijds en de (kandidaat-)notaris anderzijds.

1. Verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:                          

-      de brief met bijlagen van klagers, met bijlagen, aan de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) van 23 augustus 2015

-      de e-mail van de (kandidaat-)notaris van 10 september 2015,

-      de aanvullende klacht van klagers bij e-mail met bijlagen van 30 september 2015

-      de e-mail van de notaris van 5 oktober 2015

-      de e-mail van klager van 15 oktober 2015

-      de e-mail van de notaris van 26 oktober 2015

Deze klachtzaak werd door klagers in eerste instantie voorgelegd aan de KNB. Omdat de tussenkomst van de KNB niet heeft geleid tot oplossing van de klacht, is deze nadien, bij brief van de KNB van 29 oktober 2015, voorgelegd aan de kamer. De kamer heeft deze zaak beoordeeld op basis van de hierboven genoemde stukken die partijen in de informele procedure bij de KNB hebben gewisseld en op de volgende bij de kamer ingediende stukken:

          -      de brief met bijlagen van de notaris van 18 november 2015

-   de brief met bijlagen van klager van 24 december 2015

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 6 januari 2016 behandeld. Klager is, mede namens zijn echtgenote, in persoon  verschenen, bijgestaan door mr. W.H. van Zundert. De notaris is in persoon verschenen en heeft een machtiging overgelegd, waarin de kandidaat-notaris, zijn kantoorgenote, hem machtigt tevens voor haar op te treden.

2. De feiten

2.1  Bij vonnis van 3 april 2013 heeft de rechtbank Overijssel, locatie Almelo -samengevat - klagers veroordeeld om aan wederpartij A. (hierna: A.) een bedrag van € 30.000,= te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening alsmede te vermeerderen met proceskosten en nakosten.

2.2 Klagers hebben hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

2.3 Op 8 juni 2013 is A. overleden.

2.4 Bij het proces verbaal van de comparitie van partijen van 7 augustus 2013 bij het Hof Arnhem - Leeuwarden - gehouden in het kader van de hoger beroepsprocedure bedoeld onder 2.2 -  is vastgesteld dat de erven van A. de procedure wensen voort te zetten en dat partijen ter beëindiging van hun geschil een schikking overeenkomen.

2.5 Bij brief van 1 oktober 2013 is klagers namens de erven A. medegedeeld dat de erven A. - aangezien klagers in verzuim zijn voor wat betreft de nakoming van de overeenkomst als hierboven bedoeld onder 2.4 - de schikkingsovereenkomst ontbinden en de deurwaarder opdracht hebben gegeven de executie van het onder 2.1 genoemde vonnis van 13 april 2013 voort te zetten.

2.6 Op 5 december 2013 is in het kader van deze executie namens A. beslag gelegd op het woonhuis annex kantoor van klagers.

2.7 Op 20 maart 2014 is dit beslag gevolgd door een zelfde beslag namens de erven A.

2.8 Nadien heeft de Rabobank aan klagers medegedeeld dat zij met toepassing van artikel 509 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de tenuitvoerlegging van het beslag door de executieveiling van het woonhuis annex kantoor zal overnemen. Daartoe heeft de Rabobank notaris mr. Y. opdracht gegeven. Notaris Y. heeft de notaris verzocht als veilingnotaris op te treden. De notaris en de kandidaat-notaris hebben tevens de organisatie van de voorgenomen veiling op zich genomen.

2.9 Bij incidenteel vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo van

28 januari 2015 in een procedure tussen klagers en de erven A. is laatstgenoemden op straffe van een dwangsom bevolen om met onmiddellijke ingang na betekening van dat vonnis iedere (verdere) executiehandeling uit hoofde van het onder 2.5 bedoelde vonnis van 13 april 2013 te staken en gestaakt te houden totdat klagers de overgang van hun executiebevoegdheid in de vorm van een verklaring voor erfrecht aan klagers hebben betekend.

2.10 Op 15 februari 2015 is de onder 2.9 bedoelde verklaring van erfrecht aan klagers betekend.

2.11 Bij vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo van 29 juli 2015 is overwogen dat gelet op het feit dat de verklaring van erfrecht is betekend geen sprake is van misbruik van recht door de erven A. door een executieopdracht tot veiling te handhaven en/of ten uitvoer brengen met betrekking tot het woonhuis annex kantoor van klagers.

2.12 Bij vonnis van 31 augustus 2015, met inachtneming van het herstelvonnis van

14 september 2015, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, overwogen:

“ Ter zitting hebben (klagers) c.s. verklaard dat inmiddels een bedrag van € 55.000,00 op de derdenrekening van hun advocaat is gestort. (A.) c.s. hebben echter reeds bij brief van

17 juli 2015 aan (klagers) c.s. laten weten dat het tot zekerheid te verstrekken bedrag moet worden gestort onder de notaris die met de voorgenomen veiling is belast en dat met storting op de derdenrekening niet akkoord wordt gegaan. […] Hoewel partijen nadien veelvuldig hebben gecorrespondeerd, staat het geld nog immer op de derdenrekening van de advocaat van (klagers) c.s. Reeds gelet hierop kan thans niet worden gezegd dat (klagers) c.s. voldoende vervangende zekerheid hebben gesteld.”.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klagers verwijten de (kandidaat-)notaris bij de uitvoering van zijn werkzaamheden onzorgvuldig te werk te zijn gegaan, althans zijn zorgverplichting te hebben geschonden. Deze schending is in de visie van klagers met name gelegen in een viertal feiten en omstandigheden. Deze worden hierna als aparte klachtonderdelen omschreven.

Klachtonderdeel 1)

De (kandidaat-)notaris heeft niets, althans onvoldoende ondernomen om zijn opdrachtgever van de voorgenomen, volgens klagers onrechtmatige, executieveiling te weerhouden.

Klachtonderdeel 2)

De (kandidaat-)notaris is niet ingegaan op het gegeven dat voldoende zekerheid gesteld, althans aangeboden werd om de executie te voorkomen.

Klachtonderdeel 3)

De (kandidaat-)notaris heeft geen, althans onvoldoende onderzoek gedaan naar de argumenten waarop klagers hun bezwaren tegen de voorgenomen executie baseren.

Klachtonderdeel 4)

De (kandidaat-)notaris heeft de veiling onzorgvuldig voorbereid en georganiseerd.

3.2  De (kandidaat-)notaris heeft de klachten van klagers gemotiveerd betwist. De (kandidaat-)notaris stelt zich op het standpunt dat de klacht van klagers niet-ontvankelijk dan wel ongegrond dient te worden verklaard.

3.3 De (overige) door klagers en door de (kandidaat-)notaris ter onderbouwing van (de reactie op) de genoemde klachtonderdelen gestelde feiten en omstandigheden, voor zover voor de beoordeling van deze klacht van belang, komen hierna aan de orde.

4. Beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de (oud-)notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. Daarbij wordt uitgegaan van de hierboven genoemde klachtonderdelen.

4.2 Klachtonderdeel 1)

De (kandidaat-)notaris heeft niets, althans onvoldoende ondernomen om zijn opdrachtgever van de voorgenomen, volgens klagers onrechtmatige, executieveiling te weerhouden.

4.2.1 Klagers stellen zich op het standpunt dat de voorgenomen executie onrechtmatig is, omdat het te executeren vonnis niet in kracht van gewijsde is gegaan.

Het vonnis is weliswaar bij voorraad uitvoerbaar, echter zolang de mogelijkheid bestaat dat het vonnis in hoger beroep komt te vervallen, kan executie volgens klagers niet aan de orde zijn. Dit geldt te meer nu klagers ruim voldoende zekerheid aangeboden hebben.

Het argument van de (kandidaat-)notaris dat klagers zich tot de rechter moeten wenden ontslaat de (kandidaat-)notaris niet van zijn eigen zorgplicht in deze zaak.

4.2.2 De (kandidaat-)notaris stelt zich op het standpunt dat hij/zij de opdracht tot executie dient uit te voeren, ook als de geëxecuteerde het daar niet mee eens is. Bij een geschil tussen de executant en de geëxecuteerde is het niet aan de (kandidaat-)notaris hierover te oordelen, maar aan de rechter door middel van een executiegeschilprocedure. Het uitgangspunt voor de (kandidaat-)notaris is dat de notaris een ministerieplicht heeft, uiteraard mits voldaan aan de wettelijke vereisten voor de executie.

Gegeven de wettelijke ministerieverplichting stelt de (kandidaat-)notaris zich in deze zaak op het standpunt dat hij gehouden was de werkzaamheden in het kader van de onderhavige executie te (doen) verrichten, aangezien hij redelijkerwijs kon concluderen dat geen van de uitzonderingen van artikel 21Wna zich voordoet. Deze conclusie volgt volgens de (kandidaat-)notaris onder andere uit het vonnis van de rechtbank Overijssel van 3 april 2013, het incidentele vonnis van genoemde rechtbank van 28 januari 2015, uit het feit dat de verklaring van erfrecht is betekend, alsmede uit het feit dat in het vonnis van de rechtbank Overijssel van 29 juli 2015 bepaald is dat – kort gezegd – de executie door de erven A. geen misbruik van recht oplevert

4.2.3 De kamer is van oordeel dat de (kandidaat-)notaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij - alvorens over te gaan tot uitvoering van zijn werkzaamheden en de executie in gang te zetten - de rechtmatigheid van de voorgenomen executie in voldoende mate heeft geverifieerd. De (kandidaat-)notaris is, afgaande op de beschikbare informatie, terecht tot de conclusie gekomen dat er geen sprake was van een gegronde reden voor weigering van de opdracht tot executie van het vonnis van 3 april 2013. Tegen de achtergrond van het voorgaande valt de (kandidaat-)notaris niet te verwijten dat hij geen stappen heeft ondernomen om zijn opdrachtgever van de executie te weerhouden.

4.3 Klachtonderdeel 2)

De (kandidaat-)notaris is niet ingegaan op het gegeven dat ter voorkoming van de executie voldoende zekerheid is gesteld, althans aangeboden werd.

4.3.1 Klagers hebben op de derdenrekening van hun advocaat-gemachtigde een bedrag gestort dat, gelet op de omvang van de (hoofdsom van de) te executeren vordering, voldoende zekerheid biedt. De advocaat-gemachtigde heeft dit bij herhaling kenbaar gemaakt aan de (kandidaat-)notaris. Het had daarom, vanwege de zorgplicht die de notaris heeft, op de weg van de (kandidaat-)notaris gelegen klagers in de gelegenheid te stellen het desbetreffende bedrag op zijn derdenrekening te storten, aldus klagers. Klagers stellen voorts dat de (kandidaat-)notaris zijn opdrachtgever vanwege de gestelde zekerheid had behoren te adviseren af te zien van de voorgenomen executie.

4.3.2 De (kandidaat-)notaris stelt zich op het standpunt dat de mededeling van klagers dat door hen zekerheid is gesteld alleen aan de orde kan komen in een door klagers aanhangig te maken executiegeschil. Het is echter niet aan de (kandidaat-)notaris om op de stoel van de rechter te gaan zitten en daarvan zou wel sprake kunnen zijn indien de (kandidaat-)notaris zou oordelen over, bij voorbeeld, de mogelijke gevolgen van de gestelde zekerheid.

De notaris stelt zich op het standpunt dat het niet aan de (kandidaat-)notaris is een afweging te maken voor wat betreft het al dan niet accepteren van de zekerheidsstelling.

4.3.3 De kamer is van oordeel dat de zorgplicht die in dit verband op de (kandidaat-)notaris rust niet zo ver reikt als klagers veronderstellen. De enkele omstandigheid dat klagers laten weten een bedrag tot zekerheid van voldoening van de oorspronkelijke vordering te hebben gestort op de derdenrekening van hun gemachtigde kan niet worden aangemerkt als een belemmering voor een rechtsgeldige - door de hypotheekhouder overgenomen - executie.

4.3.4. Dit zou anders kunnen zijn indien klagers naast de zekerheidsstelling een executiegeschil aanhangig gemaakt hadden. De (kandidaat-)notaris heeft klagers op deze mogelijkheid geattendeerd en klagers hebben kenbaar gemaakt voornemens te zijn een executiegeschil aanhangig te maken. Dit voornemen hebben zij echter aanvankelijk niet uitgevoerd. Onder deze omstandigheden bestond er voor de notaris tuchtrechtelijk gezien geen verplichting klagers uit te nodigen bedoelde zekerheidsstelling op zijn derdenrekening te storten.

4.4 Klachtonderdeel 3)

De (kandidaat-)notaris heeft geen, althans onvoldoende onderzoek gedaan naar de argumenten waarop klagers hun bezwaren tegen de voorgenomen executie baseren.

4.4.1 Klagers stellen zich op het standpunt dat de (kandidaat-)notaris heeft nagelaten om de door klagers geuite bezwaren tegen de voorgenomen executie te onderzoeken. Dit had de (kandidaat-)notaris in de optiek van klagers wel degelijk behoren te doen, zowel vanwege de argumenten waarop deze bezwaren rust(t)en, als vanwege de in het geding zijnde belangen (woonhuis en praktijkruimte klagers).

4.4.2 De (kandidaat-)notaris merkt op dat hij voor aanvang van de werkzaamheden marginaal getoetst heeft of er een geldige titel was om de werkzaamheden ten behoeve van de executie op te starten. Na die toetsing kwam de (kandidaat-)notaris tot de conclusie dat de executant inderdaad het recht had om te executeren.

Op grond van deze toetsing achtte de (kandidaat-)notaris zich tot executie gehouden. Zolang bedoeld recht van de executant bestaat/bestond had de (kandidaat-)notaris niet het recht zelfstandig te beslissen de executie te staken.

4.4.3 De kamer stelt vast dat de door klagers aangevoerde argumenten wel degelijk zijn onderzocht. Daarbij is mede aan de hand van de relevante rechterlijke uitspraken (3 april 2013, 28 januari 2015 en 29 juli 2015) getoetst of en in hoeverre de (kandidaat-)notaris  gehouden was ingevolge zijn wettelijke ministerieverplichting zijn medewerking aan de executie te verlenen. Tevens is de betekening geverifieerd, terwijl terzake van de zekerheidsstelling een afweging is gemaakt. De uitkomst van dit onderzoek en deze afweging is naar het oordeel van de kamer zodanig dat hij redelijkerwijze tot de conclusie kon komen dat hij niet gehouden was zijn ministerie te weigeren. Een en ander is bovendien duidelijk met klagers gecommuniceerd. De kamer ziet daarom in dit verband geen grond voor een tuchtrechtelijk verwijt aan het adres van de notaris.

4.5 Klachtonderdeel 4)

De (kandidaat-)notaris heeft de veiling onzorgvuldig voorbereid en georganiseerd.

4.5.1 Klagers stellen zich op het standpunt dat de (kandidaat-) de veiling onzorgvuldig heeft voorbereid en georganiseerd in die zin dat het veilingtraject niet of onvoldoende bewaakt is ondanks de toezegging om een en ander goed te bewaken.

Klagers stellen dat door de opstelling van de (kandidaat-)notaris de aankondiging van de publicatie van de veiling partijen op een zodanig laat tijdstip heeft bereikt dat zij daartegen geen actie mee konden ondernemen. Bovendien was de notaris juist in een belangrijke periode - namelijk in de aanloop naar de veiling - op vakantie, zodat hij de toegezegde bewaking van het proces niet kon waarmaken.

4.5.2 De (kandidaat-)notaris stelt dat hij de veiling wel degelijk zorgvuldig heeft voorbereid en georganiseerd.

Klagers zijn daarbij ook overeenkomstig de voorschriften in kennis gesteld van het laatste tijdstip waarop zij de veiling konden voorkomen. Zij waren ook bekend met de publicatie van de voorgenomen veiling en tot wanneer die kon worden voorkomen.

De notaris is bovendien tijdens zijn vakantie vervangen door zijn kantoorgenote de kandidaat-notaris, die volledig van het dossier op de hoogte was.

4.5.3 De kamer is van oordeel dat ook het verwijt van klagers op dit punt geen doel treft. De (kandidaat-)notaris heeft de veiling op zorgvuldige wijze voorbereid, althans uit de gestelde feiten en omstandigheden is van onzorgvuldigheid van de (kandidaat-)notaris in dit verband niet gebleken. De (kandidaat-)notaris heeft klagers tijdig en juist ingelicht over de gang van zaken en deze op verschillende - kennelijk voor klagers van belang zijnde - punten voldoende duidelijk toegelicht. Ook heeft de notaris zich tijdens zijn vakantie adequaat laten waarnemen door de kandidaat-notaris.

4.6 Uit het bovenstaande volgt dat de kamer de klacht op alle onderdelen ongegrond dient te verklaren.

5. Beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden;

-          verklaart de klacht op alle onderdelen (1, 2, 3 en 4) ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. O. Nijhuis, voorzitter en

mrs. W.J. Hordijk, A.W. Drijver, I.C.J.I.M. van Dorp en F. Drost, leden en

in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, uitgesproken in het openbaar en getekend op 18 februari 2016.

de secretaris,                                                                                 de voorzitter,

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam. Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT

ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: AL/2015/154, 155

Beslissing van de Kamer voor het notariaat op de klacht van

(…),

wonende te (…),

hierna: klagers,

gemachtigde: mr. W.H. van Zundert,

advocaat te Rotterdam,

tegen

mr. (…),

notaris te (…),

en tegen

mr. (…),

kandidaat-notaris te (…),

Partijen worden hierna verder aangeduid als klager en klaagster dan wel klagers enerzijds en de (kandidaat-)notaris anderzijds.

1. Verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:                          

-      de brief met bijlagen van klagers, met bijlagen, aan de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) van 23 augustus 2015

-      de e-mail van de (kandidaat-)notaris van 10 september 2015,

-      de aanvullende klacht van klagers bij e-mail met bijlagen van 30 september 2015

-      de e-mail van de notaris van 5 oktober 2015

-      de e-mail van klager van 15 oktober 2015

-      de e-mail van de notaris van 26 oktober 2015

Deze klachtzaak werd door klagers in eerste instantie voorgelegd aan de KNB. Omdat de tussenkomst van de KNB niet heeft geleid tot oplossing van de klacht, is deze nadien, bij brief van de KNB van 29 oktober 2015, voorgelegd aan de kamer. De kamer heeft deze zaak beoordeeld op basis van de hierboven genoemde stukken die partijen in de informele procedure bij de KNB hebben gewisseld en op de volgende bij de kamer ingediende stukken:

          -      de brief met bijlagen van de notaris van 18 november 2015

-   de brief met bijlagen van klager van 24 december 2015

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 6 januari 2016 behandeld. Klager is, mede namens zijn echtgenote, in persoon  verschenen, bijgestaan door mr. W.H. van Zundert. De notaris is in persoon verschenen en heeft een machtiging overgelegd, waarin de kandidaat-notaris, zijn kantoorgenote, hem machtigt tevens voor haar op te treden.

2. De feiten

2.1  Bij vonnis van 3 april 2013 heeft de rechtbank Overijssel, locatie Almelo -samengevat - klagers veroordeeld om aan wederpartij A. (hierna: A.) een bedrag van € 30.000,= te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening alsmede te vermeerderen met proceskosten en nakosten.

2.2 Klagers hebben hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

2.3 Op 8 juni 2013 is A. overleden.

2.4 Bij het proces verbaal van de comparitie van partijen van 7 augustus 2013 bij het Hof Arnhem - Leeuwarden - gehouden in het kader van de hoger beroepsprocedure bedoeld onder 2.2 -  is vastgesteld dat de erven van A. de procedure wensen voort te zetten en dat partijen ter beëindiging van hun geschil een schikking overeenkomen.

2.5 Bij brief van 1 oktober 2013 is klagers namens de erven A. medegedeeld dat de erven A. - aangezien klagers in verzuim zijn voor wat betreft de nakoming van de overeenkomst als hierboven bedoeld onder 2.4 - de schikkingsovereenkomst ontbinden en de deurwaarder opdracht hebben gegeven de executie van het onder 2.1 genoemde vonnis van 13 april 2013 voort te zetten.

2.6 Op 5 december 2013 is in het kader van deze executie namens A. beslag gelegd op het woonhuis annex kantoor van klagers.

2.7 Op 20 maart 2014 is dit beslag gevolgd door een zelfde beslag namens de erven A.

2.8 Nadien heeft de Rabobank aan klagers medegedeeld dat zij met toepassing van artikel 509 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de tenuitvoerlegging van het beslag door de executieveiling van het woonhuis annex kantoor zal overnemen. Daartoe heeft de Rabobank notaris mr. Y. opdracht gegeven. Notaris Y. heeft de notaris verzocht als veilingnotaris op te treden. De notaris en de kandidaat-notaris hebben tevens de organisatie van de voorgenomen veiling op zich genomen.

2.9 Bij incidenteel vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo van

28 januari 2015 in een procedure tussen klagers en de erven A. is laatstgenoemden op straffe van een dwangsom bevolen om met onmiddellijke ingang na betekening van dat vonnis iedere (verdere) executiehandeling uit hoofde van het onder 2.5 bedoelde vonnis van 13 april 2013 te staken en gestaakt te houden totdat klagers de overgang van hun executiebevoegdheid in de vorm van een verklaring voor erfrecht aan klagers hebben betekend.

2.10 Op 15 februari 2015 is de onder 2.9 bedoelde verklaring van erfrecht aan klagers betekend.

2.11 Bij vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo van 29 juli 2015 is overwogen dat gelet op het feit dat de verklaring van erfrecht is betekend geen sprake is van misbruik van recht door de erven A. door een executieopdracht tot veiling te handhaven en/of ten uitvoer brengen met betrekking tot het woonhuis annex kantoor van klagers.

2.12 Bij vonnis van 31 augustus 2015, met inachtneming van het herstelvonnis van

14 september 2015, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, overwogen:

“ Ter zitting hebben (klagers) c.s. verklaard dat inmiddels een bedrag van € 55.000,00 op de derdenrekening van hun advocaat is gestort. (A.) c.s. hebben echter reeds bij brief van

17 juli 2015 aan (klagers) c.s. laten weten dat het tot zekerheid te verstrekken bedrag moet worden gestort onder de notaris die met de voorgenomen veiling is belast en dat met storting op de derdenrekening niet akkoord wordt gegaan. […] Hoewel partijen nadien veelvuldig hebben gecorrespondeerd, staat het geld nog immer op de derdenrekening van de advocaat van (klagers) c.s. Reeds gelet hierop kan thans niet worden gezegd dat (klagers) c.s. voldoende vervangende zekerheid hebben gesteld.”.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klagers verwijten de (kandidaat-)notaris bij de uitvoering van zijn werkzaamheden onzorgvuldig te werk te zijn gegaan, althans zijn zorgverplichting te hebben geschonden. Deze schending is in de visie van klagers met name gelegen in een viertal feiten en omstandigheden. Deze worden hierna als aparte klachtonderdelen omschreven.

Klachtonderdeel 1)

De (kandidaat-)notaris heeft niets, althans onvoldoende ondernomen om zijn opdrachtgever van de voorgenomen, volgens klagers onrechtmatige, executieveiling te weerhouden.

Klachtonderdeel 2)

De (kandidaat-)notaris is niet ingegaan op het gegeven dat voldoende zekerheid gesteld, althans aangeboden werd om de executie te voorkomen.

Klachtonderdeel 3)

De (kandidaat-)notaris heeft geen, althans onvoldoende onderzoek gedaan naar de argumenten waarop klagers hun bezwaren tegen de voorgenomen executie baseren.

Klachtonderdeel 4)

De (kandidaat-)notaris heeft de veiling onzorgvuldig voorbereid en georganiseerd.

3.2  De (kandidaat-)notaris heeft de klachten van klagers gemotiveerd betwist. De (kandidaat-)notaris stelt zich op het standpunt dat de klacht van klagers niet-ontvankelijk dan wel ongegrond dient te worden verklaard.

3.3 De (overige) door klagers en door de (kandidaat-)notaris ter onderbouwing van (de reactie op) de genoemde klachtonderdelen gestelde feiten en omstandigheden, voor zover voor de beoordeling van deze klacht van belang, komen hierna aan de orde.

4. Beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de (oud-)notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. Daarbij wordt uitgegaan van de hierboven genoemde klachtonderdelen.

4.2 Klachtonderdeel 1)

De (kandidaat-)notaris heeft niets, althans onvoldoende ondernomen om zijn opdrachtgever van de voorgenomen, volgens klagers onrechtmatige, executieveiling te weerhouden.

4.2.1 Klagers stellen zich op het standpunt dat de voorgenomen executie onrechtmatig is, omdat het te executeren vonnis niet in kracht van gewijsde is gegaan.

Het vonnis is weliswaar bij voorraad uitvoerbaar, echter zolang de mogelijkheid bestaat dat het vonnis in hoger beroep komt te vervallen, kan executie volgens klagers niet aan de orde zijn. Dit geldt te meer nu klagers ruim voldoende zekerheid aangeboden hebben.

Het argument van de (kandidaat-)notaris dat klagers zich tot de rechter moeten wenden ontslaat de (kandidaat-)notaris niet van zijn eigen zorgplicht in deze zaak.

4.2.2 De (kandidaat-)notaris stelt zich op het standpunt dat hij/zij de opdracht tot executie dient uit te voeren, ook als de geëxecuteerde het daar niet mee eens is. Bij een geschil tussen de executant en de geëxecuteerde is het niet aan de (kandidaat-)notaris hierover te oordelen, maar aan de rechter door middel van een executiegeschilprocedure. Het uitgangspunt voor de (kandidaat-)notaris is dat de notaris een ministerieplicht heeft, uiteraard mits voldaan aan de wettelijke vereisten voor de executie.

Gegeven de wettelijke ministerieverplichting stelt de (kandidaat-)notaris zich in deze zaak op het standpunt dat hij gehouden was de werkzaamheden in het kader van de onderhavige executie te (doen) verrichten, aangezien hij redelijkerwijs kon concluderen dat geen van de uitzonderingen van artikel 21Wna zich voordoet. Deze conclusie volgt volgens de (kandidaat-)notaris onder andere uit het vonnis van de rechtbank Overijssel van 3 april 2013, het incidentele vonnis van genoemde rechtbank van 28 januari 2015, uit het feit dat de verklaring van erfrecht is betekend, alsmede uit het feit dat in het vonnis van de rechtbank Overijssel van 29 juli 2015 bepaald is dat – kort gezegd – de executie door de erven A. geen misbruik van recht oplevert

4.2.3 De kamer is van oordeel dat de (kandidaat-)notaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij - alvorens over te gaan tot uitvoering van zijn werkzaamheden en de executie in gang te zetten - de rechtmatigheid van de voorgenomen executie in voldoende mate heeft geverifieerd. De (kandidaat-)notaris is, afgaande op de beschikbare informatie, terecht tot de conclusie gekomen dat er geen sprake was van een gegronde reden voor weigering van de opdracht tot executie van het vonnis van 3 april 2013. Tegen de achtergrond van het voorgaande valt de (kandidaat-)notaris niet te verwijten dat hij geen stappen heeft ondernomen om zijn opdrachtgever van de executie te weerhouden.

4.3 Klachtonderdeel 2)

De (kandidaat-)notaris is niet ingegaan op het gegeven dat ter voorkoming van de executie voldoende zekerheid is gesteld, althans aangeboden werd.

4.3.1 Klagers hebben op de derdenrekening van hun advocaat-gemachtigde een bedrag gestort dat, gelet op de omvang van de (hoofdsom van de) te executeren vordering, voldoende zekerheid biedt. De advocaat-gemachtigde heeft dit bij herhaling kenbaar gemaakt aan de (kandidaat-)notaris. Het had daarom, vanwege de zorgplicht die de notaris heeft, op de weg van de (kandidaat-)notaris gelegen klagers in de gelegenheid te stellen het desbetreffende bedrag op zijn derdenrekening te storten, aldus klagers. Klagers stellen voorts dat de (kandidaat-)notaris zijn opdrachtgever vanwege de gestelde zekerheid had behoren te adviseren af te zien van de voorgenomen executie.

4.3.2 De (kandidaat-)notaris stelt zich op het standpunt dat de mededeling van klagers dat door hen zekerheid is gesteld alleen aan de orde kan komen in een door klagers aanhangig te maken executiegeschil. Het is echter niet aan de (kandidaat-)notaris om op de stoel van de rechter te gaan zitten en daarvan zou wel sprake kunnen zijn indien de (kandidaat-)notaris zou oordelen over, bij voorbeeld, de mogelijke gevolgen van de gestelde zekerheid.

De notaris stelt zich op het standpunt dat het niet aan de (kandidaat-)notaris is een afweging te maken voor wat betreft het al dan niet accepteren van de zekerheidsstelling.

4.3.3 De kamer is van oordeel dat de zorgplicht die in dit verband op de (kandidaat-)notaris rust niet zo ver reikt als klagers veronderstellen. De enkele omstandigheid dat klagers laten weten een bedrag tot zekerheid van voldoening van de oorspronkelijke vordering te hebben gestort op de derdenrekening van hun gemachtigde kan niet worden aangemerkt als een belemmering voor een rechtsgeldige - door de hypotheekhouder overgenomen - executie.

4.3.4. Dit zou anders kunnen zijn indien klagers naast de zekerheidsstelling een executiegeschil aanhangig gemaakt hadden. De (kandidaat-)notaris heeft klagers op deze mogelijkheid geattendeerd en klagers hebben kenbaar gemaakt voornemens te zijn een executiegeschil aanhangig te maken. Dit voornemen hebben zij echter aanvankelijk niet uitgevoerd. Onder deze omstandigheden bestond er voor de notaris tuchtrechtelijk gezien geen verplichting klagers uit te nodigen bedoelde zekerheidsstelling op zijn derdenrekening te storten.

4.4 Klachtonderdeel 3)

De (kandidaat-)notaris heeft geen, althans onvoldoende onderzoek gedaan naar de argumenten waarop klagers hun bezwaren tegen de voorgenomen executie baseren.

4.4.1 Klagers stellen zich op het standpunt dat de (kandidaat-)notaris heeft nagelaten om de door klagers geuite bezwaren tegen de voorgenomen executie te onderzoeken. Dit had de (kandidaat-)notaris in de optiek van klagers wel degelijk behoren te doen, zowel vanwege de argumenten waarop deze bezwaren rust(t)en, als vanwege de in het geding zijnde belangen (woonhuis en praktijkruimte klagers).

4.4.2 De (kandidaat-)notaris merkt op dat hij voor aanvang van de werkzaamheden marginaal getoetst heeft of er een geldige titel was om de werkzaamheden ten behoeve van de executie op te starten. Na die toetsing kwam de (kandidaat-)notaris tot de conclusie dat de executant inderdaad het recht had om te executeren.

Op grond van deze toetsing achtte de (kandidaat-)notaris zich tot executie gehouden. Zolang bedoeld recht van de executant bestaat/bestond had de (kandidaat-)notaris niet het recht zelfstandig te beslissen de executie te staken.

4.4.3 De kamer stelt vast dat de door klagers aangevoerde argumenten wel degelijk zijn onderzocht. Daarbij is mede aan de hand van de relevante rechterlijke uitspraken (3 april 2013, 28 januari 2015 en 29 juli 2015) getoetst of en in hoeverre de (kandidaat-)notaris  gehouden was ingevolge zijn wettelijke ministerieverplichting zijn medewerking aan de executie te verlenen. Tevens is de betekening geverifieerd, terwijl terzake van de zekerheidsstelling een afweging is gemaakt. De uitkomst van dit onderzoek en deze afweging is naar het oordeel van de kamer zodanig dat hij redelijkerwijze tot de conclusie kon komen dat hij niet gehouden was zijn ministerie te weigeren. Een en ander is bovendien duidelijk met klagers gecommuniceerd. De kamer ziet daarom in dit verband geen grond voor een tuchtrechtelijk verwijt aan het adres van de notaris.

4.5 Klachtonderdeel 4)

De (kandidaat-)notaris heeft de veiling onzorgvuldig voorbereid en georganiseerd.

4.5.1 Klagers stellen zich op het standpunt dat de (kandidaat-) de veiling onzorgvuldig heeft voorbereid en georganiseerd in die zin dat het veilingtraject niet of onvoldoende bewaakt is ondanks de toezegging om een en ander goed te bewaken.

Klagers stellen dat door de opstelling van de (kandidaat-)notaris de aankondiging van de publicatie van de veiling partijen op een zodanig laat tijdstip heeft bereikt dat zij daartegen geen actie mee konden ondernemen. Bovendien was de notaris juist in een belangrijke periode - namelijk in de aanloop naar de veiling - op vakantie, zodat hij de toegezegde bewaking van het proces niet kon waarmaken.

4.5.2 De (kandidaat-)notaris stelt dat hij de veiling wel degelijk zorgvuldig heeft voorbereid en georganiseerd.

Klagers zijn daarbij ook overeenkomstig de voorschriften in kennis gesteld van het laatste tijdstip waarop zij de veiling konden voorkomen. Zij waren ook bekend met de publicatie van de voorgenomen veiling en tot wanneer die kon worden voorkomen.

De notaris is bovendien tijdens zijn vakantie vervangen door zijn kantoorgenote de kandidaat-notaris, die volledig van het dossier op de hoogte was.

4.5.3 De kamer is van oordeel dat ook het verwijt van klagers op dit punt geen doel treft. De (kandidaat-)notaris heeft de veiling op zorgvuldige wijze voorbereid, althans uit de gestelde feiten en omstandigheden is van onzorgvuldigheid van de (kandidaat-)notaris in dit verband niet gebleken. De (kandidaat-)notaris heeft klagers tijdig en juist ingelicht over de gang van zaken en deze op verschillende - kennelijk voor klagers van belang zijnde - punten voldoende duidelijk toegelicht. Ook heeft de notaris zich tijdens zijn vakantie adequaat laten waarnemen door de kandidaat-notaris.

4.6 Uit het bovenstaande volgt dat de kamer de klacht op alle onderdelen ongegrond dient te verklaren.

5. Beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden;

-          verklaart de klacht op alle onderdelen (1, 2, 3 en 4) ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. O. Nijhuis, voorzitter en

mrs. W.J. Hordijk, A.W. Drijver, I.C.J.I.M. van Dorp en F. Drost, leden en

in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, uitgesproken in het openbaar en getekend op 18 februari 2016.

de secretaris,                        de voorzitter,

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam. Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.