ECLI:NL:TNORARL:2016:42 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden KL RK 2016-17

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2016:42
Datum uitspraak: 22-07-2016
Datum publicatie: 26-08-2016
Zaaknummer(s): KL RK 2016-17
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
  • Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Onder verwijzing naar ECLI:NL:GHAMS:2012:CA wordt vastgesteld dat ook in het tuchtrecht het ne-bis-in-idem beginsel geldt: het handelen/nalaten van de notaris in een bepaald feitencomplex kan slechts eenmaal tuchtrechtelijk worden getoetst. In de voorliggende zaak stelt klaagster naar het oordeel van de kamer een tuchtrechtelijk al eerder getoetst feitencomplex aan de orde. In zoverre is klaagster niet-ontvankelijk. Voor zover klaagster daarnaast klaagt over onjuiste uitbetaling: klacht ongegrond aangezien (de rechtsbijstandverlener van) klaagster daarvoor de notaris zelf ongeclausuleerd toestemming gegeven heeft.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: KL RK 2016-17

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

[XXX],

wonende te Lelystad,

gemachtigde: mr. R.M. Capelle,

namens DAS Rechtsbijstand te Groningen,

tegen

[XXX]

notaris te (…).

Partijen worden verder aangeduid als klaagster en de notaris.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      De brief van klaagster met bijlagen van 29 februari 2016

-      de brief van de notaris van 17 april 2016

De klacht is behandeld ter zitting van 17 juni 2016. Klaagster is verschenen in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde. De notaris is eveneens in persoon verschenen.

2. De feiten

2.1 Op 31 oktober 2011 is de zuster van klaagster (hierna: erflaatster) komen te overlijden.

2.2 Erflaatster heeft bij testament over haar nalatenschap beschikt.

2.3 Bij het onder 2.2 bedoelde testament heeft erflaatster haar zuster (klaagster) en haar broer tot enig erfgenaam en de notaris tot executeur van de nalatenschap benoemd.

2.4 Bij brief van 29 mei 2015 met bijlagen heeft klaagster een klacht ingediend over de handelwijze van de notaris als executeur in de hiervoor bedoelde nalatenschap. Daarbij is door klaagster aangevoerd dat de door de notaris afgelegde rekening en verantwoording niet zou deugen en dat klaagster een bedrag van € 1.451,20 te weinig ontvangen zou hebben.

2.5 In het kader van de onder 2.4 bedoelde klachtprocedure heeft klaagster bij brief ingekomen 14 augustus 2015 de gronden van haar klacht nader toegelicht.

 In deze brief heeft klaagster onder andere gesteld:

“Goedkeuring en verantwoording van de eindafrekening:

(de notaris) stelt dat ik mijzelf te kort zou hebben gedaan. Ik ben echter van mening dat (de notaris) totaal niet naar mijn rekening heeft gekeken. (…) Ik heb een bevriende boekhouder ook naar de rekening laten kijken en na laten rekenen. Daar is dan uiteindelijk mijn rekening uit naar voren gekomen. (…). Ik kom dan op dit moment nog € 1.451,28 tekort.

Maar ook de berekening van (de notaris)l zelf klopt niet.(De notaris) geeft aan dat mijn netto erfenis

 € 71.323,94 bedraagt. Ik heb echter € 70.374,15 ontvangen. Dus een tekort van € 949,79. “

2.6 Bij beslissing van 17 september 2015 heeft de kamer van toezicht Arnhem - Leeuwarden op de onder 2.4 bedoelde klacht beslist.

2.7 In de beslissing van 17 september 2015 heeft de kamer betreffende de klachtonderdelen onder meer overwogen:

“ (3.1) Klaagster heeft haar standpunt in deze zaak uiteengezet aan de hand van een 25-tal punten waarin zij feiten en gebeurtenissen beschrijft die zich hebben voorgedaan in het kader van de afhandeling van de nalatenschap.

Deze 25 punten zijn met inachtneming van de nadere toelichting daarop van (de gemachtigde van) klaagster, met instemming van klaagster en de notaris, onderverdeeld in een drietal in deze zaak te behandelen klachtonderdelen.

Klachtonderdeel 1)

Klaagster verwijt de notaris dat hij als professionele executeur van de nalatenschap van haar zuster niet adequaat heeft gehandeld en fouten heeft gemaakt.

(…)

In haar oordeel heeft de kamer onder meer overwogen:

(4.1) Daarbij komt dat klaagster door de handelwijze van de notaris niet in enig tuchtrechtelijk te beschermen belang is getroffen.  Voorts is van belang dat de aanpak van de notaris binnen niet onaanvaardbare termijn tot afwikkeling van de nalatenschap heeft geleid. Daarbij heeft de notaris bovendien op behoorlijke wijze rekening en verantwoording afgelegd.

De kamer is daarom van oordeel dat de notaris als executeur voldoende zorgvuldig gehandeld heeft en dat de klacht van klaagster op dit punt ongegrond dient te worden verklaard.

(…)”.

2.8 Tegen de beslissing van de kamer van 17 september 2015 is geen appel ingesteld.

3. Het standpunt

3.1 Klaagster stelt zich op het standpunt dat het door de notaris ter afwikkeling van de nalatenschap  uitbetaalde bedrag niet juist is, althans niet overeenkomt met het aan klaagster verschuldigde bedrag.

Klaagster heeft in dit verband onder meer gesteld:

“Ik begrijp niet hoe het komt dat (de notaris) zegt dat mijn erfenis € 71.323,99 bedraagt terwijl er

€ 70.374,15 is overgemaakt. Ook hier is door de (de notaris) nooit duidelijkheid verschaft.

Verschil is € 949,79.”

3.2 De notaris heeft de klacht van klaagster gemotiveerd betwist. De notaris stelt voorop dat de klacht van klaagster onderdeel heeft uitgemaakt van de eerder door haar ingediende klacht bij en beoordeling door de kamer en stelt zich om die reden op het standpunt dat de klacht van klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Inhoudelijk stelt de notaris zich op het standpunt dat klaagster is uitbetaald conform de door haar zelf (destijds uiteindelijk) geaccordeerde rekening en verantwoording.

3.3 De (overige) door klaagster en door de notaris ter onderbouwing van (de reactie op) de genoemde klachtonderdelen gestelde feiten en omstandigheden, voor zover voor de beoordeling van deze klacht van belang, komen hierna aan de orde.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Gezien het door de notaris gevoerde verweer zal de kamer de klacht splitsen in twee delen. Enerzijds het formele verweerbetreffende de ontvankelijkheid van klaagster en anderzijds het inhoudelijke verweer dat de uitbetaling van het aan de erfgenamen toekomende bedrag betreft.

De ontvankelijkheid; de verdeling in de door de notaris opgestelde eindafrekening.

4.3  De notaris heeft het verweer gevoerd dat de kamer over dit klachtonderdeel al geoordeeld heeft zodat klaagster niet in dit klachtonderdeel kan worden ontvangen.

Bij de beoordeling van dit verweer neemt de kamer  als uitgangspunt dat  uit de vaste jurisprudentie (zie onder andere: gerechtshof Amsterdam, 6 november 2012, ECLI:NLGHAMS:2012:CA) volgt dat wordt aangenomen dat ook in het tuchtrecht het beginsel ‘ne bis in idem’ geldt, ook al wordt dit beginsel niet in de Wet op het notarisambt genoemd. Het ‘ne bis in idem’ beginsel brengt mee dat het handelen van de notaris inzake een bepaald feitencomplex slechts eenmaal tuchtrechtelijk kan worden getoetst.

De kamer honoreert het verweer van de notaris. Uit de onder 2.4 omschreven klachtomschrijving en het onder 2.7 aangehaalde deel van de beslissing van de kamer van

17 september 2015 volgt dat de kamer van oordeel was dat de door de notaris afgelegde rekening en verantwoording over de afrekening van de nalatenschap voldoende is geweest. Dit oordeel impliceert dat eindafrekening genoegzaam is geweest. De kamer heeft derhalve een oordeel over de vaststelling van de verdeling van de nalatenschap gegeven. In zoverre dient de klacht niet-ontvankelijk te worden verklaard.

De uitbetaling van het klaagster toekomende deel van de nalatenschap.

4.4 Voor wat betreft de uitbetaling van het aan klaagster verschuldigde bedrag geldt dat de notaris in de thans voorliggende klachtprocedure onweersproken gesteld heeft dat namens klaagster door haar gemachtigde bij brief van 8 december 2014 en bij e-mail van 9 december 2014 toestemming is gegeven tot uitkering van het verschuldigde bedrag conform de berekening van de notaris.

De notaris heeft - naar het oordeel van de kamer terecht - uit deze mededeling van de gemachtigde van klaagster afgeleid dat klaagster instemde met de berekening van de verdeling van de nalatenschap door de notaris en betaling daarvan. Zeker geldt dit nu gesteld noch gebleken is dat de gemachtigde bij deze instemming enig voorbehoud heeft gemaakt. Het feit dat niet uitdrukkelijk kwijting en decharge is verleend, kan hieraan niet afdoen. Hierbij komt dat vervolgens tot uitkering is overgegaan..

Evenmin zijn door klaagster feiten of omstandigheden zijn gesteld op grond waarvan de notaris tuchtrechtelijk te verwijten zou zijn dat hij niet op de eerder goedgekeurde uitbetaling wenst terug te komen.

Voor zover de klacht ziet op de uitbetaling van de vastgestelde erfenis dient de klacht van klaagster, op grond van de onvoorwaardelijke toestemming voor de uitbetaling die daarvoor door, althans namens haar gegeven werd, ongegrond te worden verklaard.

Derhalve wordt beslist als volgt.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat:

Verklaart de klacht deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden - Geenen, voorzitter van de kamer en

mrs. M.J. van Leeuwen, D.E.M.J. Eggels, F.L.M. van de Graaff en  F. Mulder, leden en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, uitgesproken in het openbaar en getekend op

22 juli 2016.

de secretaris                                                               de  voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam. Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.