ECLI:NL:TNORARL:2016:30 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden 297011/ RK 16 -5

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2016:30
Datum uitspraak: 17-06-2016
Datum publicatie: 26-07-2016
Zaaknummer(s): 297011/ RK 16 -5
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie:   Terecht maken klagers de notaris het verwijt dat hij na de aanvang van de behandeling van de zaak gedurende langere tijd niet gereageerd heeft op telefoontjes, op e-mails en op aangetekende brieven. Weliswaar werd dit niet reageren mogelijk deels veroorzaakt door de medische klachten van de notaris, maar dit ontslaat hem niet van de verplichtingen die ingevolge de Wna op hem rusten, al is het maar door cliënten te informeren en/of door voor vervanging zorg te dragen. In dit geval is sprake van herhaalde en ernstige nalatigheid van de notaris.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: 297011/ RK 16 - 5

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

1) [A]

wonende te […]

en

2) [B],

wonende te […]

en

3) [C],

wonende te  […]

en

4) [D],

wonende te […]

gemachtigde: mr. F.P. van Dalen,

advocaat te Leeuwarden

tegen

mr.[…],

notaris te […],

gemachtigde: mr. G. van Atten,

advocaat te Amsterdam.

Partijen worden verder aangeduid als klagers enerzijds en de notaris anderzijds.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      de brief met bijlagen van klagers van 19 januari 2016

-      de e-mail met bijlagen van klagers van 31 januari 2016

-      de brief met bijlagen van de notaris van 25 februari 2016

De klacht is behandeld ter zitting van 20 april 2016. Van de zijde van klagers zijn

[B], [C] en [A] verschenen, bijgestaan door hun advocaat. De notaris is in persoon verschenen, vergezeld van zijn echtgenote

[Z], kandidaat-notaris op het kantoor van de notaris, en bijgestaan door zijn advocaat. Zowel de advocaat van klagers als de advocaat van de notaris heeft een pleitnota overgelegd.

2. De feiten

2.1 Op 15 januari 2014 is overleden mevrouw […] (hierna: erflaatster).

2.2 Erflaatster heeft bij testament van 17 juni 2013 over haar nalatenschap (hierna: de nalatenschap) beschikt en een medewerker van het kantoor van de notaris tot executeur van haar nalatenschap benoemd.

2.3 Bij brief van 29 januari 2014 heeft de notaris de erfgenamen in de nalatenschap (hierna: de erfgenamen) een brief gestuurd.

2.4 In 2015 is de notaris een schorsing opgelegd voor in totaal drie maanden.

2.5 Vanaf mei 2015 heeft kandidaat-notaris [Z] (hierna: de kandidaat-notaris) de werkzaamheden van de notaris, waaronder die van executeur van de nalatenschap, op zich genomen.

2.6 Klagers - mede-erfgenamen in de nalatenschap - hebben aanvankelijk ook een klacht ingediend over het optreden / de werkzaamheden van de kandidaat-notaris. Deze klacht hebben zij ter zitting van de kamer van 20 april 2016 ingetrokken. De voorliggende klacht ziet derhalve uitsluitend op het handelen / nalaten van de notaris.

3. De klacht en het verweer

3.1  Klagers verwijten de notaris nalatig althans onzorgvuldig optreden als executeur in de nalatenschap. Klagers hebben hun klachten uitgewerkt aan de hand van 13 hierna te behandelen klachtonderdelen. Samengevat komen deze klachtonderdelen er op neer dat de notaris niet tijdig/adequaat heeft gereageerd op brieven en/of e-mails van klagers en/of op het feit dat klagers telefonisch contact met hem hebben gezocht. Daarnaast stellen klagers dat de notaris op een aantal punten heeft nagelaten de erfgenamen (tijdig/duidelijk) te informeren en/of met hen te overleggen en dat de notaris heeft nagelaten een vordering van de boedel te incasseren, alsmede de aangiften inkomsten- en erfbelasting (te) laat heeft ingediend. Ook stellen klagers dat de notaris te lang heeft gewacht met het formaliseren van de verwerping van de nalatenschap door één van de erfgenamen en maken zij bezwaar tegen (de hoogte van) de declaratie.

Tenslotte stellen klagers dat de notaris hen op kosten heeft gejaagd en ten onrechte heeft nagelaten uitkering uit de nalatenschap te doen.

3.2 De notaris heeft de klachten van klagers gemotiveerd betwist. De notaris stelt zich op het standpunt dat klagers niet-ontvankelijk zijn dan wel de klacht ongegrond dient te worden verklaard.

3.3 De (overige) door klagers en door de notaris ter onderbouwing van (de reactie op) de genoemde klachtonderdelen gestelde feiten en omstandigheden, voor zover voor de beoordeling van deze klacht van belang, komen hierna aan de orde.

4. De beoordeling

Ingevolge artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. Daarbij wordt uitgegaan van de door klagers aangevoerde klachtonderdelen, de toelichting die klagers daarop in de klacht en ter zitting hebben gegeven en het verweer dat daartegen door de notaris is gevoerd.

Ontvankelijkheid

Ter zitting hebben klagers een aantal in het klaagschrift niet aan de orde gestelde - aanvullende -klachtonderdelen aangevoerd.

In punt 6,8 en 10 van de pleitnotitie van klagers, verder uitgewerkt in de punten 22 tot en met 24 van dat stuk, wordt geklaagd over het feit dat de notaris de erfgenamen onjuist heeft geïnformeerd over de persoon van de in de nalatenschap benoemde executeur.

Klagers stellen zich blijkens de pleitnotitie op het standpunt dat de notaris de erfgenamen ten onrechte heeft voorgehouden dat het notariskantoor tot executeur zou zijn benoemd, terwijl “een kantoor” niet als executeur benoemd kan worden en het in feite de oudste kandidaat-notaris, [Y], was die tot executeur benoemd was.

Vervolgens heeft de notaris nagelaten de erfgenamen te informeren over het feit dat [Y] wegens ontslag bij het kantoor niet langer als executeur zou optreden en dat de kandidaat-notaris de taak van executeur op zich zou nemen.

In punt 9 van de pleitnotitie wordt bezwaar gemaakt tegen het feit dat en de mate waarin werkzaamheden worden gedeclareerd voor het opstellen van een verklaring voor erfrecht.

De eerste maal gaat het om 45 minuten (januari 2014) en de tweede maal (juni 2015) om nogmaals 90 minuten in verband met het opstellen van een nieuwe verklaring voor erfrecht. Klagers begrijpen niet waarom hieraan in juni 2015 zoveel tijd is besteed, terwijl de verklaring reeds in januari 2014 was opgesteld.

In punt 33 en 34 van de pleitnotitie wordt gesteld dat de notaris op 5 februari 2015 onjuiste informatie heeft gegeven aan het gerechtshof Amsterdam.

Bij de boordeling van deze zaak kunnen deze eerst ter zitting aangevoerde dan wel geconcretiseerde klachtonderdelen niet in aanmerking genomen worden.. De notaris heeft geen gelegenheid gehad zijn verweer op deze punten voor te bereiden. Het beginsel van hoor en wederhoor brengt hier daarom mee dat klagers op deze klachtonderdelen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden.

Inhoudelijk

Klachtonderdeel 1)

De notaris als executeur heeft niet of nauwelijks gereageerd op brieven en/of telefoontjes van klagers.

Klagers hebben toen de notaris niet op door klagers aan hem gerichte vragen reageerde, eerst een collega van de notaris, te weten notaris [X] te […] ingeschakeld met het verzoek te trachten in overleg met de notaris te komen.

Nadat - in afwijking van de toezegging van één van de medewerkers van de notaris - ook notaris [X] niet werd teruggebeld, hebben klagers de KNB ingeschakeld. Echter, ook op mailberichten van de KNB heeft de notaris niet gereageerd. Vervolgens hebben klagers een eigen advocaat ingeschakeld. Ook op de brieven van de advocaat van klagers heeft de notaris niet gereageerd.

Klagers hebben een aantal brieven ook aangetekend verstuurd. Ook op deze brieven heeft de notaris niet gereageerd.

De notaris heeft gesteld dat het hem spijt dat in het dossier van klagers voor een periode (te) weinig werkzaamheden zijn verricht. De notaris benadrukt daarbij dat van zijn kant geen sprake is geweest van bewuste onzorgvuldigheid, maar van onmacht, onder meer vanwege medische redenen. De notaris is vanwege omstandigheden gedurende enige tijd niet in staat geweest om de zaak van klagers adequaat te behandelen.

Terecht maken klagers de notaris het verwijt dat hij na de aanvang van de behandeling van de zaak gedurende langere tijd niet gereageerd heeft op telefoontjes, op e-mails en op aangetekende brieven.

Weliswaar werd dit niet reageren mogelijk deels veroorzaakt door de medische klachten van de notaris, maar dit ontslaat hem niet van de verplichtingen die ingevolge de Wna op hem rusten, al is het maar door cliënten te informeren en/of door voor vervanging zorg te dragen. In dit geval is sprake van herhaalde en ernstige nalatigheid van de notaris.

De klacht wordt daarom op dit onderdeel gegrond verklaard.

Klachtonderdeel 2)

De notaris heeft de verkoop van de inboedelgoederen niet op de juiste wijze aangepakt.

Klagers wijzen op het feit dat bij de verkoop van de inboedelgoederen geen rekening is gehouden met de wensen van (in ieder geval één van) de klagers. Volgens klagers is er sprake van gebrek aan transparantie voor wat betreft de verkoop. Zo verbazen zij zich er over dat het restant van de inboedel is verkocht aan één van de erfgenamen voor een bedrag van € 50,00.

De notaris heeft de gang van zaken rondom de verkoop van de boedel toegelicht. Volgens de notaris is in een brief van 5 maart 2015 aan alle erfgenamen de mogelijkheid aangeboden een laatste bod uit te brengen op het resterende deel van de inboedel.

Aangezien klagers de gemotiveerde betwisting van de notaris op dit punt niet hebben weersproken, dient dit klachtonderdeel bij gebrek aan feitelijke grondslag ongegrond te worden verklaard.

Klachtonderdeel 3)

Klagers stellen zich op het standpunt dat de notaris de erfgenamen niet (voldoende duidelijk) geïnformeerd heeft over de gang van zaken bij de verkoop van de woning van erflaatster.

Klagers is niet duidelijk waarom de executeur de woning van erflaatster niet direct via een makelaar in de verkoop heeft aangeboden. Klagers menen dat zolang de woning niet door een makelaar in verkoop wordt genomen en op het internet wordt aangeboden, er niet een reëel marktconform aanbod zal worden gedaan.

Het bod van € 80.000,00 dat thans is gedaan, geeft duidelijk weer dat het niet de insteek is van de executeur om de woning voor een goed bedrag te verkopen. Klagers menen dat de werkelijke waarde van de woning rond de € 95.000,00 / € 100.000,00 ligt.

De notaris heeft - onder verwijzing naar de brief  van de destijds waarnemend notaris [W] aan alle erfgenamen van 22 juli 2014 - gesteld dat de erfgenamen wel degelijk zijn geïnformeerd over de gang van zaken rondom de verkoop van de woning.

Met bedoelde brief is gecommuniceerd dat de woning met een makelaar is bezocht en dat daarbij een vraagprijs van € 87.000,00 is genoemd en tevens is aan klagers medegedeeld dat de woning eerst in verkoop zou worden genomen, wanneer deze bezemschoon zou zijn opgeleverd. De oplevering van de woning heeft volgens de notaris plaatsgevonden in maart 2015. Op dat moment is de woning niet in de officiële verkoop gezet, omdat toen reeds het bod van € 80.000,00 is gedaan en de makelaar geadviseerd heeft dit bod serieus te nemen. De erfgenamen zijn hierover bij brieven van 26 mei 2015 en 22 juni 2015 nader geïnformeerd.

Vaststaat dat laatstgenoemde brieven zijn geschreven door de kandidaat-notaris, nadat zij de behandeling van de nalatenschap van de notaris overgenomen had.

Aangezien de voorliggende klacht uitsluitend de notaris zelf betreft, vallen bedoelde brieven buiten het bestek van deze beoordeling, die derhalve beperkt is tot de vraag of de notaris de erfgenamen voldoende duidelijk over de (voortgang van de ) verkoop van de woning heeft geïnformeerd.

De kamer stelt voorts vast dat de notaris zijn gemotiveerde betwisting van de klacht van klagers op dit punt - voor zover het zijn eigen handelen betreft - slechts ten dele heeft onderbouwd. Uit de brief van 22 juli 2014 blijkt namelijk - anders dan de notaris stelt - niet dat de erfgenamen zijn geïnformeerd over het feit dat gewacht zou worden met het in de verkoop zetten totdat het huis bezemschoon zou zijn opgeleverd.

Dit gegeven, in samenhang met het feit dat de notaris aansluitend gedurende een langere periode schriftelijk en telefonisch onbereikbaar was, brengt naar het oordeel van de kamer mee dat de klacht ook op dit onderdeel gegrond dient te worden verklaard.

Klachtonderdeel 4)

Klagers verwijten de executeur gedurende de gehele periode waarin de executeur de nalatenschap heeft beheerd, geen concrete maatregel te hebben getroffen om de vordering te incasseren ad € 50.000,00 die de nalatenschap heeft op [F] .

In de brief van 22 juni 2015 is weliswaar aangegeven dat er contact is geweest met een advocaat, maar het is klagers niet duidelijk waarom dit zo lang heeft geduurd. Indien de executeur al een jaar eerder een procedure had gestart, dan zou de uitkomst daarvan inmiddels bekend geweest zijn. Nu de procedure alsnog moet worden opgestart, betekent dit onnodige vertraging. De executeur heeft geen reden opgegeven voor het ontstaan van deze vertraging.

De notaris stelt zich op het standpunt dat hij - zoals in vergelijkbare zaken te doen gebruikelijk - eerst de omvang van de nalatenschap heeft geïnventariseerd, waarna een voorstel voor de verdeling van de inboedel is gedaan, om vervolgens de woning in de verkoop te zetten. Over deze werkwijze zijn alle erfgenamen direct per brief (van 29 januari 2014) geïnformeerd.

De notaris stelt dat hij eerst telefonisch contact heeft gezocht met [F] voornoemd, waarbij laatstgenoemde heeft laten weten dat de schuld hem door erflaatster was kwijtgescholden. De notaris heeft toen om bewijsstukken van de kwijtschelding gevraagd, maar deze zijn niet verkregen.

Nadien heeft kandidaat-notaris [Z] de behandeling van de zaak overgenomen.

Dit klachtonderdeel wordt hier slechts behandeld voor zover het betrekking heeft op het optreden van de notaris zelf.

Voor zover de notaris de zaak zelf behandeld heeft, staat vast dat naast het leggen van telefonisch contact met [F], door de notaris geen andere concrete maatregelen zijn getroffen om de vordering geïncasseerd te krijgen. Dit, terwijl dergelijke maatregelen op zich zelf beschouwd uit een oogpunt van goed boedelbeheer wel noodzakelijk zouden zijn geweest en ook zouden hebben gepast in de werkwijze zoals deze bij de aanvang van de werkzaamheden door de notaris aan de erfgenamen was medegedeeld. Van een gegronde reden voor het uitblijven van bedoelde concrete maatregelen, althans van actief overleg met de erfgenamen hierover, is niet gebleken.

In samenhang met de onder klachtonderdeel 1) en 3) geconstateerde tekortkomingen wordt de hier bedoelde nalatigheid aangemerkt als tuchtrechtelijk verwijtbaar. De klacht wordt daarom op dit onderdeel gegrond verklaard.

Klachtonderdeel 5)

Klagers verwijten de executeur te hebben verzuimd een opgave inkomstenbelasting 2014 te hebben gedaan.

De notaris stelt dat de klacht op dit onderdeel feitelijk onjuist is. De kopie aangifte inkomstenbelasting zou de erfgenamen zijn toegezonden bij de brief van 26 mei 2015.

Uit de stukken blijkt niet van toezending van de kopie aangifte inkomstenbelasting bij bedoelde brief van 26 mei 2015. In de brief aan de erfgenamen van 22 juni 2015 daarentegen is wel sprake van een kopie aangifte inkomstenbelasting. Deze aangifte dateert van 27 mei 2015.

Zoals uit het voorgaande volgt had tegen laatstgenoemde datum de kandidaat-notaris [Z] de werkzaamheden reeds van de notaris overgenomen.

Vaststaat derhalve dat de notaris de aangifte inkomstenbelasting niet heeft ingediend. Bij gebrek aan een nadere onderbouwing van dit klachtonderdeel valt echter niet vast te stellen of het (nog) niet indienen van de aangifte inkomstenbelasting door de notaris ertoe heeft geleid dat deze aangifte te laat is ingediend. Daarmee staat niet vast dat de notaris is tekortgeschoten, hoewel mogelijk ook op dit punt sprake is geweest van een weinig voortvarende aanpak. Dit klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.

Klachtonderdeel 6)

Klagers verwijten de executeur dat pas in mei 2015 aangifte erfbelasting is gedaan.

De notaris heeft erkend dat de aangifte erfbelasting te laat is ingediend, heeft daarvoor zijn spijt betuigd en heeft de door de termijnoverschrijding verschuldigde belastingrente voor de erfgenamen betaald.

Het feit dat de notaris de verschuldigde belastingrente heeft betaald neemt niet weg dat dat de notaris verzaakt heeft tijdig de aangifte in te dienen. De klacht wordt daarom ook op dit onderdeel gegrond verklaard.

Klachtonderdeel 7)

Klagers verwijten de executeur dat het lang geduurd heeft voordat de verwerping van de nalatenschap door één van de erfgenamen is gerealiseerd.

Desbetreffende erfgenaam had reeds in april 2014 laten weten de erfenis te willen verwerpen. Een en ander is pas gerealiseerd in juni 2015.

De notaris erkent de in dit verband door klager gestelde feiten. De notaris stelt zich echter op het standpunt dat verwerping niet gebonden is aan een termijn en de niet-onmiddellijke verwerping destijds met volledige medewerking en kennelijk goedvinden van de desbetreffende erfgenaam is uitgevoerd. Deze gang van zaken is op geen enkele manier nadelig geweest voor de boedel en/of de erfgenamen.

Vaststaat dat de hier bedoelde verwerping - met voor de erfgena(a)m(en) alle risico’s van dien - niet onmiddellijk door de notaris is uitgevoerd, terwijl een gegronde reden voor uitstel van deze actie niet is gesteld en niet is gebleken. Het gebrek aan voortvarendheid in de behandeling van deze zaak is daarom ook op dit punt verwijtbaar. De klacht op dit onderdeel is gegrond.

Klachtonderdeel 8)

Klagers verwijten de notaris dat hij de erfgenamen niet heeft geïnformeerd over het feit dat hij gedurende de looptijd van de afhandeling van de nalatenschap van de erfgenamen

- vanwege nalatigheid in de afhandeling van andere nalatenschappen - in de uitoefening van zijn ambt in zijn werkzaamheden als executeur geschorst is geweest. Klagers hebben dit destijds vernomen uit de krant.

De notaris stelt dat - nadat hem een schorsing was opgelegd - de kandidaat-notaris in het belang van de boedel de werkzaamheden van de executeur heeft overgenomen. Dit is destijds telefonisch aan twee van de erfgenamen-klagers medegedeeld. Daartegen is door hen toen geen bezwaar gemaakt.

Verder stelt de notaris zich op het standpunt dat hij voldoende duidelijk over zijn schorsing heeft gecommuniceerd. Het heeft in de krant en op de website van het kantoor gestaan. De notaris stelt zich op het standpunt dat hij niet alleen niet verplicht maar ook niet vrij was de reden van / aanleiding voor de schorsing (aan klagers) mede te delen, dit laatste vanwege de geheimhoudingsplicht van de notaris.

Een notaris is - bij schorsing in zijn ambtsuitoefening - niet zonder meer gehouden de aanleiding voor deze schorsing aan zijn cliënten mede te delen.

Het feit dat de aanleiding in dit geval lag in een zaak die betrekking had op de afhandeling van een nalatenschap vormt op zich zelf beschouwd onvoldoende grond om aan te nemen dat de notaris de reden van zijn schorsing in dit geval uit eigen beweging aan de erfgenamen had moeten mededelen. De klacht wordt daarom op dit punt ongegrond verklaard.

Klachtonderdeel 9)

Klagers verwijten de notaris dat - naar blijkt uit de urendeclaratie van 22 juni 2015 - in de periode van september 2014 tot mei 2015 geen werkzaamheden in de nalatenschap zijn verricht.

De notaris stelt dat dit verwijt feitelijk en aantoonbaar onjuist is. Hoewel over de genoemde periode inderdaad geen uren gedeclareerd zijn, wil dit volgens de notaris niet zeggen dat in de desbetreffende periode geen werkzaamheden zijn verricht. De notaris wijst in dit verband op zijn brief van 5 maart 2014.

Vaststaat dat het door de notaris gegeven voorbeeld van de brief van 5 maart 2014 buiten de hier door klagers aan de orde gestelde periode van september 2014 tot mei 2015 valt.

Daarbij komt dat de notaris zijn stelling dat in de bedoelde periode wel degelijk werkzaamheden heeft verricht, op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd.

Het gebrek aan gedeclareerde uren over bedoelde periode heeft daarom in dit verband te gelden als een indicatie voor een weinig voortvarende aanpak van de zaak, hetgeen in samenhang met de bij de klachtonderdelen 1), 3) 4) en 6) over dezelfde periode geconstateerde tekortkomingen de conclusie rechtvaardigt dat de klacht op dit onderdeel gegrond is.

Klachtonderdeel 10)

Klagers stellen zich op het standpunt dat de notaris als executeur zijn werkzaamheden heeft overgedragen aan de kandidaat-notaris zonder daarover te overleggen met de erfgenamen.

De notaris stelt zich op het standpunt dat de overdracht van de executeurswerkzaamheden aan de kandidaat-notaris telefonisch is besproken met twee van de klagers. Volgens de notaris is door hen destijds niet kenbaar gemaakt dat zij daarmee problemen hadden.

Ook naar aanleiding van de door de kandidaat-notaris verzonden brieven hebben de erfgenamen destijds geen bezwaar gemaakt.

De (mogelijke) omstandigheid dat klagers destijds geen bezwaar hebben gemaakt tegen voortzetting van de werkzaamheden door de kandidaat notaris, neemt niet weg dat als onweersproken is komen vast te staan dat over de overname van de werkzaamheden door de kandidaat-notaris destijds niet met de erfgenamen is overlegd. Gelet op de bij de klachtonderdelen 1), 3), 4), 6), en 9) vastgestelde tekortkomingen is het hier vastgestelde gebrek aan communicatie onzorgvuldig en tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit klachtonderdeel wordt daarom gegrond verklaard.

Klachtonderdeel 11)

Klagers stellen zich op het standpunt dat het de notaris niet vrij staat de nalatenschap een salaris in rekening te brengen voor zijn werkzaamheden aangezien de notaris aantoonbaar wanprestatie zou hebben gepleegd dan wel aantoonbaar niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend executeur verwacht mag worden.

Daarnaast stellen klagers dat het de notaris niet vrijstaat de erfgenamen salaris in rekening te brengen voor de door de kandidaat-notaris verrichte werkzaamheden, aangezien deze zonder overleg met de erfgenamen zijn verricht.

De notaris betwist dat hier sprake zou zijn geweest van wanprestatie. De notaris stelt bovendien dat de tijdsbesteding in deze zaak, gezien de tijdsbesteding in vergelijkbare zaken, niet buiten verhouding is.

De beoordeling van de vraag of hier sprake is van een tekortkoming in de nakoming op grond waarvan een gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd zou zijn, valt buiten het bestek van deze tuchtrechtelijke klachtprocedure. Klagers dienen in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Voor zover klagers zich op het standpunt stellen dat het de notaris - tuchtrechtelijk gezien - niet zou vrijstaan de door hem en/of zijn kandidaat-notaris verrichte werkzaamheden bij de erfgenamen in rekening te brengen, geldt dat de enkele gegrondverklaring van de hierboven genoemde klachtonderdelen onvoldoende grond vormt om het in rekening brengen van de verrichte werkzaamheden en/of het daarbij gehanteerde tarief door de (kandidaat-)notaris klachtwaardig te achten.

Onenigheid over of onbekendheid met het gehanteerde tarief en/of de tijdsbesteding is niet, althans niet tijdig gesteld en niet gebleken. De klacht wordt in zoverre ongegrond geoordeeld.

Klachtonderdeel 12)

Klagers stellen dat de notaris hen onnodig op kosten heeft gejaagd.

De notaris heeft deze stelling gemotiveerd betwist.

De klacht - bij gebrek aan feitelijke grondslag - wordt op dit punt ongegrond verklaard.

Klachtonderdeel 13)

Klagers verwijten de notaris dat er tot het moment van overdracht aan de nieuwe executeur geen uitkeringen zijn gedaan aan de erfgenamen van de derdenrekening, terwijl er onder voorbehoud van de inkomstenbelasting 2014 geen schulden meer te verrekenen zijn.

De notaris verweert zich tegen de klacht op dit punt met de stelling dat een uitkering als hierboven bedoeld slechts wordt gedaan indien de erfgenamen daarom verzoeken en geen van hen daartegen bezwaar maakt. In deze zaak is een dergelijk verzoek niet ingediend.

Voor opgesteld moet worden dat het op de weg van de notaris ligt de erfgenamen - in voorkomend geval - mede te delen dat desgewenst een voorschot uit de nalatenschap beschikbaar is. Uit de door de notaris aangevoerde feiten en omstandigheden blijkt niet waarom een dergelijke mededeling in dit geval niet is gedaan. Het achterwege laten van deze mededeling, in samenhang met het hierboven op een aantal punten reeds vastgestelde gebrek aan voortvarendheid, is naar het oordeel van de kamer tuchtrechtelijk verwijtbaar. De klacht wordt daarom op dit onderdeel gegrond verklaard.

Maatregel

Vanwege de aard en de ernst van de in de klachtonderdelen 1), 3), 4), 6), 7) , 9) 10) en 13)  vastgestelde nalatigheden, te weten:

- het gedurende een langere periode niet reageren op brieven en telefoontjes van de erfgenamen;

- het niet (voldoende) informeren van de erfgenamen over de aanpak van de verkoop van de woning                        van erflater;

- gedurende langere tijd geen werkzaamheden verrichten om een vordering van de boedel

(ad € 50.000,00) te incasseren;

- het te laat indienen van de aangifte erfbelasting,

- traagheid bij het opmaken van de akte van verwerping,

- het niet verrichten van werkzaamheden in de zaak in de periode van september 2014 tot en met

mei 2015,

- het zonder overleg overdragen van de executeurswerkzaamheden aan de kandidaat-notaris,

- het niet informeren over de mogelijkheid van een voorschot-uitkering wordt aan de notaris de maatregel van berisping met een boete van € 5.000,00 opgelegd .

De diverse tuchtrechtelijke verwijten en daarop gestelde sancties komen voort uit/ zien toe op de onder klachtonderdeel 1 besproken periode waarin de notaris (en diens kantoor) op een aantal vlakken onvoldoende gefunctioneerd heeft. De Kamer acht het, mede gelet op de veranderingen die de notaris binnen zijn kantoor heeft doorgevoerd, buiten proportie om de notaris op grond van deze klacht, die eveneens verband houdt met bedoelde periode, uit het ambt te ontzetten en ook om hem daarvoor opnieuw te schorsen. De notaris is door de reeds aan hem opgelegde maatregelen, waar de hier op te leggen maatregelen bijkomen, naar het oordeel van de Kamer voldoende gecorrigeerd voor de bedoelde periode van onvoldoende functioneren. Thans moet hem de gelegenheid worden geboden het kantoor op een adequate wijze te drijven, hetgeen (mede) moet worden gewaarborgd door de binnen het kantoor doorgevoerde wijzigingen.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat:

- verklaart de klacht op de klachtonderdelen 1), 3) 4), 6), 7), 9), 10) en 13) gegrond en legt terzake aan de notaris de maatregel van berisping op, alsmede een boete van € 5.000,00;

- verklaart de klacht op de onderdelen 2), 5), 8), 11) en 12) (deels) ongegrond;

- verklaart klagers voor het overige niet-ontvankelijk in hun klacht.

Deze beslissing is gegeven door mr. D. Vergunst, voorzitter van de kamer en

mrs. J.G.T.M. Castrop, D.E.M.J. Eggels, M.J.C. van Leeuwen en A. Roesink – Kragt

in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, uitgesproken in het openbaar en getekend op 17 juni 2016.

de secretaris                                                               de  voorzitter