ECLI:NL:TNORARL:2016:35 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2015/98

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2016:35
Datum uitspraak: 31-03-2016
Datum publicatie: 28-07-2016
Zaaknummer(s): AL/2015/98
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Het niet kunnen beschikken over de erfdelen is geen gevolg van de beslaglegging op de onverdeeld nalatenschap maar van het feit dat de omvang van de erfdelen niet op een bepaald bedrag kan worden vastgesteld omdat de erfgenamen het niet eens zijn. Een en ander brengt de kamer tot de conclusie dat de notaris in redelijkheid geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt van de omstandigheid dat het beslag vooralsnog op de onverdeelde nalatenschap rust en derhalve evenmin van het feit dat klagers vooralsnog niet de beschikking hebben verkregen over hun aandeel in de nalatenschap. De klacht wordt daarom op dit punt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: AL/2015/98

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

[A],

[B],

en [C],

wonende respectievelijk te […], […] en […],

tegen

mr. [Z],

notaris te […],

gemachtigde: mr. B. Tomlow,

advocaat te Utrecht.

Partijen worden verder aangeduid als klagers enerzijds en de notaris anderzijds.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      de brief van klagers van 24 juni 2015

-      de brief van de notaris met bijlagen van 12 augustus 2015

-      de brief van de notaris met bijlagen van 9 november 2015

-      de brief van de notaris van 8 februari 2016

De klacht is behandeld ter zitting van 17 februari 2016. Van de zijde van klagers zijn verschenen [B] en [C]. De notaris is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. De feiten

2.1 Op 8 februari 2008 is overleden [D], echtgenote van

de heer [E].

2.2 Op 23 augustus 2010 is overleden de heer [E] voornoemd (hierna: erflater).

2.3 Erflater heeft bij testament over zijn nalatenschap beschikt. Bij dit testament heeft erflater zijn vijf kinderen, te weten klagers en hun twee broers (hierna: de broers), als erfgenamen (hierna: de erfgenamen) aangewezen. Tevens heeft erflater notaris mr. [Y] tot executeur benoemd. Notaris mr. [Y] voornoemd heeft deze benoeming niet aanvaard.

2.4 Bij beschikking van de rechtbank Midden - Nederland locatie Utrecht van 11 maart 2014 (hierna: de beschikking van 11 maart 2014) is op verzoek van twee van de vijf erfgenamen een opvolgend executeur aangewezen, te weten de notaris waartegen de hier aan de orde zijnde klacht zich richt.

3. Het standpunt

3.1 Klagers verwijten de notaris als executeur van de nalatenschap onzorgvuldig optreden. Dit verwijt hebben klagers verwoord in de volgende klachtonderdelen.

Klachtonderdeel 1)

De notaris heeft zonder daartoe toestemming te hebben verkregen over de erfdelen van klagers beschikt, zodanig dat klagers geen beschikking hebben over hun erfdelen.

Klachtonderdeel 2)

De notaris heeft geweigerd aan deze situatie een einde te maken.

Klachtonderdeel 3)

De notaris heeft hiermee geweigerd uitvoering te geven aan zijn opdracht als door de rechtbank benoemd executeur.

Klachtonderdeel 4)

De notaris heeft als executeur onzorgvuldig gehandeld nu hij onvoldoende alle belangen bij de afwikkeling van de nalatenschap betrokken heeft. De executeur heeft zich teveel gericht naar de belangen van de beslagleggers, zonder dat dat, anders dan vanwege eigen tekortschieten, noodzakelijk was.

3.2 De notaris heeft de klachten van klagers gemotiveerd betwist. De notaris stelt zich op het standpunt dat klagers niet-ontvankelijk dan wel hun klachten ongegrond dienen te worden verklaard.

3.3 De (overige) door klagers en door de notaris ter onderbouwing van (de reactie op) de genoemde klachtonderdelen gestelde feiten en omstandigheden, voor zover voor de beoordeling van deze klacht van belang, komen hierna aan de orde.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. Daarbij wordt uitgegaan van de hierboven genoemde klachtonderdelen.

Klachtonderdeel 1)

Zonder daartoe toestemming te hebben verkregen heeft de notaris over de erfdelen van klagers beschikt, zodanig dat klagers geen beschikking hebben over hun erfdelen.

Klagers wijzen op het feit dat zij de notaris direct in het gesprek na zijn benoeming als executeur hebben medegedeeld dat door diverse crediteuren van de broers (hierna: de beslagleggers) beslag was gelegd op de aandelen van de broers in de nalatenschap, met name ook op de woning, die  in de nalatenschap viel.

Klagers hebben de notaris gemaand om snel met de beslagleggers in overleg te gaan, teneinde niet voor verrassingen te komen te staan op het moment dat de woning verkocht zou worden.

Klagers stellen zich op het standpunt dat de notaris, door pas met de beslagleggers in overleg te treden op het moment dat de koopovereenkomst voor de woning was getekend, te traag gehandeld heeft en zich onnodig in een moeilijke positie gemanoeuvreerd heeft. De beslagleggers hebben hierdoor volgens klagers als exorbitante voorwaarde voor de opheffing van het beslag op de te verkopen woning de eis kunnen stellen dat de notaris de gehele opbrengst van de woning voor hen ter beschikking houdt.

De notaris stelt zich op het standpunt dat de omstandigheid dat hij de volledige opbrengst onder zich houdt het gevolg is van het feit dat de erfgenamen het niet eens kunnen worden over de verdeling van de nalatenschap. Zodra de erfgenamen het eens zijn over de verdeling, kan de notaris de erfdelen van klagers uitkeren.

De kamer stelt bij de beoordeling van dit klachtonderdeel voorop dat de notaris in dit geval als executeur de taak heeft de goederen der nalatenschap te beheren en de schulden der nalatenschap te voldoen en daartoe, voor zover nodig, de bevoegdheid heeft de bestanddelen van de nalatenschap te gelde te maken.

Vaststaat dat de notaris over de invulling van zijn taak en de uitoefening van zijn bevoegdheid overleg gevoerd heeft met de erfgenamen. Niet alleen in aansluiting op zijn benoeming (april 2014), maar ook in het verdere verloop van de afwikkeling, bij het traject naar de verkoop van de woning (september 2014).

Ter zitting heeft de notaris onweersproken gesteld dat met het daadwerkelijk te koop zetten van de woning is gewacht tot september 2014, omdat de erfgenamen het niet eens konden worden over de staat van onderhoud, waarin de woning te koop zou worden aangeboden. Toen een compromis hierover tussen klagers en de andere erfgenamen niet mogelijk bleek, heeft de notaris op dit punt verder een eigen plan getrokken en uitgevoerd. Daarbij heeft de notaris - blijkens de opname van een ontbindende voorwaarde in de koopovereenkomst - rekening gehouden met de mogelijkheid dat de beslagleggers zich (mogelijk met succes) tegen de verkoop van de woning zouden verzetten.

Voorts is als onweersproken komen vast te staan dat de notaris, nadat de koopovereenkomst was getekend een advocaat heeft ingeschakeld om de onderhandeling over de opheffing van het beslag op de woning met de beslagleggers te voeren.

Met het  voorgaande is de handelwijze van de notaris als executeur voldoende voortvarend te noemen. Uit het inschakelen van de advocaat voor de onderhandeling met de beslagleggers volgt bovendien dat de notaris ook op dit specifieke punt de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen. Dat een eerder gesprek met de beslagleggers tot een voor de erfgenamen voordeliger uitkomst had geleid is niet aannemelijk gemaakt.

Klagers hebben erkend dat de erfgenamen het onderling nog niet (volledig) eens zijn over de verdeling van de nalatenschap Het niet kunnen beschikken over de erfdelen is geen gevolg van de beslaglegging op de onverdeeld nalatenschap maar van het feit dat de omvang van de erfdelen niet op een bepaald bedrag kan worden vastgesteld omdat de erfgenamen het niet eens zijn. Een en ander brengt de kamer tot de conclusie dat de notaris in redelijkheid geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt van de omstandigheid dat het beslag vooralsnog op de onverdeelde nalatenschap rust en derhalve evenmin van het feit dat klagers vooralsnog niet de beschikking hebben verkregen over hun aandeel in de nalatenschap. De klacht wordt daarom op dit punt ongegrond verklaard.

Klachtonderdeel 2)

De notaris heeft geweigerd aan deze situatie een einde te maken.

Klagers stellen dat zij de notaris hebben gevraagd hun vordering op de nalatenschap te voldoen. De notaris heeft dit volgens hen geweigerd. Klagers stellen zich op het standpunt dat de notaris zwijgt in alle talen waar het betreft het geven van uitvoering aan zijn taak als executeur.

De notaris heeft ter zitting verklaard dat hij de erfgenamen herhaalde malen heeft laten weten dat pas uitbetaald kan worden op het moment waarop de verdeling van de nalatenschap vaststaat. Echter zolang de vaststellingsfase niet is afgerond, kan de verdelingsfase niet beginnen.

De kamer begrijpt dit klachtonderdeel aldus dat klagers de notaris verwijten dat zij nog niet over hun erfdeel kunnen beschikken omdat de notaris geen stappen heeft ondernomen om de verdeling van de nalatenschap tussen de erfgenamen te bewerkstelligen.

Onder verwijzing naar hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van klachtonderdeel 1) is de kamer van  oordeel dat de verklaring die de notaris heeft gegeven voor het feit dat klagers (nog) niet over hun erfdeel kunnen beschikken, aannemelijk is.

Aangezien de belemmering voor het effectueren van de verdeling is gelegen in de relatie tussen de erfgenamen onderling, is het in de eerste plaats aan klagers en de andere erfgenamen - en niet aan de notaris  als executeur - om deze belemmering op te heffen.

Dit zou mogelijk anders zijn indien de notaris tot afwikkelingsbewindvoerder zou zijn benoemd. Uit de beschikking van 11 maart 2014 blijkt echter van een dergelijke benoeming niet. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat klagers en de andere erfgenamen de notaris hebben verzocht om als executeur rechtsmiddelen aan te wenden teneinde tot verdeling van de nalatenschap te geraken.

Om deze redenen kan de notaris geen verwijt gemaakt worden van weigerachtigheid op dit punt. De klacht wordt derhalve bij gebrek aan feitelijke grondslag ongegrond verklaard.

Klachtonderdeel 3)

De notaris heeft hiermee geweigerd uitvoering te geven aan zijn opdracht als door de rechtbank benoemd executeur.

Uit hetgeen hier is overwogen ten aanzien van klachtonderdeel 2) volgt dat de klacht op dit punt evenmin doel treft en bij gebrek aan feitelijke grondslag ongegrond verklaard dient te worden.

Klachtonderdeel 4)

De notaris heeft als executeur onzorgvuldig gehandeld nu hij onvoldoende alle belangen bij de afwikkeling van de nalatenschap betrokken heeft. De executeur heeft zich teveel gericht naar de belangen van de beslagleggers, zonder dat dat, anders dan vanwege eigen tekortschieten, noodzakelijk was.

Uit het geen hier voor overwogen is ten aanzien van de klachtonderdelen 1, 2 en 3 volgt dat de kamer van oordeel is dat anders dan klagers stellen - de notaris niet tekortgeschoten is in de uitoefening van zijn taak als executeur. Integendeel. De notaris heeft - binnen de grenzen van de hem toekomende bevoegdheden –zorgvuldig, voortvarend en adequaat opgetreden.

Dat de notaris zich daarbij teveel zou hebben gericht naar de belangen van de beslagleggers is niet komen vast te staan. Feiten of omstandigheden waaruit daarvan zou blijken zijn niet gesteld en niet gebleken.

Dit klachtonderdeel dient daarom eveneens bij gebrek aan feitelijke grondslag ongegrond verklaard te worden.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat:

Verklaart de klacht voor wat betreft de klachtonderdelen (1,2,3 en 4) ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. L.A. van Son, voorzitter van de kamer en

mrs. T.K. Lekkerkerker, H.J. Hettema, C.J. Hofman - Wels en F.M.J. Mulder, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, uitgesproken in het openbaar en getekend op

31 maart 2016.

de secretaris                                                               de  voorzitter