ECLI:NL:TNORARL:2016:31 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2015/121

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2016:31
Datum uitspraak: 12-04-2016
Datum publicatie: 28-07-2016
Zaaknummer(s): AL/2015/121
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   De klacht ten dele buiten de vervaltermijn van artikel 99 lid 15 Wna ingediend. Door de notaris is niet klachtwaardig gehandeld ter zake van de gegeven adviezen en het moment waarop dat is gedaan. Het advies aan klager om het bedrag ad € 76.402,= als lening te beschouwen hield geen nadeel voor klager in. Over de gesprekken met erflaatster heeft de notaris heeft terecht opgemerkt dat zijn geheimhoudingsplicht niet toelaat dat hij hierover mededelingen doet aan derden, waaronder klager.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: AL/2015/121

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

[…],    

wonende te […],

gemachtigde: mr. M.C.J. Peters, advocaat te Arnhem,

tegen

[…],

notaris te […],

gemachtigde: mr. P.H. Kramer, advocaat te Amsterdam.

Partijen worden hierna klager en notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-      de klacht, met bijlagen, van 12 augustus 2015

-      het verweer, met bijlagen, van de notaris

-      een brief, met bijlage, van klager van 20 november 2015

-      een brief van de notaris van 15 december 2015

-      een brief, met bijlagen, van klager van 20 januari 2016

-      een brief van de notaris van 11 februari 2016.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 11 maart 2016 behandeld. Klager is in persoon verschenen tezamen met zijn gemachtigde. De notaris is eveneens in persoon verschenen tezamen met zijn gemachtigde.

2. De feiten

2.1 Op 14 januari 2012 is de moeder van klager, mevrouw [..A..] , (hierna te noemen: erflaatster) overleden. Erflaatster heeft over haar laatste wil beschikt bij testament, verleden voor de notaris op 2 september 2008.

2.2 In haar testament heeft erflaatster [..B..] (hierna te noemen: [..B..] ) benoemd tot executeur/afwikkelingsbewindvoerder. [..B..] heeft de benoeming tot executeur aanvaard. De notaris is bij de afwikkeling betrokken als boedelnotaris.

2.3 Erflaatster heeft klager en zijn broer [..C..]  (hierna te noemen: [..C..] ) benoemd tot haar erfgenamen. Klager en [..C..] hebben de nalatenschap zuiver aanvaard.

2.4 Ter zake van de verdeling van de nalatenschap is tussen klager en [..C..] verschil van inzicht ontstaan. Dit houdt verband met gelden die in de jaren vóór het overlijden van erflaatster zijn opgenomen van de bankrekening van erflaatster en gelden die zijn overgeboekt van de bankrekening van erflaatster naar de bankrekening van [..C..].

2.5 Na een eerdere bespreking in januari 2012, hebben klager, [..C..] en de executeur op 17 april 2012 tezamen met de notaris een bespreking gevoerd over de afwikkeling van de nalatenschap. De notaris heeft daarover op 17 april 2012 een e‑mail verzonden. Daarin is met betrekking tot de opnamen en overboekingen door de notaris de suggestie gedaan deze te beschouwen als een lening van erflaatster aan [..C..] tot een totaalbedrag van € 70.000,=. Door [..C..] is aangegeven dat hij dit in beraad neemt als klager bereid is geen verdere stappen te ondernemen.

Op 4 mei 2012 reageert klager hierop. De garantie die [..C..] vroeg kon volgens klager niet gegeven worden omdat nog niet alle gegevens voorhanden waren.

Vervolgens heeft klager verschillende verzoeken gedaan aan de executeur om informatie.

2.6 Klager heeft op 13 augustus 2012 telefonisch contact gehad met de notaris. Klager heeft het telefoongesprek opgenomen en daarvan een transcriptie overgelegd. Daarin staat onder meer het volgende (waarbij met “H” wordt gedoeld op de notaris en met “M” op klager, toevoeging kamer):

H: En euhm, uw, wat mij niet helemaal duidelijk is uw euh, laat ik zeggen, uw bezwaar tegen de etikettering van iets als een lening. Het lijkt mij nou juist mede in uw belang dat zoiets een lening is. (…)

Het lijkt mij nu juist in uw belang dat je het etiketteert als een lening want dan krijgt u de helft van de waarde van die lening.

M: En in het andere geval zou het een schenking zijn?

H: Ja, als u zegt dat het geen lening is wat moet het dan anders zijn. Lening of schenking.

M: Ik hou er rekening mee dat [..C..] geld heeft gestolen.

H: Nou, ja dat, die kwalificatie laat ik even graag voor uw rekening. 

In een e-mail van klager aan de executeur van diezelfde datum, 13 augustus 2012, komt klager tot een totaalbedrag van € 76.402,=.

2.7 Bij e-mail van 15 augustus 2012 heeft de notaris klager en [..C..] het concept van de aangifte erfbelasting toegezonden. Daarbij werd vermeld dat de hoogte van de schuld van [..C..] aan erflaatster nog is opengelaten. De notaris vermeldt waar de erfbelasting op neer komt indien wordt uitgegaan van een lening van € 25.000,= en ook bij een lening van € 76.402,=.

2.8 In tweetal e-mails van 16 augustus 2012 van [..C..] aan de executeur geeft [..C..] aan dat hij er mee instemt dat het bedrag ad 76.402,= als lening wordt beschouwd. [..C..] trekt zijn eerdere voorbehoud, dat hij af zou zien van deze concessie als klager opnieuw met nieuwe eisen zou komen, in. Daarnaast geeft [..C..] aan: “Wel wil ik uitdrukkelijk vermelden dat dit het maximale is wat ik toe wil geven, mocht het zo zijn dat [..klager..] met nieuwe claims komt ben ik niet bereid daar over te onderhandelen […].”

2.9 In een e-mail van 8 oktober 2012 van klager aan de executeur deelt klager, naar aanleiding van de mededeling dat de ING niet aan het verzoek om kopieën van overschrijvingsformulieren kan voldoen, aan de executeur mee dat het hem lijkt dat zij er op die manier niet uitkomen. Klager kondigt een eerste gesprek met een advocaat aan.

2.10 In een e-mail van 9 oktober 2012 van de notaris aan klager deelt de notaris onder meer, met verwijzing naar de bespreking van 17 april 2012, mee dat hij aan de bespreking de indruk heeft overgehouden dat klager en zijn broer tot een voor ieder aanvaardbare regeling kunnen komen voor wat betreft de leningen/schenkingen.

2.11 Klager deelt bij e-mail van 10 oktober 2012 mee dat een advocaat hem zal helpen uit te zoeken of hij de informatie krijgt waar hij recht op heeft. De notaris deelt daarop mee dat hij vooralsnog afwacht.

2.12 Bij e-mail van 1 mei 2015 stelt klager vragen aan de notaris over de inhoud van de door de notaris met erflaatster gevoerde gesprekken. De notaris deelt daarop mee dat het hem niet vrij staat om daarover mededeling aan derden te doen.

2.13 Na een eerder voorstel van 29 augustus 2014 doet de executeur klager en zijn broer op 14 juli 2015 opnieuw een voorstel toekomen tot verdeling van de nog niet verdeelde gelden.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klager stelt zich op het standpunt dat de notaris hem niet juist heeft geadviseerd. De klacht is uitgewerkt in de volgende 4 onderdelen.

1. De notaris handelt onzorgvuldig.

Klager stelt onder meer dat erflaatster zich nooit heeft bemoeid met de financiën en dat het beheer daarover na het overlijden van vader wordt overgenomen door [..C..]. Volgens klager heeft [..C..] sommen geld overgeboekt naar zijn rekening en heeft hij de bankpas van erflaatster gebruikt voor privé-uitgaven. Klager noemt de besprekingen in februari en april 2012 ten kantore van de notaris. Klager geeft aan dat [..C..] zich opwindt naar aanleiding van de vragen over de overgemaakte bedragen. Klager ervaart geen respons van de notaris. Aan de hand van na de besprekingen met moeite verkregen afschriften komt klager tot de slotsom dat er € 76.402 is overgemaakt naar [..C..]. Klager geeft dat bedrag door aan de notaris. In het telefoongesprek van 13 augustus 2012 adviseert de notaris klager dit bedrag als lening te beschouwen. Volgens klager wordt door de notaris financiële uitbuiting onbespreekbaar gemaakt. Klager acht dit onzorgvuldig.

2. De notaris stelt zich partijdig op.

Klager en zijn broer [..C..] worden het er niet over eens dat [..C..] de bedragen als lening beschouwt onder de voorwaarde dat klager geen verdere onderzoeken instelt. Als klager die voorwaarde niet accepteert, dan zal [..C..] een deel van de bedragen als schenking blijven zien. Klager vraagt de executeur in maart 2013 om geen voorschot uit te betalen. Volgens klager zal een dergelijke betaling van invloed zijn op de onderhandeling met [..C..]. Toch keert de executeur het gehele bedrag uit met uitzondering van het bedrag ad € 76.402,=. Dat laatste is in overleg met de notaris geschied, waarmee de notaris zich volgens klager partijdig heeft opgesteld.

3 en 4. De notaris verschuilt zich achter zijn geheimhoudingsplicht.

In de loop van 2013 worden klager en [..C..] het niet eens over de afronding van de nalatenschap. Klager krijgt het advies om na te gaan of [..C..] over een volmacht beschikte. De executeur kan hem daar geen antwoord op geven. Op 1 mei 2015 vraagt klager aan de notaris of erflaatster een levenstestament heeft laten opmaken. Ook stelt klager vragen over wat erflaatster wel of niet heeft gezegd; over de periode gedurende welke [..C..] executeur was; waar de besprekingen plaatsvonden en wie daarbij aanwezig waren.

De notaris geeft aan dat het hem niet vrij staat om mededeling te doen over de inhoud van de gesprekken met erflaatster. Volgens klager heeft de notaris zich daarmee ten onrechte verscholen achter zijn geheimhoudingsplicht en ook zijn zorgplicht verzaakt.

3.3 Ter zitting is nader toegelicht dat klager zich  in elk geval ook op het standpunt stelt dat de notaris tijdens en in de maanden na het gesprek van 17 april 2012 niet adequaat heeft ingegrepen.

3.4 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 In artikel 99 lid 15 Wna is bepaald dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen.

4.3 De kamer zal eerst oordelen over de vraag of en in hoeverre klager kan worden ontvangen in zijn klacht en overweegt het volgende.

4.4 De klacht is bij de kamer ingediend op 12 augustus 2015. Daarmee is de klacht tijdig ingediend voor zover deze betrekking heeft op het telefoongesprek van 13 augustus 2012 en de daarna gepasseerde zaken. Klager heeft ter toelichting van zijn klacht feiten en omstandigheden genoemd die zich hebben voorgedaan vóór 13 augustus 2012, waaronder het gesprek bij de notaris op 17 april 2012. Ter zitting is de klacht in die zin toegelicht of uitgebreid dat ook het handelen van de notaris tijdens en na het gesprek van 17 april 2012 door klager als zijnde klachtwaardig aan de orde is gesteld. Gelet echter op de vervaltermijn van artikel 99 lid 15 Wna is de kamer van oordeel dat de klacht, voor zover deze ziet op het handelen van de notaris vóór 13 augustus 2012, na het verstrijken van voormelde vervaltermijn en derhalve te laat is ingediend. De kamer zal klager dan ook in dit onderdeel van de klacht niet-ontvankelijk verklaren.

4.5 Voor het overige is de kern van de klacht, zo is dat door klager ter zitting samengevat, dat de notaris vanaf 13 augustus 2013 onvoldoende met klager is meegegaan en teveel en te snel op een afronding aanstuurde. Klager heeft dat zo verwoord dat daar waar naar zijn mening voordien te weinig werd gepusht, dat juist vanaf 13 augustus 2012 teveel werd gedaan. De kamer overweegt hierover als volgt.

4.6 Uit het door klager gestelde begrijpt de kamer dat klager een oplossing zocht en zoekt om van [..C..] nog meer duidelijkheid te krijgen over betalingen en geldopnames van de bankrekening(en) van erflaatster vóór haar overlijden. Klager is zelf al tot het bedrag van € 76.402,= gekomen maar wil kennelijk meer informatie of overleg. De kamer acht in dit verband van belang dat de notaris hierin geen rol heeft en voor wat betreft zijn adviezen afhankelijk is van hetgeen partijen aandragen. Nog daargelaten dat de executeur en niet de notaris de uiteindelijke keuzes maakt, is de kamer van oordeel dat niet is gebleken dat de notaris klachtwaardig heeft gehandeld ter zake van de gegeven adviezen en het moment waarop dat is gedaan. Immers, het advies aan klager om het bedrag ad € 76.402,= als lening te beschouwen hield geen nadeel voor klager in. Vanuit de juiste professionele houding mocht de notaris dit advies geven en kan niet worden ingezien dat de aarzeling van klager niet mocht leiden tot de opmerking dat de aan de orde zijnde bedragen of een lening of een schenking zijn. Van onzorgvuldig handelen is derhalve naar het oordeel van de kamer geen sprake.

4.7 Met betrekking tot het klager gestelde advies van de notaris aan de executeur om tot uitbetaling over te gaan met uitzondering van het bedrag ad € 76.402,= is de kamer van oordeel dat daarmee niet gebleken is van partijdig en aldus van klachtwaardig handelen. Ook dit advies mocht vanuit de juiste professionele houding worden gegeven. Het advies komt er op neer dat de executeur het bedrag waarover nog geen overeenstemming bestaat onder zich houdt. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat klager in dit verband acties heeft ondernomen die voor de notaris  hadden moeten leiden tot het advies om niet tot uitbetaling over te gaan of om een groter bedrag niet uit te betalen. De kamer zal ook dit onderdeel van de klacht ongegrond verklaren.

4.8 Voor zover klager zich ter zitting op het standpunt heeft gesteld dat er vanwege de e-mail van  [..C..] van 16 augustus 2012 eerder al een akkoord was waar de notaris op had moeten reageren, brengt dit geen wijziging in het voorgaande. Nog daargelaten dat het aan klager of de executeur was om daarop te reageren, blijkt het tegendeel uit genoemde e-mail (zie 2.8) en de e-mail van klager van 8 oktober 2012 (zie 2.9).

4.9 Voor het overige verwijt klager de notaris dat hij zich verschuilt achter zijn geheimhoudingsplicht. De kamer volgt klager daar niet in. De door klager in dit verband genoemde zaken zien op de inhoud van de gesprekken die de notaris met erflaatster heeft gevoerd. De notaris heeft hierover terecht opgemerkt dat zijn geheimhoudingsplicht niet toelaat dat hij hierover mededelingen doet aan derden, waaronder klager. De kamer zal ook dit onderdeel van de klacht ongegrond verklaren.

4.10 Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-          verklaart klager niet-ontvankelijk in het onderdeel van de klacht dat ziet op het handelen van de notaris vóór 13 augustus 2012

-          verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. D.T. Boks, voorzitter, mrs. I.C.J.I.M. van Dorp, E.J. Oostrik, L.P. Oostveen-ter Braak en H. Quispel, leden, en in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 12 april 2016.

De secretaris,                                                            De voorzitter,