ECLI:NL:TNORARL:2016:34 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2015/143

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2016:34
Datum uitspraak: 10-03-2016
Datum publicatie: 28-07-2016
Zaaknummer(s): AL/2015/143
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie:   De kamer is van oordeel dat klaagster zich terecht op het standpunt stelt dat de notaris haar vragen niet, althans onvoldoende heeft beantwoord. De vragen van klaagster waren bovendien relevant voor de afwikkeling van de zaak. Het niet althans onvoldoende beantwoorden daarvan, althans niet adequaat reageren daarop is daarom tuchtrechtelijk verwijtbaar. (…) De notaris heeft geen helder antwoord gegeven op de vraag of zij, toen haar duidelijk werd dat de lijfrente daadwerkelijk in rechte opgeëist zou gaan worden, klaagster (en haar broer) hiervan in kennis heeft gesteld en/of overleg met hen heeft gevoerd over een nadere standpuntbepaling op dit punt. De kamer is op grond van het voorgaande van oordeel dat klaagster zich terecht op het standpunt stelt dat de notaris heeft nagelaten haar te informeren over relevante feiten en omstandigheden.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: AL/2015/143

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

[…],

wonende te […],

tegen

mr. […],

notaris te […].

Partijen worden verder aangeduid als klaagster enerzijds en de notaris anderzijds.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      de brief van klaagster met bijlagen van 7 oktober 2015

-      de e-mail van klaagster met bijlagen van 27 oktober 2015

-      de e-mail van de notaris met bijlagen van 16 november 2015

De klacht is behandeld ter zitting van 29 januari 2016. Klaagster en de notaris zijn in persoon verschenen.

2. De feiten

2.1 Op 1 april 2014 is overleden de heer […] (hierna: erflater).

2.2  Erflater heeft bij testament over zijn nalatenschap beschikt en als executeur aangewezen zijn echtgenote mevrouw […] (hierna: de weduwe van erflater).

2.3 Bij het onder 2.2 genoemde testament zijn klaagster en haar broer tot erfgenamen benoemd onder verplichting tot afgifte van een legaat aan de weduwe van erflater. Het legaat omvat onder andere een door de erfgenamen aan de weduwe van erflater uit te betalen lijfrente (hierna: de lijfrente).

2.4 Bij beschikking van de kantonrechter van 9 januari 2015 is de weduwe van erflater ontslagen als executeur van de nalatenschap van erflater en is de notaris aangewezen als vereffenaar.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klaagster verwijt de notaris dat zij haar werkzaamheden in deze zaak onzorgvuldig, althans onvoldoende zorgvuldig heeft verricht.

Klachtonderdeel 1)

Klaagster verwijt de notaris bij de behandeling van de zaak voorbij te zijn gegaan aan de door klaagster gestelde vragen, althans daarop geen  althans onvoldoende antwoord te hebben gegeven.

Klachtonderdeel 2)

Klaagster stelt zich op het standpunt dat de notaris heeft nagelaten klaagster -  daar waar dat aan de orde was - uit eigen beweging te informeren over relevante feiten en omstandigheden, althans met te veel vertraging.

Klachtonderdeel 3)

Klaagster stelt dat de notaris in gebreke is gebleven voor wat betreft het uitvoeren van de gemaakte afspraken.

Klachtonderdeel 4)

Klaagster verwijt de notaris de afgesproken werkzaamheden onnodig traag te hebben uitgevoerd waardoor onnodige betalingsachterstanden zijn ontstaan.

3.2 De notaris heeft de klachten van klaagster gemotiveerd betwist. De notaris stelt zich op het standpunt dat klaagster niet-ontvankelijk dan wel haar klachten ongegrond dienen te worden verklaard.

3.3 De (overige) door klaagster en door de notaris ter onderbouwing van (de reactie op) de genoemde klachtonderdelen gestelde feiten en omstandigheden, voor zover voor de beoordeling van deze klacht van belang, komen hierna aan de orde.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. Daarbij wordt uitgegaan van de hierboven genoemde klachtonderdelen.

4.2 Klachtonderdeel 1)

Klaagster verwijt de notaris bij de behandeling van de zaak voorbij te zijn gegaan aan de door klaagster gestelde vragen, althans daarop geen althans onvoldoende antwoord te hebben gegeven.

Klaagster heeft ter toelichting op dit verwijt gewezen op de e-mail correspondentie die zij - tezamen met haar broer - met de notaris heeft gevoerd en die zij als bijlage bij haar klaagschrift heeft overgelegd.

De notaris stelt zich op het standpunt dat uit de door haar overgelegde e-mail correspondentie volgt, dat zij wel degelijk gereageerd heeft op de correspondentie van klaagster. Echter voor het informeren van klaagster is de notaris ook afhankelijk van informatie/stukken van derden. Van e-mails die de notaris in de zaak van klaagster verstuurde, heeft zij altijd gelijktijdig een afschrift aan klaagster en haar broer gestuurd.

Vanwege de omvang en de aard van de e-mail correspondentie van klaagster heeft de notaris op een gegeven moment aangeboden haar functie van vereffenaar neer te leggen maar, omdat de broer van klaagster het hier niet mee eens was, heeft de notaris haar werkzaamheden in deze zaak toch voortgezet.

De kamer - gezien de over en weer overgelegde en onweersproken e-mailcorrespondentie - stelt het volgende vast.

Klaagster (en haar broer) heeft (hebben) herhaalde malen de met de notaris gemaakte afspraken bevestigd en gevraagd om een overzicht van de door haar verrichte en nog te verrichten werkzaamheden.

Daarnaast heeft klaagster een aantal concrete vragen gesteld over de aangifte inkomsten belasting, onder meer de vraag of de opdracht aan de boekhouder al was gegeven. Toen klaagster hierover zelf navraag deed bij de boekhouder bleek dit (nog) niet het geval te zijn. Daarnaast heeft klaagster vragen gesteld over de correspondentie met de belastingdienst, de terugvordering van teveel betaalde rente, de boedelbeschrijving en de notaris een toelichting op de urenstaat van haar werkzaamheden gevraagd.

Tevens heeft klaagster de vraag aan de orde gesteld waarom de lijfrente - weliswaar met verrekening van bepaalde vorderingen uit de nalatenschap - nog niet betaald was.

De notaris heeft soms wel en soms niet op deze vragen van klaagster (en haar broer) gereageerd en deze in een aantal gevallen slechts deels beantwoord. Daarbij valt het de kamer met name op dat de notaris niet is ingegaan op het herhaald verzoek van klaagster om een overzicht op te stellen van de verrichte en nog te verrichten werkzaamheden.

Daarnaast stelt de kamer vast dat de notaris ook ter zitting geen overtuigend antwoord heeft kunnen geven op de vraag of en hoe zij op de verschillende - in de stukken onbeantwoord gebleven - vragen van klaagster heeft gereageerd.

De kamer is daarom van oordeel dat klaagster zich terecht op het standpunt stelt dat de notaris haar vragen niet, althans onvoldoende heeft beantwoord. De vragen van klaagster waren bovendien relevant voor de afwikkeling van de zaak. Het niet althans onvoldoende beantwoorden daarvan, althans niet adequaat reageren daarop is daarom tuchtrechtelijk verwijtbaar. De klacht wordt daarom op dit onderdeel gegrond verklaard.

4.3 Klachtonderdeel 2)

Klaagster stelt zich op het standpunt dat de notaris heeft nagelaten klaagster -  daar waar dat aan de orde was - uit eigen beweging te informeren over relevante feiten en omstandigheden, althans met te veel vertraging.

Klaagster stelt dat de notaris bepaalde relevante feiten en omstandigheden over de afwikkeling van de nalatenschap niet, dan wel met te veel vertraging aan klaagster heeft medegedeeld. Klaagster wijst in dit verband op het kort geding tot uitbetaling van de lijfrente. Klaagster stelt dat haar achteraf is gebleken dat eind juli 2015 reeds bij de notaris is aangedrongen op uitbetaling van de lijfrente en gerechtelijke stappen zijn aangekondigd. Klaagster stelt dat zij hiervan eerst door de oproep voor het kort geding op de hoogte is geraakt.

De notaris heeft hiertegenover gesteld dat zij ruimschoots voor de zitting bij de kantonrechter van

9 november 2015 tot uitkering van de lijfrente is overgegaan. Echter ter zitting van de kamer heeft de notaris geen helder antwoord gegeven op de vraag of zij, toen haar duidelijk werd dat de lijfrente daadwerkelijk in rechte opgeëist zou gaan worden, klaagster (en haar broer) hiervan in kennis heeft gesteld en/of overleg met hen heeft gevoerd over een nadere standpuntbepaling op dit punt.

De kamer is op grond van het voorgaande van oordeel dat klaagster zich terecht op het standpunt stelt dat de notaris heeft nagelaten haar te informeren over relevante feiten en omstandigheden. Dit nalaten is tuchtrechtelijk verwijtbaar, hetgeen meebrengt dat de klacht ook op dit onderdeel gegrond verklaard dient te worden.

4.4 Klachtonderdeel 3)

Klaagster stelt dat de notaris in gebreke is gebleven voor wat betreft het uitvoeren van de gemaakte afspraken.

Klaagster baseert haar klacht op het feit dat haar op enig moment bij navraag is gebleken dat de boekhouder - in afwijking van de afspraak tussen de notaris en de erfgenamen - van de notaris (nog) geen opdracht had gekregen om de belastingaangifte te verzorgen.

Ook voor wat betreft uitvoering van de opdracht tot de omzetting van de effectenportefeuille heeft de notaris volgens klaagster niet conform de afspraken en/of te zeer eigenmachtig gehandeld.

De notaris heeft gesteld dat het verzamelen van de gegevens voor de belastingaangifte vanwege het conflict tussen de erfgenamen en de legataris de nodige tijd en moeite heeft gekost. Ook de omzetting van de effectenportefeuille “met advies” naar een portefeuille “zonder advies” is een opdracht met de uitvoering waarvan de nodige tijd is gemoeid. Echter de opdracht tot vereffening is eerst in januari 2015 aan de notaris gegeven, zodat al met al niet gezegd kan worden dat de afwikkeling, die nu eigenlijk rond is, lang geduurd heeft.

De kamer overweegt dat de op dit punt door de notaris aangevoerde feiten en omstandigheden niet verklaren waarom de notaris de boekhouder niet overeenkomstig de door klaagster gestelde afspraak heeft opgedragen de belastingaangifte te verzorgen.

De notaris heeft de op dit punt door klaagster gestelde afspraak echter niet betwist en desgevraagd ter zitting op dit punt ook geen duidelijkheid kunnen geven. Ook voor wat betreft de omzetting van de effectenportefeuille heeft de notaris de reikwijdte en de invulling van haar opdracht niet duidelijk kunnen omschrijven.

De omstandigheid dat klaagster mogelijk op bepaalde punten onjuiste verwachtingen heeft gehad voor wat betreft (de omvang en het tempo van) de door de notaris te verrichten werkzaamheden, neemt niet weg dat het op de weg van de notaris had gelegen daarover duidelijk met klaagster te communiceren. Daarvan blijkt echter uit de overgelegde e-mail correspondentie niet.

Een en ander brengt mee dat geoordeeld moet worden dat de notaris ook op dit klachtonderdeel tuchtrechtelijk verwijtbaar in gebreke is gebleven. De klacht wordt daarom ook op dit punt gegrond verklaard.

4.5 Klachtonderdeel 4)

Klaagster verwijt de notaris de afgesproken werkzaamheden onnodig traag te hebben uitgevoerd waardoor onnodige betalingsachterstanden zijn ontstaan.

Klaagster wijst ter onderbouwing van dit klachtonderdeel op de gang van zaken rondom de uitbetaling van de lijfrente en de belastingaangifte. Deze aspecten kwamen echter al aan de orde bij de onderbouwing en de beoordeling van de klachtonderdelen 2) en 3).

Ter onderbouwing van dit vierde klachtonderdeel zijn bovendien geen nadere feiten en omstandigheden gesteld. Dit klachtonderdeel - voor zover daaraan zelfstandige betekenis toekomt - wordt daarom bij gebrek aan feitelijke onderbouwing ongegrond verklaard.

4.6 Op grond van het voorgaande, gelet op de (redenen voor) gegrond verklaring van de eerste drie klachtonderdelen, wordt het opleggen van de maatregel van waarschuwing aan de notaris passend en geboden geacht.

4.7 Derhalve wordt beslist als volgt.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat verklaart de klacht

- op de onderdelen 1), 2) en 3): gegrond en legt terzake de notaris de maatregel van waarschuwing op;

- op onderdeel 4): ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. C.M.J. Peters, voorzitter van de kamer en

mrs. C.J.M. Hendriks, E.J. Oostrik, J.T.J. Heijstek en H. Quispel, leden, in tegenwoordigheid van

mr. M.J. Derksen, secretaris, uitgesproken in het openbaar en getekend op 10 maart 2016.

de secretaris                                                               de  voorzitter